ECLI:NL:RBLIM:2017:5523

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
5581892 \ CV EXPL 16-11971
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke borgstelling bij betalingsregeling en de rol van de echtgenote

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap MEPOL VENLO B.V. en een gedaagde partij, die tevens eigenaar en bestuurder is van [X] interieur en ontwerp B.V. Mepol vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 6.604,56, vermeerderd met rente en kosten, na een betalingsregeling die was overeengekomen met [X] interieur en ontwerp B.V. De gedaagde partij stelde dat hij niet persoonlijk borg had gestaan voor de betalingsregeling en dat zijn echtgenote de overeenkomst niet had meeondertekend, waardoor deze vernietigbaar zou zijn.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij zich wel degelijk persoonlijk borg had gesteld, op basis van e-mailcorrespondentie waarin de borgstelling expliciet werd besproken. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van een borgstelling ex artikel 7:850 BW, die tot stand was gekomen via aanbod en aanvaarding. De gedaagde partij kon zich niet beroepen op het ontbreken van de handtekening van zijn echtgenote, aangezien alleen zij de vernietigbaarheid van de overeenkomst kon inroepen. De kantonrechter wees het verweer van de gedaagde partij af en veroordeelde hem tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de betekenis van schriftelijke overeenkomsten en de rol van persoonlijke borgstellingen in het civiele recht, evenals de voorwaarden waaronder een echtgenoot kan worden betrokken in dergelijke overeenkomsten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Mepol het vonnis direct kan uitvoeren, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5581892 \ CV EXPL 16-11971
Vonnis van de kantonrechter van 14 juni 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEPOL VENLO B.V.,
gevestigd te Venlo,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.F.J.M. Mulders,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. P.W.A.M. van Roy.
Partijen worden verder aangeduid als Mepol en [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van 16 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] is eigenaar en bestuurder van [X] interieur en ontwerp B.V.
2.2.
Mepol heeft in opdracht en voor rekening van [X] interieur en ontwerp B.V. diensten verricht en daarvoor gefactureerd. De facturen zijn onbetaald gebleven.
2.3.
Op 1 april 2016 is tussen Mepol en [X] interieur en ontwerp B.V. een betalingsregeling tot stand gekomen, waarbij partijen onder meer zijn overeengekomen dat [X] interieur en ontwerp B.V. een bedrag van
€ 7.604,56 in maandelijkse termijnen van € 500,00 zal voldoen.
2.4.
Op 14 april 2016 en 23 mei 2016 zijn er betalingen van telkens € 500,00 aan Mepol verricht. [X] interieur en ontwerp B.V. is in gebreke gebleven met betaling van de overige termijnen.
2.5.
Op 20 september 2016 is [X] interieur en ontwerp B.V. door de rechtbank Limburg, locatie Roermond in staat van faillissement verklaard.

3.Het geschil

3.1.
Mepol vordert– samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 6.604,56 vermeerderd met rente en kosten als ook veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 705,20.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak spitst het debat tussen partijen zich toe op de vraag of [gedaagde partij] zich bij het aangaan van de betalingsregeling tussen Mepol en [X] interieur en ontwerp B.V. persoonlijk borg heeft gesteld voor de correcte nakoming van de betalingsregeling.
4.2.
Mepol beroept zich daarbij met name op het e-mailverkeer dat rondom de betalingsregeling is gevoerd, waarbij de persoonlijke borgstelling uitvoerig is besproken.
4.3.
[gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat hij ten onrechte door Mepol in rechte is betrokken. De betalingsregeling is met [X] interieur en ontwerp B.V. aangegaan en [gedaagde partij] kan dan ook niet op betaling worden aangesproken. Gelet op het inmiddels uitgesproken faillissement dient Mepol haar vordering ter verificatie in te dienen bij de curator.
4.4.
[gedaagde partij] betwist zich persoonlijk borg te hebben gesteld. Daarnaast is niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Subsidiair voert [gedaagde partij] aan dat hij onder misbruik van omstandigheden de voorwaarden is aangegaan.
4.5.
De kantonrechter – gezien de processtukken en gehoord partijen ter zitting van 16 mei 2017 – overweegt het navolgende.
4.6.
[gedaagde partij] heeft ter zitting met name gewezen op het e-mailbericht van 31 maart 2016 van de voormalig gemachtigde van [gedaagde partij] aan de gemachtigde van Mepol. Daarin wordt namens [X] interieur en ontwerp B.V. het volgende voorstel aan Mepol gedaan:
  • De schuld wordt erkend van € 5.226,71 plus de wettelijke rente en incassokosten;
  • Een betalingsregeling van € 500 per maand te starten per 15 april 2016;
  • Geen privé borgstelling.
4.7.
[gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat hij dus niet persoonlijk borg stond voor nakoming van de betalingsregeling.
4.8.
Op 1 april 2016 bericht de gemachtigde van Mepol om 13.32 uur aan [gedaagde partij] dat Mepol akkoord gaat met een regeling. Als laatste punt is in die regeling opgenomen dat [gedaagde partij] persoonlijk borg staat voor de nakoming van de betalingsregeling.
4.9.
Vervolgens geeft [gedaagde partij] - eveneens op 1 april 2016 – om 13.44 uur via de mail aan de gemachtigde van Mepol dat hij akkoord gaat met
onderstaande weergave.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de e-mailwisseling zoals die zich tussen (de gemachtigde van) Mepol en [gedaagde partij] heeft ontwikkeld niets anders worden afgeleid dan dat [gedaagde partij] ondubbelzinnig akkoord is gegaan met de regeling zoals die door Mepol is voorgesteld en dat hij zich zodoende persoonlijk borg heeft gesteld voor de nakoming van de betalingsregeling.
4.11.
Uit het vorenstaande volgt dat er naar het oordeel van de kantonrechter sprake is van een borgstelling ex artikel 7:850 BW die tot stand gekomen is via het principe van aanbod en aanvaarding. Een overeenkomst zoals de onderhavige is vormvrij en kan ook opgesloten in gedragingen. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft Mepol uit het handelen van [gedaagde partij] in alle redelijkheid mogen afleiden dat hij persoonlijk borg zou staan voor een correcte nakoming van de betalingsregeling.
4.12.
[gedaagde partij] heeft voorts nog aangevoerd dat de regeling geen gelding heeft aangezien zijn echtgenote de overeenkomst niet heeft mee ondertekend, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub c en lid 5 BW wel had gemoeten. [gedaagde partij] stelt zich daarbij op het standpunt dat het in casu ging om een particuliere borg. De kantonrechter overweegt op dit punt het navolgende.
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat de vraag of er sprake was van een zakelijke dan wel particuliere borgstelling vooralsnog in het midden kan blijven. Het is immers enkel de echtgenote van [gedaagde partij] die de vernietigbaarheid van de overeenkomst kan inroepen. Zij zal daarvoor een afzonderlijke procedure moeten entameren, nu zij immers in deze zaak geen partij is.
4.14.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat aan het door [gedaagde partij] gevoerde primaire verweer moet worden voorbijgegaan. Daarbij merkt de kantonrechter op dat als onweersproken vast staat dat degene voor wie [gedaagde partij] borg stond niet meer in staat is om te betalen. Mepol heeft [gedaagde partij] dan ook op goede gronden in rechte betrokken.
4.15.
Ook het subsidiaire verweer – misbruik van omstandigheden – kan naar het oordeel van de kantonrechter niet slagen. Artikel 3:44 lid 4 BW bepaalt dat misbruik van omstandigheden aanwezig is indien iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van een rechtshandeling bevordert ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. [gedaagde partij] heeft naar het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de onderbouwing van deze bijzondere omstandigheden te weinig gesteld. Uit niets blijkt dat [gedaagde partij] bij het aangaan van de overeenkomst zich in een noodsituatie of dwangpositie bevond dan wel dat er sprake was van een abnormale geestelijke of psychische toestand. [gedaagde partij] heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat er sprake was van een van voornoemde situaties. Het enkele feit dat [X] interieur en ontwerp B.V. financieel in zwaar weer verkeerde leidt niet tot misbruik van omstandigheden. Ook het subsidiair gevoerde verweer faalt.
4.16.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.17.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Mepol worden begroot op:
  • dagvaarding € 79,81
  • griffierecht 471,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.050,81
4.18.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.19.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Mepol te betalen een bedrag van € 6.604,56 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 april 2016 tot aan de voldoening, een en ander uitsluitend voor zover [X] interieur en ontwerp B.V. deze vordering niet reeds aan Mepol heeft voldaan,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Mepol tegen behoorlijke kwijting te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 705,20,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.050,81,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door Mepol volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken.
typ: ph
coll: