Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Beschikking van de kantonrechter van 14 juni 2017
1.De procedure
- het op 30 maart 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift,
- de mondelinge behandeling d.d. 24 mei 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
of
- het concurrentiebeding zoals opgenomen in bedrijfsregeling 16 lid 2 geheel te vernietigingen,
- BAG te veroordelen om binnen twee dagen na de dagtekening van de beschikking aan [verzoekende partij] te voldoen:
4.4. De beoordeling
a. de werkgever kan veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen indien de
opzegging in strijd is met artikel 669, lid 3, onderdeel a of b;
b. aan hem, bij een opzegging in strijd met artikel 669, lid 3, onderdeel a, ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen indien herstel in redelijkheid niet mogelijk is vanwege een omstandigheid waarbij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
(zie Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 31)volgt dat in een procedure als de onderhavige de kantonrechter bij zijn beoordeling dient te toetsen aan dezelfde (wettelijke) criteria als die voor het UWV gelden. Deze (wettelijke) criteria betreft de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102290, tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (hierna te noemen de Ontslagregeling).
noodzaakom de functie ‘Hoofd Uitvoering’ te laten vervallen. De reorganisatie had volgens [verzoekende partij] enkel het doel om hem (zo goedkoop mogelijk) te kunnen ontslaan. Ter onderbouwing van dit standpunt stelt [verzoekende partij] dat door BAG in het verleden meerdere malen gepoogd is het dienstverband te beëindigen met wederzijds goedvinden. Voorts stelt [verzoekende partij] dat zijn functie niet is komen te vervallen, maar is opgeknipt en dat zijn taken (tijdelijk) ondergebracht zijn bij Grondbank Nederland B.V. dan wel elders binnen het Strukton Civiel concern. Daarnaast stelt [verzoekende partij] dat voor de uitvoering van sommige deeltaken aan de ‘onderkant’ nieuw personeel is aangenomen.
1 oktober 2000 verrichte voor Maasgrond B.V. maar uitsluitend om strategische redenen bij Essent Milieu op de loonlijst stond. Nu Maasgrond B.V. respectievelijk BAG ten aanzien van de door [verzoekende partij] verrichte werkzaamheden naar het oordeel van de kantonrechter als opvolgend werkgevers moeten worden beschouwd zal de kantonrechter bij de berekening van de transitievergoeding uitgaan van 1 oktober 2000 als datum van indiensttreding.
€ 35.448,00 bruto bedraagt en dat dienaangaande reeds twee bedragen van € 24.679,00 en
€ 1.584,00 bruto zijn betaald. Een bedrag van € 9.185,00 bruto aan te weinig betaalde transitievergoeding, wordt daarom toegewezen.
5.5. De beslissing
(te weinig betaalde) transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele vergoeding, verminderd met hetgeen reeds aantoonbaar is voldaan;