Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift
- het verweerschrift van de Stichting
- het verweerschrift van [gedaagde sub 2]
- de mondelinge behandeling op 7 juni 2017
- de pleitnota van mr. Van Meurs en de schriftelijke aanvullingen daarop van de heer [verzoekster X]
- de pleitnota van mr. Van Driel
2.De feiten
- de wethouder Economische Zaken van de gemeente Roermond
- een bestuurder van de stichting Roermondse binnenstadondernemers;
- een bestuurder namens het Designer Outletcenter Roermond;
- een bestuurder namens de Retail sector
- een bestuurder namens Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Roermond, en
- een bestuurder namens de vastgoedsector.
“Je gaf aan dat indien het budget onvoldoende is, je terug moet naar wethouder [naam wethouder] . Je hebt daarvoor natuurlijk onderbouwing nodig. We spraken af, dat ik die in en na overleg met [B] zal aanleveren. Voorts heb ik aangeboden om mee te gaan naar [naam wethouder] en zo nodig toelichting te geven.”
€ 75.000,00 inclusief btw (berekening 1) gaf [verzoekster X] aan:
3.Het verzoek
4.De beoordeling
alle(onderstreping: rechtbank) contractspartijen zich daartoe mondeling dan wel schriftelijk hebben verbonden. Indien één contractspartij zich niet verbindt, ontstaat er voor de andere contractspartijen ook geen gebondenheid.
[verzoekster X]er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat die onderhandelingen uiteindelijk tot een overeenkomst van opdracht zouden leiden en dat het om die reden de Stichting niet meer vrijstond om de onderhandelingen met
[verzoekster X]af te breken zonder daarbij aan
[verzoekster X]haar schade te vergoeden (onderstrepingen: rechtbank).
5.De beslissing
€ 1.192,00 en aan de zijde van de Stichting eveneens begroot op € 1.192,00.