ECLI:NL:RBLIM:2017:5454

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
5814374 AZ VERZ 17-37
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde van rechtswege van een uitzendovereenkomst en recht op transitievergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Wiertz Personeelsdiensten II B.V. over de beëindiging van een uitzendovereenkomst en het recht op een transitievergoeding. [verzoekster] heeft sinds 4 december 2008 werkzaamheden verricht op basis van uitzendovereenkomsten met Wiertz, waarbij de laatste overeenkomst op 16 december 2016 is geëindigd. Na deze datum hebben partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over een nieuwe uitzendovereenkomst, wat leidde tot het verzoek van [verzoekster] om een transitievergoeding van € 5.448,00 te ontvangen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Wiertz aan [verzoekster] een aanbod heeft gedaan voor een nieuwe uitzendovereenkomst, maar dat [verzoekster] dit aanbod niet heeft aanvaard. De kantonrechter oordeelde dat de uitzendovereenkomst na 16 december 2016 niet op initiatief van Wiertz niet is voortgezet, maar op initiatief van [verzoekster]. Hierdoor heeft [verzoekster] geen recht op de gevraagde transitievergoeding. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoekster] afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Wiertz, die zijn begroot op € 400,00.

Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een transitievergoeding kan worden toegewezen, met name de rol van de werkgever en de werknemer in het voortzetten van de arbeidsovereenkomst na het einde van rechtswege.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer 5814374 AZ VERZ 17-37
Beschikking van 12 juni 2017
in de zaak van
[verzoekster],
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. A.C. Dabekausen
tegen
WIERTZ PERSONEELSDIENSTEN II B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
verwerende partij,
gemachtigde mr. T. Iding.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en Wiertz genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 15 maart 2017 en de veertien door [verzoekster] ingezonden bijlagen
  • het verweerschrift met twee bijlagen
  • de mondelinge behandeling op 23 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] heeft op grond van (soms met tussenpozen) elkaar opvolgende met Wiertz gesloten uitzendovereenkomsten werkzaamheden verricht sedert 4 december 2008 bij Nora Bakkerij B.V.
2.2.
De laatste tussen [verzoekster] en Wiertz gesloten uitzendovereenkomst is op 16 december 2016 geëindigd. Op deze arbeidsovereenkomst is (door incorporatie) de CAO voor uitzendkrachten (hierna: de cao) van toepassing.
2.3.
In de periode november/december 2016 hebben partijen overleg gevoerd over de mogelijkheid om opnieuw een uitzendovereenkomst te sluiten. Samengevat heeft Wiertz aan [verzoekster] aangeboden een nieuwe uitzendovereenkomst te sluiten en haar daarbij medegedeeld dat zij dan wel het door Wiertz vervolgens aangeboden werk diende te accepteren, ook indien dat bij een andere werkgever (b.v. Nedcar), met een langere reisafstand (tot 100km) en tegen een lager loon zou zijn. [verzoekster] heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat de Wiertz werkzaamheden tegen dezelfde voorwaarden als bij Nora Bakkerij B.V. aan haar dient aan te bieden.
2.4.
Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen, zodat na 16 december 2016 geen nieuwe uitzendovereenkomst gesloten is.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster] verzoekt:
voor recht te verklaren dat Wiertz aan [verzoekster] een transitievergoeding verschuldigd is,
de transitievergoeding vast te stellen op € 5.448,00,
Wiertz te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Wiertz voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoekster] stelt dat Wiertz een transitievergoeding aan haar verschuldigd is omdat Wiertz de laatste uitzendovereenkomst heeft opgezegd en de uitzendovereenkomsten sinds 4 december 2008 elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden elkaar opgevolgd hebben.
4.2.
Voor verschuldigdheid van de transitievergoeding is onder meer vereist dat de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden geduurd heeft. Wiertz betwist niet dat aan dit vereiste voldaan is. Wel betwist zij de arbeidsovereenkomst (in dit geval de uitzendovereenkomst) opgezegd te hebben. Dit verweer slaagt. Nergens blijkt immers uit dat Wiertz de uitzendovereenkomst opgezegd heeft en [verzoekster] heeft haar stelling op dit punt ook ter zitting niet verder onderbouwd.
4.3.
Partijen hebben voorts getwist over de vraag of is voldaan aan het bepaalde in art. 7:673 lid 1 aanhef en onder a sub 3 BW, waarin is bepaald dat recht op transitievergoeding bestaat indien de arbeidsovereenkomst (die ten minste 24 maanden heeft geduurd) na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voorgezet. Art. 15a van de cao bevat een soortgelijke (spiegelbeeldige) regeling waarin is bepaald dat de uitzendonderneming in ieder geval geen transitievergoeding verschuldigd is indien de uitzendovereenkomst na het einde van rechtswege op initiatief van de uitzendkracht niet is voortgezet, anders dan als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de uitzendonderneming.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat is komen vast te staan dat Wiertz aan [verzoekster] heeft aangeboden aansluitend (na 16 december 2016) een nieuwe uitzendovereenkomst te sluiten. [verzoekster] heeft dat aanbod niet willen aanvaarden omdat Wiertz niet kon of wilde garanderen dat [verzoekster] dan bij een opdrachtgever tegen (nagenoeg) dezelfde voorwaarden als bij Nora Bakkerij B.V. tewerkgesteld zou worden. Anders dan [verzoekster] veronderstelt was Wiertz daartoe niet gehouden. [verzoekster] heeft voorts nog aangevoerd dat het voor haar niet mogelijk zou zijn om bij Nedcar te werken en dat zij niet via Wiertz maar door tussenkomst van een andere uitzendonderneming bij Nedcar zou worden geplaatst. Dit doet niet ter zake. Indien [verzoekster] de door Wiertz aangeboden uitzendovereenkomst had aanvaard, had het
op de weg van Wiertz gelegen om [verzoekster] bij een opdrachtgever te werk te stellen. Niet blijkt dat dit per se Nedcar zou zijn. Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de uitzendovereenkomst na 16 december 2016 op initiatief van Wiertz niet is voortgezet. Het moet er juist voor gehouden worden dat de uitzendovereenkomst op initiatief van [verzoekster] niet is voortgezet. Hieruit volgt dat [verzoekster] geen recht heeft op een transitievergoeding, zodat haar verzoek zal worden afgewezen.
4.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoekster] worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Wiertz tot op heden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Wiertz tot op heden begroot op € 400,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW