Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5539939 \ CV EXPL 16-11170
Vonnis van de kantonrechter van 14 juni 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FAMED B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eisende partij,
gemachtigde Bosveld Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.H.A. Augustin.
Partijen worden hierna Famed en [gedaagde partij] genoemd
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2.De feiten
2.1.
Op 22 oktober 2015 heeft de tandarts, verbonden aan zorgverlener Mondzorg [X] aan het gebit van [gedaagde partij] een periodieke controle uitgevoerd. Daarbij is ook een kaakoverzichtsfoto gemaakt. Bij nota d.d. 29 oktober 2015 zijn [gedaagde partij] de kosten daarvan
(€ 83,19) in rekening gebracht. Vervaldatum van deze nota is 28 november 2015. De tandarts heeft [gedaagde partij] daarna verwezen naar de mondhygiëniste.
2.2.
De factuur vermeldt:
“
(..) Uw nota is reeds gedeclareerd bij uw zorgverzekeraar. Uw zorgverzekeraar vergoedt op basis van uw zorgpolis: € 0,00.
(..) Uw nota is reeds gedeclareerd bij uw zorgverzekeraar. Uw zorgverzekeraar vergoedt op basis van uw zorgpolis: € 0,00.
(..)
Conform artikel 3:94 van het Burgerlijk Wetboek heeft uw zorgverlener de (para)medische vorderingen, waaronder deze, overgedragen aan Famed B.V. Hierdoor is Famed bij uitsluiting bevoegd deze nota te incasseren.
(..)”.
2.3.
Op 9 november 2015 heeft [gedaagde partij] van de mondhygiëniste van Mondzorg [X] preventieve voorlichting en/of instructie ontvangen. Bij nota d.d. 19 november 2015 zijn haar daarvoor de kosten van € 35,40 in rekening gebracht. Vervaldatum van deze nota is 19 december 2015. Deze nota bevat ook hetgeen in 2.2. is weergegeven.
2.4.
Op 19 november 2015 heeft de mondhygiëniste van Mondzorg [X] een gebitsreiniging bij [gedaagde partij] uitgevoerd waarbij een verdoving is gezet. Bij nota d.d. 26 november 2015 zijn haar daarvoor de kosten van € 83,96 in rekening gebracht. Vervaldatum van deze nota is 26 december 2015. Deze nota bevat ook hetgeen sub 2.2. is weergegeven.
2.5.
Bij brieven van 14 december 2015, 4 januari 2016 en 13 januari 2016 heeft Famed [gedaagde partij] aangemaand tot betaling van deze drie nota’s. De buitengerechtelijke incassokosten zijn daarin aangekondigd.
2.6.
De incassogemachtigde van Famed heeft [gedaagde partij] bij brieven van 19 januari 2016,
8, 9, 15, 23 en 29 februari 2016 alsmede 27 juni 2016 ook tot betaling aangemaand.
2.7.
Op 29 februari 2016 en 29 juni 2016 heeft [gedaagde partij] telefonisch contact gehad met deze gemachtigde over de openstaande nota’s.
3.Het geschil
3.1.
Famed vordert veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 245,69 (zijnde € 83,19,
€ 35,40 en € 83,96 van voornoemde nota’s, € 3,14 aan tot 21 september 2016 berekende rente en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 202,55 vanaf 21 september 2016 tot de dag der algehele voldoening, kosten rechtens.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.
Aan de orde is betaling van door Mondzorg [X] bij [gedaagde partij] uitgevoerde tandheelkundige behandelingen.
[gedaagde partij] heeft allereerst verweer gevoerd tegen de door Famed gestelde cessie van deze behandelingen. Dat verweer wordt door de kantonrechter verworpen: op de aan [gedaagde partij] gezonden facturen, waarvan de ontvangst niet door haar is betwist, staat uitdrukkelijk vermeld dat de vorderingen van Mondzorg [X] aan Famed zijn gecedeerd. De aanmaningen vermelden eenzelfde tekst ten aanzien van het overgedragen zijn aan Famed. [gedaagde partij] wist dus althans kon weten dat zij met Famed van doen had zodra het gaat over incasso van de door Mondzorg [X] uitgevoerde behandelingen.
Bovendien is onbetwist gesteld dat [gedaagde partij] in het voortraject twee maal telefonisch contact heeft gehad met de incassogemachtigde van Famed. De geldigheid van deze cessie heeft Famed naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aangetoond in haar conclusie van repliek. Omdat daartegen niet eerder dan bij conclusie van antwoord verweer is gevoerd, had dit ook niet eerder op de weg van Famed gelegen. Het verweer van [gedaagde partij] dat het uitgebleven zijn van een onderbouwde cessie een tweede schriftelijke ronde in deze procedure heeft veroorzaakt, waarvan de kosten voor rekening van Famed dienen te blijven, dient dan ook te worden gepasseerd. Famed is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
4.2.
[gedaagde partij] heeft bij antwoord betoogd dat er sprake is van wanprestatie. Zij erkent door de tandarts te zijn verwezen naar de mondhygiëniste en met deze een afspraak te hebben gemaakt. “Over de buiten deze verstrekte opdracht gedane werkzaamheden was geen wilsovereenstemming” stelt [gedaagde partij] dan vervolgens. Bij dupliek betoogt [gedaagde partij] dat de verdoving die door de mondhygiëniste is gezet, niet door deze uitgevoerd had mogen worden, omdat dit soort medische ingrepen is voorbehouden aan een tandarts. [gedaagde partij] concludeert vervolgens dat “de verdoving en de gebitsreiniging nimmer hebben plaats gevonden en betaling afgewezen moeten worden”. Verder heeft [gedaagde partij] betoogd dat zij een second opinion heeft aangevraagd bij de kaakchirurg en dat deze van mening is dat een foutieve behandeling/behandelplan was opgesteld en er geen uitgebreide behandeling met verdovingen hoefde plaats te vinden. Bovendien zou door [gedaagde partij] telkens aangegeven zijn dat haar zorgverzekering de kosten van dit alles zou betalen, zodat zij thans niet tot betaling van het gevorderde veroordeeld zou mogen worden.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
[gedaagde partij] heeft de door de tandarts uitgevoerde behandeling op 22 oktober 2015 (zoals weergegeven onder 2.1.) niet betwist, zodat de kosten daarvan voor toewijzing gereed liggen. [gedaagde partij] heeft niet betwist dat zij kort na deze behandeling, doch vóórdat zij de eerste afspraak had bij de mondhygiëniste (op 9 november 2015) een nota van de behandeling door de tandarts heeft ontvangen. Op deze nota is aangegeven dat haar zorgverzekeraar niets vergoedt. Daardoor wist [gedaagde partij] althans had zij moeten weten c.q. vermoeden dat zij de kosten daarvan en mogelijk c.q. waarschijnlijk ook van de (vervolg) behandelingen door de mondhygiëniste zelf diende te betalen. Ook al zou de tandarts c.q. andere medewerkers van Mondzorg [X] [gedaagde partij] gezegd hebben dat alle kosten worden vergoed door haar zorgverzekeraar - Famed ontkent dat dit is gezegd - dan had [gedaagde partij] daar tijdig bij haar verzekeraar navraag naar kunnen doen en haar afspraak bij de mondhygiëniste kunnen afzeggen. Dat heeft zij niet gedaan. Met andere woorden: [gedaagde partij] wist althans had moeten weten dat zij de kosten van haar behandelingen bij de mondhygiëniste zelf moest betalen.
4.4.
De behandeling zoals die is uitgevoerd op 9 november 2015 is niet door [gedaagde partij] betwist zodat het terzake verschuldigde bedrag van € 35,40 ook toewijsbaar is.
4.5.
De door [gedaagde partij] gestelde conclusie dat de behandeling op 19 november 2015 niet is uitgevoerd, kan de kantonrechter niet volgen. [gedaagde partij] heeft enkel verweer gevoerd ten aanzien van de “onbevoegd gezette verdoving” waarvan de kosten € 13,16 bedragen, niet ten aanzien van de kosten van de door de mondhygiëniste uitgevoerde gebitsreiniging ad
€ 70,80. Dat laatste bedrag is dan ook reeds om die reden toewijsbaar.
Het verweer met betrekking tot die onbevoegd gezette verdoving, heeft [gedaagde partij] eerst bij dupliek expliciet gevoerd, terwijl haar althans haar gemachtigde uit de bij de dagvaarding reeds bijgevoegde producties deze werkzaamheden c.q. kosten duidelijk waren. Dat dit verweer ingelezen moet worden in het bij antwoord gestelde ten aanzien van wanprestatie voert naar het oordeel van de kantonrechter te ver: op [gedaagde partij] rust de plicht haar verweer onmiddellijk en voldoende te concretiseren. Nu haar verweer naar het oordeel van de kantonrechter te algemeen is daar zij niet expliciet duidelijk heeft gemaakt dat de betreffende mondhygiëniste haar boekje te buiten is gegaan - daarvoor had [gedaagde partij] het delegatie-patroon binnen de mondzorg/tandheelkunde in het algemeen en tussen de aan deze betreffende praktijk verbonden medewerkers nader moeten onderbouwen- zal de kantonrechter dit verweer als niet voldoende concreet en als tardief gevoerd passeren.
Datzelfde geldt voor het pas bij dupliek aangehaalde consult bij de kaakchirurg. Daargelaten dat dit consult pas in maart 2017 (dus ruim 15 maanden na het bezoek aan de mondhygiëniste) heeft plaatsgevonden en het causaal verband tussen deze behandelingen gesteld noch gebleken is, kan uit de summiere inhoud van overgelegde productie, anders dan door [gedaagde partij] betoogd, niet geconcludeerd worden dat de behandelingen in november 2015 onjuist zijn uitgevoerd. Dit verweer kan er dan ook niet toe leiden dat [gedaagde partij] het gevorderde van € 13,16 niet hoeft te betalen.
4.6.
Omdat gehele en tijdige betaling is uitgebleven is [gedaagde partij] in verzuim komen te verkeren en is zij rente verschuldigd. Over de periode tot 21 september 2016 is deze door Famed berekend op € 3,14. Nu deze niet door [gedaagde partij] is betwist, ligt deze voor toewijzing gereed.
4.7.
Famed maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt verder vast dat Famed voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De terzake gevorderde kosten ad
€ 40,00 zijn toewijsbaar.
4.8.
Al hetgeen overigens door partijen is aangevoerd behoeft als niet ter zake doende, geen bespreking .
De kantonrechter acht ookgeen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.9.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Famed worden begroot op:
- Dagvaarding € 80,77
- Griffierecht 117,00
- salaris gemachtigde
totaal € 257,77
4.1
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5.De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Famed te betalen een bedrag van € 245,69, vermeerderd met de wettelijke rente over € 202,55 vanaf 21 september 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van Famed gevallen en tot op heden begroot op € 257,77,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: plg