Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
“alles wat op de tenlastelegging staat klopt, behalve het binnendringen met de penis in de vagina”.
- zijn schaamstreek laten scheren door voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en
- zijn penis laten vastpakken en betasten en zich laten aftrekken door voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en
- de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gelikt en zijn tong tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebracht en
- met zijn handen de vagina van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betast en gestreeld en
- voornoemde [slachtoffer 2] kaasstengeltjes van zijn, verdachtes, penis laten eten en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebracht en
- zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebracht en
- zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebracht en
- getracht zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
- verplichte klinische en/of ambulante behandeling;
- een alcoholverbod gedurende de gehele proeftijd (en regelmatige controle op de naleving van dit verbod);
- verplichte deelname aan een COSA-traject;
- verplicht toezicht van de reclassering, waarbij verdachte gehouden is de door de reclassering in dit kader gestelde voorwaarden na te leven.
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar, doch stelt vast dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor deze feiten tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag ad € 53,76 aan materiële schadevergoeding en een bedrag ad € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 17 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van € 2.053,76,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag ad € 81,94 aan materiële schadevergoeding en een bedrag ad € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 17 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 2.081,94,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 17 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.