In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft de kantonrechter op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENEXIS B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, ENEXIS B.V., is de beheerder van de openbare elektriciteits- en gasnetwerken in Limburg en vorderde betaling van € 7.320,08, bestaande uit € 7.211,81 aan hoofdsom en € 108,17 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij had schade veroorzaakt door met zijn auto tegen een verdeelkast te rijden, wat resulteerde in een schadebedrag van € 7.211,81.
Tijdens de procedure heeft de gedaagde partij verweer gevoerd, maar uiteindelijk heeft hij aangegeven geen behoefte te hebben aan een conclusie van dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de eisende partij is verminderd met de hoofdsom, en dat de resterende vordering enkel nog uit rente, buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten bestond. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde rente toewijsbaar is vanaf de datum van schade, 19 oktober 2015.
Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten heeft de kantonrechter geoordeeld dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat niet is aangetoond dat de gedaagde partij een aanmaning heeft ontvangen met een betalingstermijn van veertien dagen, zoals vereist door de wet. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.051,99, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.