ECLI:NL:RBLIM:2017:5694

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
5734669 cv17-1807
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van premie uit reis- en annuleringsverzekering na beëindiging wegens wanbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap UNIGARANT N.V., mede h.o.d.n. ANWB Verzekeren, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 132,83, bestaande uit een hoofdsom van € 84,43 en € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten. De achtergrond van de vordering ligt in een verzekeringsovereenkomst voor een doorlopende reis- en annuleringsverzekering die per 22 maart 2016 was verlengd. De eisende partij had de gedaagde partij op 6 februari 2016 een nieuw polisblad gestuurd, maar de kosten waren niet betaald. Gedaagde partij werd meerdere keren tot betaling gemaand, maar heeft geen actie ondernomen.

Gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de verzekering telefonisch was opgezegd in 2015. De kantonrechter oordeelde dat het aan gedaagde partij was om te bewijzen dat de overeenkomst daadwerkelijk was opgezegd, wat niet was gebeurd. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde partij niet had gereageerd op de nieuwe polis en de aanmaningen, en dat de omstandigheden die gedaagde aanvoerde, niet konden leiden tot ontheffing van zijn verplichtingen. De vordering van de eisende partij werd toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 277,33 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5734669 \ CV EXPL 17-1807
Vonnis van de kantonrechter van 21 juni 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap UNIGARANT N.V., mede h.o.d.n. ANWB Verzekeren,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde Gerechtsdeurwaarderskantoor De Klerk & Vis B.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een verzekeringsovereenkomst met betrekking tot de Unigarant – Doorlopende reis- en annuleringsverzekering bestaan.
2.2.
De verzekering is per 22 maart 2016 verlengd en eisende partij heeft op 6 februari 2016 een nieuw polisblad aan gedaagde partij verstuurd. Op pagina 3 zijn de kosten ad € 84,43 in rekening gebracht. Deze zijn niet betaald.
2.3.
Bij brieven van 5 april 2016 en vanaf 26 april 2016 is gedaagde partij tot betaling gemaand.
2.4.
De verzekeringsovereenkomst is wegens wantbetaling per 21 maart 2017 beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 132,83 (bestaande uit € 84,43 aan hoofdsom en € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer en stelt zich op het standpunt de overeenkomst in 2015 telefonisch te hebben opgezegd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter afwering van de vordering voert gedaagde partij aan de overeenkomst telefonisch te hebben opgezegd. Eisende partij betwist een opzegging te hebben ontvangen.
Nu gedaagde partij zich beroept op rechtsgevolgen is het aan gedaagde partij om te stellen en zonodig te bewijzen dat de overeenkomst is opgezegd.
4.2.
Gedaagde partij stelt dat de overeenkomst telefonisch is opgezegd en dat namens eisende partij is aangegeven dat voor afhandeling zou worden zorg gedragen. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde partij een bevestiging van de beëindiging heeft ontvangen. Het had dan ook op de weg van gedaagde partij gelegen om bij het uitblijven van die bevestiging bij eisende partij te informeren of de opzegging was ontvangen en verwerkt. Dit heeft gedaagde partij kennelijk nagelaten.
Het verweer van gedaagde partij is verder onvoldoende specifiek. Zo laat hij na aan te geven wanneer in 2015 het betreffende telefoongesprek is gevoerd en met wie.
4.3.
Vast staat dat gedaagde partij niet heeft gereageerd op de nieuwe polis die in februari 2016 is toegestuurd, terwijl ook niet is gereageerd op de aanmaningen. Indien dit wel was gebeurd dan was de overeenkomst welllicht niet verlengd en had deze procedure voorkomen kunnen worden. Gedaagde partij geeft aan dat dit niet is gebeurd omdat hij mantelzorger van zijn moeder was. Dit is echter een omstandigheid die voor rekening en risico van gedaagde partij komt en die er niet toe kan leiden dat gedaagde partij van zijn verplichtingen jegens eisende partij wordt ontheven.
4.4.
Nu niet in rechte vast staat dat de overeenkomst door gedaagde partij is beëindigd, is deze terecht verlengd. De daaraan verbonden kosten dienen door gedaagde partij voldaan te worden. De vordering wordt daarom toegewezen, evenals de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. Tegen deze nevenvorderingen is immers niet op aparte gronden verweer gevoerd, terwijl de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten overeenkomstig de daarvoor geldende tarieven is.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 100,33
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 277,33
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 132,83, vermeerderd met de wettelijke rente over € 84,43 vanaf de vervaldag van de factuur tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 277,33,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: