In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, en de werkgever, Patisserie Lemmens B.V. De werknemer verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat op 15 februari 2017 was gegeven, en om doorbetaling van zijn loon en andere vergoedingen. De werkgever voerde aan dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege het herhaaldelijk meenemen van producten uit de winkel zonder betaling of verantwoording, wat leidde tot een vertrouwensbreuk.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werkgever onverwijld had gehandeld na het ontdekken van de feiten die aan het ontslag ten grondslag lagen. De rechter concludeerde dat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld, wat ook betekende dat hij geen recht had op een transitievergoeding of billijke vergoeding. Het verzoek tot vernietiging van het concurrentiebeding werd eveneens afgewezen, omdat de belangen van de werkgever bij handhaving van het beding zwaarder wogen dan de belangen van de werknemer bij vernietiging. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.
De uitspraak benadrukt het belang van goed werknemerschap en de gevolgen van ernstig verwijtbaar gedrag in de arbeidsrelatie. De rechter heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig afgewogen en de belangen van beide partijen in aanmerking genomen, wat resulteerde in een afwijzing van de verzoeken van de werknemer.