In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de eiser, vertegenwoordigd door mr. W.I. de Vries, een kort geding aangespannen tegen KPN Consulting B.V. en KPN B.V. over de voortzetting van een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. De eiser stelt dat hij de huurovereenkomst met KPN Consulting heeft en dat deze niet rechtsgeldig is opgezegd door KPN. De gedaagde partijen, KPN Consulting en KPN, betwisten dit en stellen dat KPN de nieuwe huurder is geworden na een afsplitsing van KPN Consulting. De kantonrechter heeft de feiten en de procedure besproken, waarbij onder andere de allonge van de huurovereenkomst en de omstandigheden rondom de beëindiging van de huurovereenkomst aan bod kwamen.
De rechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst oorspronkelijk in 2001 is aangegaan en dat KPN Consulting sinds 2011 huurder is. In een allonge van 2011 is de huurovereenkomst verlengd tot 17 september 2017. De eiser heeft echter in september 2017 een brief gestuurd waarin hij stelt dat hij zich “tot niets verbonden” heeft en dat hij onder druk heeft getekend. KPN heeft de huurovereenkomst opgezegd, maar de eiser betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er te veel onzekerheid bestaat over de vraag wie de huurder is en of de opzegging rechtsgeldig was. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van KPN en KPN Consulting. De rechter heeft benadrukt dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de druk waaronder hij heeft getekend, en dat de allonge van de huurovereenkomst geldig is, aangezien hij deze heeft ondertekend.