3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en 2
De politie heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat er op 25 mei 2014 om 04:37 uur een aanrijding heeft plaatsgevonden op de Meeren te Baarlo. De betrokkenen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [betrokkene] en [slachtoffer 3] reden allen op een fiets, komende uit de richting Helden, in de richting Baarlo. Zij reden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg De Meeren, gelegen buiten de bebouwde kom van Baarlo, gemeente Peel en Maas. Zie fietsten op dat moment, aan de uiterst rechterzijde van die weg, in paren van twee achter elkaar. Betrokkenen [slachtoffer 2] (linkerzijde gezien de rijrichting) en [betrokkene] (rechterzijde vanuit de rijrichting) reden voorop. Zij werden direct gevolgd door betrokkenen [slachtoffer 1] (linkerzijde gezien de rijrichting) en [slachtoffer 3] (rechterzijde gezien de rijrichting).
[slachtoffer 1] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op zondag 25 mei omstreeks 04:15 uur met [slachtoffer 2] , [betrokkene] en [slachtoffer 3] naar huis fietste. Zij heeft verklaard dat zij plots over de grond schoof en in de rechter wegberm belandde. [slachtoffer 1] heeft hierdoor een dubbele breuk in het scheenbeen en een breuk in het kuitbeen opgelopen, alsook een hoofdwond en een scheurtje in de linker ellenboog. De bestuurder is vervolgens zonder te stoppen doorgereden.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van het verlaten van een plaats ongeval. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij naar huis fietste in de nacht van 25 met 2014 en van achteren het geluid van een naderend voertuig hoorde. Plotseling voelde zij een hevige pijn in haar linkerbeen. Zij zag dat de personenauto doorreed in de richting van Baarlo.
[slachtoffer 3] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij, terwijl zij op 25 mei 2014 naar huis fietste, op enig moment een auto hoorde aankomen. Zij hoorde dat die auto dichterbij kwam. Opeens vloog zij met de fiets de berm in. Zij zag dat er een personenauto hard bij hen weg reed. Na het ongeval zag zij stukken oranje glas en een buitenspiegel op de weg liggen. Ten tijde van het verhoor had [slachtoffer 3] nog erg last van haar linkervoet.
De politie heeft, zakelijk weergegeven, op 26 mei 2014 een bordeauxrode Opel Astra met schade aangetroffen op een parkeerplaats aan de Kartinistraat te Venlo. De politie heeft aldaar waargenomen dat de rechter buitenspiegel van de auto ontbrak, evenals de armatuur van de rechter richtingaanwijzer aan de voorzijde. Voorts zat er een deuk aan de rechtervoorzijde van het voertuig en een barst in de rechterbovenhoek van de voorruit. Ter plaatse meldde [getuige 1] zich bij de verbalisanten.Uit een foto, gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2014 voornoemd, volgt dat het kenteken van deze Opel Astra [kenteken] is.
[getuige 1] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij een paars-/rood-/bruinkleurige Opel Astra heeft.[getuige 1] kan zich herinneren dat zij op 25 mei 2014 met haar vriend [verdachte] (verdachte) in de auto is gestapt nadat zij in Helden in een café waren geweest. [getuige 1] was erg beschonken. [verdachte] stapte achter het stuur en [getuige 1] viel toen in slaap. Bij thuiskomst stapte [getuige 1] uit de auto en zag zij dat de voorruit van de auto gebarsten was en dat de spiegel eraf was. Ook zag zij dat de auto aan haar zijde, de bijrijderszijde, deuken had.
De verdachte heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij van 24 op 25 mei 2014 vanaf 19:00 uur in een café te Helden geweest. Vlak voor sluitingstijd zijn de verdachte en zijn vriendin naar huis gegaan. Volgens de verdachte is [getuige 1] in de auto in slaap gevallen. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij een iPhone4 heeft.Voorts heeft de verdachte verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij tijdens de terugrit op enig moment een bons heeft gehoord. De verdachte heeft deze bons wel bemerkt, maar heeft daar verder niet op gereageerd.Tenslotte heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij bij thuiskomst schade aan de auto heeft gezien. Het was hem op dat moment wel duidelijk dat hij iets had geraakt. De verdachte is vervolgens naar bed gegaan.
[getuige 2] heeft een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij in de nacht van 25 mei 2014 van [verdachte] een whatsappbericht heeft ontvangen, waarin hij aangaf dat hij thuis was en dat de spiegel van zijn auto af was. [getuige 2] heeft verklaard dat [verdachte] ook heeft aangegeven dat hij tegen een struik was gereden.
De iPhone4 van de verdachte is op 26 mei 2014 door de politie in beslag genomen.
Het NFI heeft, zakelijk weergegeven, onderzoek gedaan naar de inhoud van een inbeslaggenomen iPhone4 ( [nummer] ). Het NFI heeft in dit onderzoek geconstateerd dat twee chatberichten met datumaanduiding 25-5-2014 door de gebruiker waren gewist, maar wel nog in de telefoon aanwezig waren. Een van deze berichten luidde: 25-5-2014, 4:45:30 (UTC+2) van [verdachte] : “
Ich bin toes.. Heb wel unne stroek gerak.. Slaop lekker”.
De Forensische Opsporing, afdeling VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA), heeft technisch onderzoek gedaan naar aanleiding van, zakelijk weergegeven, het verlaten van de plaats ongeval op 25 mei 2014, omstreeks 04:39 uur, op de Meeren te Baarlo. De VOA had daarbij de beschikking over een personenauto, merk Opel type Astra, kenteken [kenteken] , kleur rood, alsook over een fiets, merk Batavus, kleur groen met framenummer 7160057. Tevens had de VOA de beschikking over meerdere kunststof onderdelen, waarschijnlijk afkomstig van een voertuig, aangetroffen op de plaats van het ongeval. De VOA heeft geconcludeerd dat een op de plaats van de aanrijding aangetroffen kunststof deel afkomstig was van de bevestigingsvoet van de rechter buitenspiegel van de Opel Astra [kenteken] . Beide delen vormden één geheel. Voorts heeft de VOA geconcludeerd dat een op de plaats van de aanrijding aangetroffen oranjekleurig kunststof deel afkomstig was van de richtingaanwijzer aan de rechtervoorzijde van de Opel Astra [kenteken] . Het kunststof deel en de unit van de richtingaanwijzer rechtsvoor vormden oorspronkelijk één geheel. De VOA heeft ten slotte geconcludeerd dat de schade, zoals aangetroffen op de fiets merk Batavus, wat betreft hoogte en vorm overeenkomt met de bumper aan de rechtervoorzijde van de Opel Astra [kenteken] . De schade aan de fiets is waarschijnlijk veroorzaakt door de rechter voorzijde van de Opel Astra voornoemd.
Het ongeval vond, gezien de rijrichting van alle voertuigen, plaats op een recht weggedeelte van de Meeren. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een suggestiestrook die door middel van onderbroken strepen waren afgescheiden van, doch behoorden tot, de rijbaan. De toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen bedroeg 60 kilometer per uur. Ten tijde van het ongeval was het nacht. De straatverlichting was niet in werking. Het weer was helder en droog. De VOA heeft voorts geconstateerd dat de bestuurder van de Opel met de rechtervoorzijde tegen de achterzijde van de Batavus (voertuig 2) botste. Als gevolg van deze aanrijding kwamen de rechts naast de Batavus rijdende fietser (voertuig 3) en de voor het voertuig 2 en 3 rijdende fietser (voertuig 4) ten val. Of de overige fietsers door de Opel rechtstreeks werden aangereden of als gevolg van de vallende aangereden fietser 2 ten val kwamen, kon niet worden vastgesteld. Op basis van het onderzoek kan volgens de VOA worden gesteld dat deze aanrijding door de bestuurder van de Opel opgemerkt moet zijn. De VOA heeft voorts geconstateerd dat de rijbaan van de Meeren 4,50 meter breed was. De Opel had een breedte van ongeveer 1,70 meter. De bestuurder van de Opel had een verharde rijbaanbreedte van ongeveer 2,60 meter waarlangs hij de fietsers in had kunnen halen. Uit het onderzoek van de VOA volgt dat het zicht van bestuurder van de Opel niet was belemmerd en dat in ieder geval de voertuigen 2 en 3 een achterlicht voerden.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 1
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), waardoor het slachtoffer zwaar letsel heeft opgelopen. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder is van belang dat niet al uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat de verdachte in de nacht van 25 mei 2014, op de Meeren te Baarlo, vier fietsers met de door hem bestuurde Opel Astra van achteren is genaderd. Deze vier fietsers bevonden zich, twee aan twee fietsend, aan de rechterzijde van de rechterrijbaan. Uit de bevindingen van de VOA volgt dat er op de rijbaan 2,60 meter aan de verdachte ter beschikking stond om de fietsers met zijn 1,70 meter brede auto in te halen. Uit forensisch onderzoek volgt evenwel dat de personenauto van de verdachte in aanraking is gekomen met de achterzijde van de fiets van [slachtoffer 1] , waardoor niet alleen zij, maar ook [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ten val zijn gekomen. Door de val hebben voornoemde drie fietsers letsel opgelopen. De verdachte heeft verklaard dat hij de fietsers niet heeft gezien. De rechtbank kan, gelet op het voorgaande, daarom niet anders concluderen dan dat de verdachte niet heeft gelet op mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem en dat de verdachte niet behoorlijk is uitgeweken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt echter niet met welke snelheid de verdachte de fietsers heeft genaderd of heeft gepasseerd. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen niet wat de rijstijl van de verdachte ten tijde van de aanrijding was. Er kan derhalve niet worden vastgesteld dat de verdachte de snelheid van diens auto niet tijdig of onvoldoende heeft geminderd.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij tussen 19:00 uur op 24 mei 2014 en 01:00 uur op 25 mei 2014 ongeveer 8 tot 9 glazen bier heeft gedronken, waarna hij vervolgens tot 04:00 uur enkel nog frisdrank heeft gedronken. De rechtbank overweegt dat uit het procesdossier niet kan worden afgeleid dat de verklaring van verdachte aangaande de hoeveelheid genuttigde alcoholische consumpties niet klopt. De rechtbank zal er dan ook van uitgaan dat verdachte in voornoemde tijdsspanne een hoeveelheid van 8 tot 9 glazen alcoholhoudende drank heeft gedronken. Tevens volgt uit het procesdossier niet wat het alcoholgehalte in het bloed van de verdachte was ten tijde van de aanrijding. Daarom kan de rechtbank, mede op basis van het feit van algemene bekendheid dat de gemiddelde afbraaksnelheid van één consumptie alcohol ongeveer één uur bedraagt, in casu ingaande vanaf 19:00 uur, niet vaststellen dat het alcoholgehalte van de verdachte omstreeks 04:00 uur dermate hoog was dat hij geen voertuig meer mocht besturen. Om deze reden kan de rechtbank bij de beoordeling of er sprake is van een overtreding van artikel 6 van de WVW geen rekening houden met door de verdachte genuttigde alcoholconsumpties.
Aangezien de rechtbank enkel bewezen kan verklaren dat de verdachte onvoldoende op de weg vóór hem heeft gelet en (klaarblijkelijk) niet voldoende is uitgeweken om een aanrijding te voorkomen, acht de rechtbank dit onvoldoende, ondanks het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] , om te komen tot een bewezenverklaring van ‘zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend’ verkeersgedrag in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit.
Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair aan verdachte ten laste gelegde. Verdachte heeft onvoldoende op de weg voor hem gelet waardoor een aanrijding is ontstaan waarbij fietsers ten val zijn gekomen. Dit handelen is aan verdachte toe te rekenen. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van onvoldoende oplettendheid aan de zijde van verdachte en is als gevolg van zijn handelen concreet gevaar ontstaan.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 2
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] volgt dat de verdachte direct na de aanrijding, op 25 mei 2014 omstreeks 04:39 uur, is doorgereden.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte wist dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat hij aan een ander letsel en/of schade had toegebracht. Uit de bevindingen van de VOA volgt dat de verdachte, gelet op de schade aan de auto, de aanrijding moet hebben bemerkt. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij de fietsers en de aanrijding niet heeft gemerkt, en al rijdende ook de ontstane schade aan de auto niet heeft gezien, heeft de verdachte wel verklaard dat hij op de terugreis een bons heeft gehoord. Na het uitstappen hebben de verdachte en zijn vriendin [getuige 1] geconstateerd dat er schade aan de auto was. Uit de bevindingen van de politie blijkt onder meer dat niet alleen de rechter buitenspiegel van de auto, maar ook de voorruit gebarsten was. Op 25 mei 2014 om 04:45 uur heeft de verdachte aan [getuige 2] een whatsappbericht verzonden, waaruit volgt dat de verdachte thuis is en dat hij onderweg een struik had geraakt. Gelet op de omvang en locatie van de schade aan de auto en de bons die de verdachte heeft waargenomen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander letsel en/of schade was toegebracht.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.