ECLI:NL:RBLIM:2017:5706

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
5618762 cv17-8
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bijdrage door vereniging van eigenaren en beoordeling van verweer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren van een gebouw en twee gedaagden, die als eigenaren van appartementsrechten lid zijn van deze vereniging. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. E. van Riet, vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van een achterstallige bijdrage van € 2.786,74, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagden voerden verweer tegen de hoogte van de bijdrage, maar de kantonrechter oordeelde dat zij geen inhoudelijk gemotiveerd verweer hadden gevoerd tegen de vordering. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagden, indien zij het niet eens waren met het besluit van de vereniging over de hoogte van de bijdrage, de juiste rechtsgang hadden moeten volgen zoals beschreven in het Burgerlijk Wetboek. Aangezien de gedaagden dit niet hadden gedaan, was de vordering van de eisende partij toewijsbaar. Daarnaast vorderde de eisende partij buitengerechtelijke incassokosten, die door de kantonrechter ook werden toegewezen, omdat deze kosten in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar waren. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.W. Rijksen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5618762 \ CV EXPL 17-8
Vonnis van de kantonrechter van 21 juni 2017
in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging VERENIGING VAN EIGENAARS VAN HET GEBOUW [adres VvE],
gevestigd te [plaats VvE] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E. van Riet,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,wonend [adres gedaagden] ,[woonplaats gedaagden] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres gedaagden] ,
[woonplaats gedaagden] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens akte vermeerdering van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij is eigenaar van het appartementsrecht aan de [adres gedaagden] te [woonplaats gedaagden] , kadastraal bekend gemeente Sittard [nummer] . Gedaagde partij is van rechtswege lid van eisende partij.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – en na vermeerdering van eis hoofdelijke veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 2.786,74, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van gedaagde partij komt er in de kern genomen op neer dat zij het niet eens is met de hoogte van de door de vereniging van eigenaren vastgestelde bijdrage en daarom eenzijdig de bijdrage heeft gesteld op € 100,00 per maand en het meerdere gedurende een geruime periode onbetaald heeft gelaten. De kantonrechter stelt vast dat gedaagde partij tegen de vordering op zich zoals die is samengesteld geen inhoudelijk gemotiveerd verweer voert. Indien gedaagde partij het niet eens is met een door de vereniging van eigenaren vastgesteld besluit dient zij overeenkomstig de regeling in Titel 9 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (Appartementsrechten) daartegen op te komen. Gesteld noch gebleken is dat tegen enig besluit van de vereniging van eigenaren is opgekomen door gedaagde partij. De vordering van eisende partij ligt daarom voor toewijzing gereed.
4.2.
Eisende partij vordert een bedrag van € 408,10 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat het bedrag aan gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, nu eisende partij aangeeft dat er werkzaamheden zijn verricht gericht op het buitengerechtelijk verkrijgen van haar vordering, in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar is, nu deze kosten conform het Besluit vergoeding van buitengerechtelijk incassokosten van 1 juli 2012 zijn berekend.
4.3.
De gevorderde rente over de rentepost zal worden afgewezen nu in deze rentepost ook rente van het lopende jaar is opgenomen.
4.4.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.5.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,89
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 923,89
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 2.786,74, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.248,48 vanaf 23 december 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 923,89, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 87,50 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: HMUI
coll: