ECLI:NL:RBLIM:2017:5520

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
5392871 \ CV EXPL 16-9348
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering ex artikel 843a Rv in een civiele procedure met beschuldigingen van fishing expedition

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, is op 14 juni 2017 een vonnis gewezen in een incident dat door de gedaagden was ingediend. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.H.O. Aben, had een vordering ingesteld die onder andere betrekking had op een koopovereenkomst van een Mercedes-Benz E240. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. R.A. Stoks, dienden een incidentele vordering in op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin zij vroegen om inzage in bepaalde documenten die zij als essentieel beschouwden voor hun verdediging. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden niet voldaan hadden aan de voorwaarden voor een vordering op grond van artikel 843a Rv, aangezien zij geen rechtmatig belang konden aantonen en de vordering alle kenmerken van een fishing expedition vertoonde. De rechter wees de incidentele vordering af en veroordeelde de gedaagden in de proceskosten. De hoofdzaak werd verwezen naar een rolzitting voor het plannen van een comparitie van partijen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5392871 \ CV EXPL 16-9348
Vonnis van de kantonrechter van 14 juni 2017
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres eiser] ,
[woonplaats eiser] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
verder te noemen [eiser] ,
gemachtigde mr. S.H.O. Aben,
tegen:

1.[gedaagse sub 1] ,wonend [adres gedaagde sub 1] ,[woonplaats gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres gedaagde sub 2] ,
[woonplaats gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
verder te noemen [gedaagden] ,
gemachtigde mr. R.A. Stoks.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 september 2016;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele vordering tot overlegging bescheiden ex artikel 843 Rv;
  • de antwoordakte in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
[eiser] vordert hetgeen in de dagvaarding is omschreven.
2.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] primair bedrog en dwaling ten grondslag, uit hoofde waarvan de koopovereenkomst ten aanzien van de auto, merk Mercedes-Benz, type E240 met het kenteken [kenteken auto] , buitengerechtelijk is vernietigd. Subsidiair legt [eiser] een toerekenbare tekortkoming aan zijn vordering ten grondslag uit hoofde waarvan de koopovereenkomst is ontbonden. Meer subsidiair vordert [eiser] nakoming en meer meer subsidiair maakt [eiser] aanspraak op vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW.

3.Het incident

3.1.
[gedaagden] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiser] primair op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv, subsidiair op grond van het bepaalde in artikel 22 Rv, te veroordelen om aan [gedaagse sub 1] inzake te verlenen, althans informatie te verschaffen met betrekking tot:
  • Alle correspondentie tussen [eiser] en [de heer X] aangaande de auto, daaronder begrepen correspondentie via e-mail, whatsapp, sms, enz.;
  • Het advies van [de heer X] aan [eiser] aangaande de auto, voor zover zulks niet reeds is vervat in voornoemde correspondentie,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [eiser] hiermee in gebreke blijft;
II. [eiser] te veroordelen in de kosten van het incident, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen zijn voldaan na dagtekening, althans na betekening van het te wijzen vonnis, over voornoemd bedrag van proceskosten de wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
Daaraan leggen [gedaagden] ten grondslag dat voornoemde bescheiden van essentieel belang zijn, nu deze stukken naar alle waarschijnlijkheid de door [gedaagden] ingenomen standpunten bevestigen en de standpunten van [eiser] juist niet ondersteunen. Aannemelijk is dat het contact tussen [eiser] en deskundige [de heer X] heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de dagvaarding en [eiser] onderhavige procedure dan ook gestart is met de wetenschap dat de meest gerede deskundige zijn stellingen niet bevestigt.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[gedaagden] vorderen op grond van artikel 843a Rv, subsidiair op grond van artikel 22 Rv een veroordeling van [eiser] tot het verschaffen van inzage in:
 alle correspondentie tussen [eiser] en [de heer X] aangaande de auto;
 het advies van [de heer X] aan [eiser] aangaande de auto.
4.2.
Om een vordering op grond van artikel 843a Rv te kunnen toewijzen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Een daarvan is dat de eiser een rechtmatig belang bij de vordering heeft. In dat verband dient eiser aan te geven in hoeverre de hem bekende bescheiden, waarover hij niet beschikt, hem baat kunnen brengen en tot bewijslevering strekken voor de vaststelling van zijn rechtspositie.
Aan dat vereiste hebben [gedaagden] niet voldaan. Zij weten niet wat de inhoud van die stukken is en of zij daarbij baat hebben. Zij weten zelfs niet of de door hen gevorderde bescheiden wel bestaan. Zo bezien heeft de vordering alle eigenschappen van een fishing expedition.
Daarbij komt ook nog dat de bewijslast in deze zaak – zoals het zich vooralsnog laat aanzien - niet op [gedaagden] ligt. Ook daarom is er van een evident belang (nog) geen sprake.
4.3.
Tenslotte is het in het vervolg van de bodemprocedure mogelijk [de heer X] als getuige te horen. In ieder geval is niet gesteld noch gebleken dat dat niet mogelijk zou zijn. Daardoor kunnen [gedaagden] ook op een andere manier aan de beoogde informatie komen. Daarbij moet overigens bedacht worden dat uit het dossier blijkt dat de auto nooit feitelijk in handen van [eiser] is geweest maar altijd in de handen van [gedaagden] is gebleven. [eiser] zal dan ook niet de mogelijkheid hebben gehad om [de heer X] zelf naar de auto te laten kijken.
4.4.
Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van een rechtmatig belang bij [gedaagden] om het primair gevorderde toe te wijzen.
4.5.
De subsidiaire vordering is gebaseerd op artikel 22 Rv. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid van de rechter waar hij al dan niet gebruik van kan maken. Een vorderingsrecht kan daar niet aan worden ontleend. De hiervoor gegeven afwegingen met betrekking tot de vordering ex artikel 843a Rv zijn voor de kantonrechter aanleiding op dit moment geen gebruik te maken van deze bevoegdheid.
4.6.
De incidentele vordering zal gelet op het voorgaande worden afgewezen. [gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op € 100,00.
4.7.
De zaak zal voor wat betreft de hoofdzaak worden verwezen naar de rolzitting van 28 juni 2017 voor opgave verhinderdata in verband met een nader te plannen comparitie van partijen. In afwachting daarvan zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
In het incident
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 100,00;
In de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 28 juni 2017 voor opgave verhinderdata partijen voor de periode 15 augustus 2017 – 15 november 2017;
5.4.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: