ECLI:NL:RBLIM:2017:6563

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
5806198 CV EXPL 17-2447
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van werkzaamheden en bewijslastverdeling in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 5 juli 2017, staat de vraag centraal of de werkzaamheden van het aanbrengen van kitranden door de eiser correct zijn uitgevoerd. De eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], heeft de opdracht gekregen om kitranden aan te brengen in de woning van de gedaagde. Na de uitvoering van de werkzaamheden heeft de eiser een factuur van € 630,77 gestuurd, die door de gedaagde niet is betaald. De gedaagde betwist de kwaliteit van het geleverde werk en voert aan dat de kitranden niet goed zijn aangebracht en dat er een verkeerde kleur is gebruikt. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de bewijslast heeft om aan te tonen dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd, maar dat hij hierin niet is geslaagd. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser voor het grootste deel toe, met uitzondering van een bedrag dat verband houdt met de onjuiste kleur in de badkamer. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 570,77, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten van de eiser, die in totaal op € 423,93 worden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5806198 CV EXPL 17-2447
Vonnis van de kantonrechter van 5 juli 2017
in de zaak van
[eiser],
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde D.S. Goedhart (IP Nederland),
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de brief van [gedaagde] van 21 maart 2017 met bijlages
  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft van [gedaagde] de opdracht gekregen kitranden aan te brengen in zijn huis. Op 22 juli 2016 heeft een door [eiser] ingeschakelde derde een deel van de kitranden aangebracht.
2.2.
[eiser] heeft op 9 december 2016 € 630,77 gefactureerd aan [gedaagde] voor 121 meter kitrand. [gedaagde] heeft deze factuur ondanks sommaties onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 737,77 (hoofdsom € 630,77, incassokosten € 94,62 en rente tot dagvaarding € 12,38), vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom, en de proceskosten. Volgens [eiser] is conform de afspraak matte kit gebruikt en zijn de kitranden netjes aangebracht, voor zoveel dit vanwege de grove structuur van de ondergrond mogelijk was. De kleur week een of twee tinten af, maar alleen in de badkamer, wat 10 tot 15 meter aan kit betrof voor € 3,- à 4 per meter,-. Volgens [eiser] moet [gedaagde] de factuur en bijkomende kosten derhalve betalen.
3.2.
[gedaagde] voert het volgende verweer. Er is glanzende in plaats van matte kit gebruikt, de kit is slordig aangebracht en er is een verkeerde kleur gebruikt. Na [eiser] meermaals in de gelegenheid te hebben gesteld een en ander te herstellen, wat hij niet heeft gedaan, heeft [gedaagde] de kit laten vervangen door een derde. Bovendien heeft [eiser] toegezegd dat de werkzaamheden twee dagen in beslag zouden nemen en dat hiervoor maximaal € 750,- in rekening zou worden gebracht. Het kan dus niet zo zijn dan voor slechts één dag, waarin maar de helft van het werk is gedaan, € 630,77 moet worden betaald.
3.3.
[eiser] heeft hiertegen nog naar voren gebracht dat de tweede dag nog 2 tot 3 uur gewerkt had moeten worden en geen volle dag meer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat de gefactureerde 121 meter kitrand inderdaad is aangebracht. Dit betekent dat hij de factuur in beginsel moet betalen.
4.2.
Hij heeft echter aangevoerd dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. Op grond van artikel 150 Rv rust de bewijslast van deze stelling op hem. Op de door hem overgelegde foto’s is te zien dat de kitranden in de badkamer er niet strak uitzien en dat licht in de kitranden wordt gereflecteerd, wat erop lijkt te duiden dat inderdaad glanzende in plaats van matte kit is gebruikt. Wat hiervan ook zij, [eiser] heeft al erkend dat de in de badkamer gebruikte kleuren niet conform de afspraken was. Dit maakt dat de kantonrechter het factuurbedrag dat ziet op de badkamer zal afwijzen, waarbij zij zal uitgaan van 15 meter à € 4,- = € 60,-. [eiser] heeft door de verkeerde kleur te gebruiken immers in strijd met artikel 7:402 lid 1 BW geen gevolg gegeven aan de door [gedaagde] gegeven aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht.
4.3.
Uit het door [gedaagde] ingebrachte bewijs valt echter niets af te leiden ten aanzien van de kwaliteit van de overige 106 meter kitrand. Hiervan heeft de kantonrechter voor zover zij kan zien geen foto’s ontvangen. Verder heeft [gedaagde] ook geen verklaring overgelegd van de derde die de kitranden zou hebben vervangen, of bijvoorbeeld een factuur van die derde. Dit had hij gelet op de stellingen van [eiser] wel moeten doen. Verder heeft hij ook geen bewijsaanbod gedaan. Dit betekent dat de kantonrechter de hoofdsom voor het overige zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente omdat [gedaagde] in verzuim verkeerd.
4.4.
De gevorderde incassokosten zal de kantonrechter afwijzen. [gedaagde] heeft betwist dat hij de voor verschuldigdheid hiervan vereiste zogenoemde veertiendagenbrief heeft ontvangen en [eiser] heeft niet aangetoond, en ook niet te bewijzen aangeboden, dat die brief wel door [gedaagde] is ontvangen.
4.5.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] , die worden begroot op:
dagvaarding: € 100,93
griffierecht: € 223,00
salaris gemachtigde:
€ 100,00(1 punt x tarief € 100,-)
totaal € 423,93

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 570,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2016 tot aan de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiser] , tot vandaag begroot op € 423,93,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD