ECLI:NL:RBLIM:2017:6478

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
C/03/235908 / KG ZA 17-271
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot contact en uitlatingen tegen gemeente en medewerkers in kort geding

In deze zaak vorderde de gemeente Heerlen in kort geding een verbod tegen [gedaagde] om contact op te nemen met de gemeente en haar medewerkers, alsook om beledigende en bedreigende uitlatingen te doen. De gemeente stelde dat [gedaagde] zich al jarenlang schuldig maakte aan onrechtmatig gedrag, waaronder het beledigen en bedreigen van ambtenaren en het doen van ongefundeerde beschuldigingen van corruptie. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gedrag van [gedaagde] onrechtmatig was en dat de gemeente een spoedeisend belang had bij de gevorderde maatregelen. De rechter legde een contact- en toegangsverbod op voor de duur van tien jaar, met uitzondering van wettelijk verplichte contacten. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van de verboden. De gemeente werd in het gelijk gesteld en [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/235908 / KG ZA 17-271
Vonnis in kort geding van 3 juli 2017
in de zaak van
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE HEERLEN,
met zetel te Heerlen,
2.
[eiser sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonend te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.B.A.E. Brouwers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Eisers zullen hierna gezamenlijk de gemeente c.s. worden genoemd en afzonderlijk de gemeente, [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] . Gedaagde wordt aangeduid als [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 mei 2017,
  • de brief van [gedaagde] van 13 juni 2017, ontvangen op 15 juni 2017,
  • de brief van gemeente c.s. van 16 juni 2017,
  • de mondelinge behandeling van 19 juni 2016,
  • de pleitnota van de gemeente c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 2] en [eiseres sub 3] zijn echtgenoten. Zij zijn werkzaam (geweest) bij de gemeente.
2.2.
[gedaagde] heeft zich in het verleden bezig gehouden met onder meer het organiseren van culturele activiteiten. In de jaren 90 van de vorige eeuw heeft hij voor een of meer van die activiteiten subsidie gevraagd van de gemeente. Op of omstreeks 29 juni 1999 is [gedaagde] op het stadskantoor van de gemeente geweest in verband met zijn subsidieaanvraag of
-aanvragen. De gemeente heeft een of meer subsidieaanvragen van [gedaagde] afgewezen. [gedaagde] heeft daarna de gemeente en diverse bestuurders en ambtenaren, waaronder [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] , onder meer verweten dat zij zijn ideeën stelen en corrupt zijn.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 2 mei 2001 heeft de president van de rechtbank Maastricht [gedaagde] voor bepaalde tijd verboden, kort gezegd, om het stadhuis en het stadskantoor te betreden en rechtstreeks contact op te nemen met bestuurders, ambtenaren en medewerkers van de gemeente en hun huisgenoten, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Bij arrest van 6 juni 2002 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis bekrachtigd, voor zover hier van belang.
2.4.
Bij brief van 1 juli 2003 heeft de gemeente aan [gedaagde] een algemeen toegangsverbod met betrekking tot gebouwen (in beheer) van de gemeente opgelegd.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 12 mei 2009 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht [gedaagde] voor bepaalde tijd verboden, kort gezegd, het stadhuis en het stadskantoor te betreden, rechtstreeks contact op te nemen met bestuurders, ambtenaren en medewerkers van de gemeente en uitlatingen te doen over [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] , op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.6.
[gedaagde] heeft nadien nog regelmatig contact opgenomen met bestuurders, ambtenaren en (voormalig) medewerkers van de gemeente en zich in het openbaar negatief over hen uitgelaten.

3.Het geschil

3.1.
De gemeente Heerlen c.s. vorderen, samengevat, dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal verbieden:
het stadhuis en stadskantoor van Heerlen te betreden, behoudens uitnodiging of wettelijke verplichting,
anders dan op uitnodiging van de gemeente rechtstreeks contact te hebben met bestuurders, ambtenaren en (voormalige) medewerkers van de gemeente Heerlen, of hen aan te spreken of uit te schelden,
uitlatingen te doen waarin bestuurders, ambtenaren en (voormalige) medewerkers van de gemeente Heerlen in hun goede naam worden geschaad, beledigd of bedreigd,
[eiser sub 2] en [eiseres sub 3] te benaderen, aan te spreken, te volgen, te beledigen, te bedreigen en schriftelijk contact met hen op te nemen,
te spugen naar of in de nabijheid van bestuurders, ambtenaren en (voormalige) medewerkers van de gemeente Heerlen en [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] ,
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang van de gemeente c.s. bij de vorderingen ligt besloten in de aard van de vorderingen. De vorderingen beogen immers een onmiddellijk einde te maken aan het gedrag van [gedaagde] dat volgens de gemeente c.s. onrechtmatig is.
De gedragingen
4.2.
De gemeente c.s. heeft in de stukken een beschrijving gegeven van het gedrag van [gedaagde] . Een overzicht daarvan is bij de dagvaarding gevoegd als productie 29. Het is niet in discussie dat de gemeente c.s. het gedrag van [gedaagde] op zichzelf juist hebben beschreven, daargelaten dat [gedaagde] stelt dat hij [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] niet bespuugt, maar bij wijze van minachting vóór hen op de grond spuugt.
4.3.
Het gedrag van [gedaagde] laat zich als volgt samenvatten.
  • [gedaagde] neemt regelmatig (telefonisch, schriftelijk, per e-mail) contact op met de gemeente en haar bestuurders/ambtenaren/medewerkers en doet in het contact beledigende en als bedreigend ervaren uitlatingen.
  • [gedaagde] beschuldigt sinds 1999 bij diverse gelegenheden in het openbaar de gemeente en haar bestuurders/ambtenaren/medewerkers van corruptie, integriteitsschendingen, leugens, bedreigingen en andere misstanden. Daarbij gebruikt [gedaagde] beledigende woorden, waaronder vergelijkingen met nazi-criminelen.
  • Wanneer [gedaagde] [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] op straat tegenkomt, barst hij uit in schelden en beledigingen en spuugt hij op de grond. Hij loopt hen daarbij achterna.
4.4.
Aan het gedrag ligt ten grondslag dat [gedaagde] ervan overtuigd is dat de gemeente c.s. corrupt zijn en hun relaties ten koste van hem hebben bevoordeeld, dat zij zijn ideeën hebben gestolen, dat hij op 29 juni 1999 in het stadskantoor en bij latere gelegenheden is bedreigd, dat zijn grieven niet serieus worden genomen en dat de gemeente c.s. hem willen ‘aanpakken’. [gedaagde] ziet zichzelf als een getraumatiseerde maar mondige burger die alle toegestane wegen bewandelt om onrecht aan de kaak te stellen.
Vrijheid van meningsuiting
4.5.
In deze zaak staat het gedrag van [gedaagde] tegenover centraal. Een deel van dat gedrag betreft in het openbaar gedane uitlatingen. Een ander deel betreft communicatie met de gemeente. Daarnaast gaat het om het lastigvallen van met name [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] .
4.6.
Voor zover het de in het openbaar gedane uitlatingen betreft, gaat het om een botsing van fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van de gemeente c.s. het recht op eerbiediging van hun eer en goede naam en hun persoonlijke levenssfeer. Het antwoord op de vraag welk van deze rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Bij deze afweging komt niet in beginsel voorrang toe aan een van de rechten. Indien een van de rechten, gelet op alle relevante omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, is daarmee gegeven dat de inbreuk op het andere recht noodzakelijk is.
4.7.
Voor de afweging die in het onderhavige geval moet worden gemaakt, acht de voorzieningenrechter de volgende omstandigheden van doorslaggevende betekenis.
4.8.
Het recht op vrije meningsuiting biedt ook bescherming aan denkbeelden die als kwetsend, schokkend of verontrustend kunnen worden ervaren. Een belangrijk element is of de meningsuitingen kunnen bijdragen aan een publiek debat van algemeen belang. Functionarissen die een publieke of semipublieke functie vervullen, zoals politici, zullen in de regel meer kritiek moeten kunnen verdragen dan gewone burgers. Ook speelt een rol of de meningsuiting wordt gepresenteerd als feit of mening. Indien sprake is van ernstige beschuldigingen, zoals corruptie, behoren die beschuldigingen echter gebaseerd te zijn op accurate en betrouwbare feitelijke informatie. Gaat het om beledigingen, dan zal niet snel kunnen worden aangenomen dat deze bijdragen aan een publieke debat van algemeen belang.
4.9.
De meningsuitingen van [gedaagde] betreffen gebeurtenissen die volgens hem twintig jaar geleden zijn voorgevallen. In de periode daarna heeft [gedaagde] zich regelmatig, ook in het openbaar, daarover uitgelaten in de vorm van ernstige beschuldigingen en beledigingen. De beschuldigingen presenteert hij als feiten. In al die jaren is echter niet gebleken van enig bewijsmateriaal waarin steun kan worden gevonden voor de juistheid van de beschuldigingen. Onder deze omstandigheden verdienen de uitlatingen van [gedaagde] geen bescherming op grond van de vrijheid van meningsuiting. Dat geldt zeker ten aanzien van (voormalige) medewerkers en ambtenaren die niet zijn aan te merken als functionarissen die een publieke of semipublieke functie vervullen. Maar ook de gemeente en haar publieke vertegenwoordigers behoeven de onbewezen, ernstige beschuldigingen en beledigingen niet (meer) te aanvaarden.
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat vordering 3 toewijsbaar is, met dien verstande dat de voorzieningenrechter begrijpt dat het gaat om uitlatingen in het openbaar. Beschuldigingen en beledigingen in het onderlinge contact tussen de gemeente c.s. en [gedaagde] vallen onder het hierna te bespreken contactverbod.
[eiser sub 2] en [eiseres sub 3]
4.11.
Ten aanzien van [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] geldt verder het volgende. Het voortdurend lastigvallen en beledigen van [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] behoort niet tot enig recht of enige vrijheid waarop [gedaagde] zich kan beroepen. De wijze waarop [gedaagde] zich tegenover hen gedraagt, is zonder meer onrechtmatig. Het gedrag legt bovendien al twintig jaar een schaduw over hun leven. Zij hebben zowel in hun werk als in hun privéleven er rekening mee te houden dat elke toevallige ontmoeting met [gedaagde] ertoe leidt dat zij in het openbaar te schande worden gemaakt, al dan niet in het bijzijn familie, vrienden of bekenden, en dat alles voor [gedaagde] aanleiding kan zijn om hen in de media aan de schandpaal te nagelen.
Hun dringende wens dat daaraan na twintig jaar definitief een einde komt, is alleszins begrijpelijk en gerechtvaardigd.
4.12.
De hardnekkigheid waarmee [gedaagde] [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] in al die jaren letterlijk en figuurlijk heeft ‘achtervolgd’, ondanks de eerdere verboden voor bepaalde tijd, de recente gebeurtenissen in Aken en het gegeven dat [gedaagde] ter zitting niet heeft willen verklaren dat hij zijn gedrag uit zichzelf zal beëindigen, rechtvaardigen dat nu een verbod voor onbepaalde tijd wordt opgelegd. Alleen een verbod voor onbepaalde tijd kan [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] een voldoende mate van zekerheid geven dat [gedaagde] zijn onrechtmatige gedrag definitief beëindigt, althans dat zij de middelen hebben om dat te bewerkstelligen, en dat dit gedrag niet na ommekomst van een bepaalde tijd herleeft.
De gemeente
4.13.
De wijze waarop [gedaagde] met de gemeente, haar bestuurders en (voormalige) medewerkers en ambtenaren communiceert heeft niets te maken met vrijheid van meningsuiting of andere grondrechten. De communicatie is beledigend en onnodig hinderlijk. [gedaagde] neemt in zijn communicatie niet het fatsoen in acht dat in het maatschappelijk verkeer van hem mag worden verwacht. Ook hier geldt dat het niet gaat om incidentele contacten, in een bepaalde periode, maar om een al twintig jaar voortdurend gedrag waaraan geen einde komt, ondanks eerdere verboden van beperkte duur. Dat rechtvaardigt dat nu een contact- en toegangsverbod voor lange duur wordt opgelegd, in dit geval voor tien jaar.
4.14.
De verboden behoren [gedaagde] niet te beperken in de mogelijkheid om contact met de gemeente te hebben waar dat wettelijk is voorgeschreven, zoals voor het aanvragen van een paspoort en een vergunning. Het gevorderde toegangsverbod voorziet daarin, het gevorderde contactverbod niet voldoende. [gedaagde] moet, indien de wet dat voorschrijft, rechtstreeks contact met de gemeente kunnen opnemen, ook zonder uitnodiging van de gemeente. De voorzieningenrechter zal daarom een uitzondering op het contactverbod maken in gelijke zin als de uitzondering op het toegangsverbod.
Dwangsom
4.15.
De dwangsom dient voldoende fors te zijn om [gedaagde] van overtreding van de verboden te weerhouden. De gevorderde dwangsom voorziet daarin. De voorzieningenrechter zal bepalen dat boven een bedrag van € 50.000,00 geen dwangsom meer wordt verbeurd. Dat maximum betekent niet dat [gedaagde] bij verbeurte van het maximum zonder vrees voor het verder verbeuren van dwangsommen zijn oude gedrag kan hervatten. De gemeente c.s. kunnen in dat geval een nadere voorziening vragen.
Proceskosten
4.16.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 97,31
- griffierecht 618,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.531,31

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis,
voor de duur van tien jaar het stadhuis, het stadskantoor, het gebouw aan het Maanplein 88 (6412 AZ) en het gebouw aan de Putgraaf 188-200 (6411 GT) te Heerlen te betreden of zich binnen een straal van 200 meter rond die gebouwen te bevinden, behalve indien de gemeente hem daartoe uitnodigt of indien hij aantoonbaar moet voldoen aan enige wettelijke verplichting,
voor de duur van tien jaar op enigerlei wijze (telefonisch, persoonlijk, schriftelijk, per e-mail of anderszins) contact op te nemen of te hebben met de gemeente, haar bestuurders of (voormalige) medewerkers en ambtenaren, behalve indien de gemeente hem daartoe uitnodigt of indien hij aantoonbaar moet voldoen aan enige wettelijke verplichting,
voor de duur van tien jaar op enigerlei wijze (telefonisch, persoonlijk, schriftelijk, per e-mail of anderszins) bestuurders of (voormalige) ambtenaren en medewerkers van de gemeente aan te spreken, hen uit te schelden of naar hen of in hun nabijheid te spugen,
voor de duur van tien jaar op enigerlei wijze in het openbaar uitlatingen te doen waardoor bestuurders en (voormalige) ambtenaren en medewerkers van de gemeente in hun goede naam worden geschaad of beledigd of bedreigd,
[eiser sub 2] en [eiseres sub 3] te benaderen, aan te spreken, te volgen, te beledigen, te bedreigen, naar hen of in hun nabijheid te spugen, op enigerlei wijze contact met hen op te nemen of in het openbaar uitlatingen te doen waardoor zij in hun goede naam worden geschaad, beledigd of bedreigd,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan de gemeente een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij de in 5.1, aanhef en onder a tot en met d, uitgesproken verboden overtreedt, met een maximum van € 50.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij het in 5.1, aanhef en onder e, uitgesproken verbod overtreedt, met een maximum van € 50.000,00,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente c.s. tot op heden begroot op € 1.531,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van het vonnis, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: WL