ECLI:NL:RBLIM:2017:5522

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
5542707 \ CV EXPL 16-11241
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming huurovereenkomst met betwisting van de overeenkomst door gedaagde partij

In deze zaak vordert de eisende partij, een vennootschap onder firma, betaling van een bedrag van € 4.752,45 aan hoofdsom en € 600,24 aan buitengerechtelijke incassokosten van de gedaagde partij. De gedaagde partij, die de huurovereenkomst betwist, stelt dat de overeenkomst is gesloten met een derde, de heer [de heer X]. De procedure omvat een dagvaarding, conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de overeenkomst met de gedaagde partij is gesloten. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt de eisende partij in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 500,00. Daarnaast worden nakosten toegewezen conform de richtlijnen van het LOVCK. De wettelijke rente over de proces- en nakosten wordt eveneens toegewezen. Het vonnis is uitgesproken op 14 juni 2017 door mr. A.H.M.J.F. Piëtte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5542707 \ CV EXPL 16-11241
Vonnis van de kantonrechter van 14 juni 2017
in de zaak van:
de vennootschap onder firma
' [A] ',
gevestigd te [vestigingsplaats A] ,
eisende partij,
gemachtigde Armis Legibusque Incasso,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.M. McKernan.

1.De procedure

a
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 4.752,45 in hoofdsom alsmede een bedrag van € 600,24 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Gedaagde partij voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Eisende partij stelt als grondslag voor de gevorderde hoofdsom dat gedaagde partij een tapinstallatie bij haar heeft gehuurd en dat gedaagde partij is tekortgeschoten in de nakomingen van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst; gedaagde partij heeft noch de huur voldaan noch de tapinstallatie na ommekomst van de overeengekomen huurperiode terugbezorgd bij eisende partij. Eisende partij heeft aldus schade geleden.
3.2.
Gedaagde partij betwist dat zij de gestelde overeenkomst met eisende partij heeft gesloten. Gedaagde partij stelt dat eisende partij de overeenkomst heeft gesloten met de heer [de heer X] . Zij wijst ter onderbouwing op een schriftelijke huurovereenkomst, die volgens haar is ondertekend door de heer [de heer X] . Verder wijst gedaagde partij erop dat ook de algemene voorwaarden aan de heer [de heer X] zijn gericht, alsook de correspondentie (waaronder een aansprakelijkstelling) en de afhaalbon. Gedaagde partij legt al deze stukken over bij conclusie van antwoord.
3.3.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door gedaagde partij is het naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel aan eisende partij te bewijzen dat zij de overeenkomst met gedaagde partij heeft gesloten.
De kantonrechter stelt evenwel vast dat eisende partij in haar conclusie van repliek niet ingaat op de door gedaagde partij overgelegde stukken. Wel wijst eisende partij ter verdere onderbouwing van haar stelling op e-mailverkeer voorafgaand aan de totstandkoming van de huurovereenkomst en het feit dat gedaagde partij heeft gewoond althans een bedrijf heeft gehad op het in de huurovereenkomst opgegeven adres, waar ook ene heer [de heer Y] woonde en een bedrijf had. Eisende partij vermoedt dat laatstgenoemde de tapinstallatie heeft opgehaald.
De kantonrechter stelt vast dat uit het e-mailverkeer blijkt dat voorafgaand aan het ondertekenen van het huurcontract informatie over de huurvoorwaarden is opgevraagd en een reservering is gedaan vanaf het e-mailadres [email adres] , welk e-mailadres is gekoppeld aan de naam van gedaagde partij alsook aan de naam “ [de heer X] ” (zie pagina 3 van het e-mailverkeer dat is overgelegd als productie 1 bij de dagvaarding). Niettemin vormt dit e-mailverkeer in het licht van - met name - de door gedaagde partij overgelegde -door eisende partij onbesproken gelaten- schriftelijke huurovereenkomst naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwing voor het standpunt van eisende partij dat de overeenkomst is gesloten door gedaagde partij. Hetzelfde geldt voor de overige stellingen van gedaagde partij. Nadere bewijslevering is dan ook niet aan de orde.
Nu niet is komen vast te staan dat eisende partij de overeenkomst met gedaagde partij heeft gesloten moeten de vorderingen dan ook worden afgewezen.
3.4.
Eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op een bedrag van € 500,00 aan gemachtigdensalaris (2 maal tarief € 250,00).
3.5.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
3.6.
De wettelijke rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen als hierna vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.3.
veroordeelt eisende partij onder de voorwaarde dat zij niet binnen 2 weken na aanschrijving door gedaagde partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: