ECLI:NL:RBLIM:2017:536

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
03/866001-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

(Deels voorwaardelijke) gevangenisstraf wegens dronken door rood licht rijden op een snorfiets waardoor een botsing met een auto plaatsvond, ten gevolge waarvan de duopassagier is overleden

Op 1 januari 2015 heeft de verdachte, als bestuurder van een snorfiets, een verkeersongeval veroorzaakt in Maastricht. Hij was onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 1,67 milligram per milliliter, en negeerde een rood verkeerslicht. Hierdoor botste hij met een personenauto, waarbij zijn duopassagier, mevrouw [slachtoffer], dodelijk gewond raakte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, dat hij zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld door in beschonken toestand te rijden en het rode verkeerslicht te negeren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de alcoholproblematiek van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering, die een behandeltraject adviseerden. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en deelnemen aan een leefstijltraining gericht op alcoholgebruik.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866001-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 20 januari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat kantoorhoudende te Cadier en Keer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 januari 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 1 januari 2015 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), daarmee rijdende over de weg, de Professor Cobbenhagenstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] en zijnde de duopassagier van verdachte, werd gedood,
welke gedraging(en) zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, met genoemd motorrijtuig,
na het gebruik van alcoholhoudende drank,
terwijl het donker was en/of
het uitzicht op de kruisende rijrichting door bebouwing werd belemmerd,
in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend driekleurig verkeerslicht en een voor hem bestemde stopstreep op het wegdek,
het kruispunt gevormd door voornoemde weg, de weg genaamd President Rooseveltlaan (N2) en de Voltastraat, is opgereden, op het moment dat een voor hem, verdachte, van links komend motorrijtuig (personenauto) reeds zo dicht was genaderd dat een botsing althans aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde snorfiets en die personenauto, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed, 1,67 miligram, in elk geval hoger dan 0,5 miligram per mililiter bloed te zijn;
subsidiair, althans indien het primair ten laste gelegde niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij:
a.
op of omstreeks 1 januari 2015 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,67 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
b.
op of omstreeks 1 januari 2015, in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Professor Cobbenhagenstraat,
na het gebruik van alcoholhoudende drank,
terwijl het donker was en/of
het uitzicht op de kruisende rijrichting door bebouwing werd belemmerd,
in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend driekleurig verkeerslicht en een voor hem bestemde stopstreep op het wegdek,
het kruispunt gevormd door voornoemde weg, de weg genaamd President Rooseveltlaan (N2) en de Voltastraat, is opgereden, op het moment dat een voor hem, verdachte, van links komend motorrijtuig (personenauto) reeds zo dicht was genaderd dat een botsing althans aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde snorfiets en die personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in regel 4 van het primair tenlastegelegde is vermeld [slachtoffer] in plaats van [slachtoffer] . De rechtbank heeft deze kennelijke fout hersteld. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het primair aan de verdachte ten laste gelegde bewezen.
De rechtbank baseert dat oordeel op de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 6 januari 2017, inhoudende dat hij op 1 januari 2015 als bestuurder op zijn snorfiets in het donker samen met duopassagier mevrouw [slachtoffer] op voornoemde kruising heeft gereden, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde en het uitzicht op de kruising werd belemmerd door bebouwing;
  • de aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed
- het rapport van de deskundige K.S. Kruseman, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 januari 2015, inhoudende dat uit de analyse van het bloedmonster van de verdachte is gebleken dat het alcoholgehalte in dat bloed 1,67 milligram per milliliter bedraagt [4] ;
- het proces-verbaal analyse Verkeersregelinstallatie, waaruit op grond van de automatische storingenlog van de verkeersregelinstallatie is gebleken dat op
1 januari 2015 geen storingen actief waren in de verkeersregelinstallatie op eerdergenoemde kruising en dat deze installatie voldeed aan alle eisen gesteld in de Regeling verkeerslichten en de NEN-normen [5] ;
- het proces-verbaal analyse Verkeersregelinstallatie waarin is vermeld dat op grond van het voldoen van de verkeersregelinstallatie aan de geldende normen, gesteld kan worden dat conflicterende rijrichtingen nooit tegelijkertijd groen, dan wel geel licht kunnen hebben gehad [6] ;
op basis van de faselog [7] kan gesteld worden dat de fase 302, zijnde de rijrichting van de personenauto van het merk Alfa Romeo, groen licht had en dat op fase 311 een rood licht negatie plaatsvond, zijnde de rijrichting van de snorfiets van de verdachte van het merk Boatian; de Boatian is de stopstreep gepasseerd terwijl het verkeerslicht in zijn richting rood licht uitstraalde [8] ;
- het proces-verbaal van onnatuurlijke dood van mevrouw [slachtoffer] , overleden op 8 januari 2015 om 22.25 uur [9] ;
- het proces-verbaal lijkschouw overledene, genaamd [slachtoffer] , waarin - op basis van de bevindingen van de specialist - is vermeld dat het slachtoffer is overleden aan hersenletsel dat is ontstaan als gevolg van het verkeersongeval op 1 januari 2015 [10] ;
- de verklaring van [getuige] , inhoudende dat hij op 1 januari 2015 in zijn personenauto van het merk Alfa Romeo in Maastricht vanaf de Geusseltkruising richting Voltastraat reed en zag dat het verkeerslicht voor de kruising met de Voltastraat voor hem groen licht uitstraalde. Toen hij de kruising van de Voltastraat wilde oversteken zag hij dat van rechts plotseling een scooter met twee passagiers kwam aangereden. [getuige] kon een aanrijding niet meer voorkomen [11] ;
- de eigen waarneming van de rechtbank van de bij het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse gevoegde foto’s van de wegsituatie ter plaatse van het ongeval, bij het onderzoek ter terechtzitting door de leden van de rechtbank persoonlijk gedaan, op welke foto’s het volgende zichtbaar is:
* de voor de verdachte bestemde stopstreep op het wegdek;
* het door de bebouwing belemmerde uitzicht op de kruisende rijrichtingen;
* de omstandigheid dat het ten tijde van het ongeval donker was [12] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
op 1 januari 2015 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), daarmee rijdende over de weg, de Professor Cobbenhagenstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zijnde de duopassagier van verdachte, werd gedood,
welke gedraging aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam was en hieruit heeft bestaan dat hij, verdachte, met genoemd motorrijtuig,
na het gebruik van alcoholhoudende drank,
terwijl het donker was en
het uitzicht op de kruisende rijrichting door bebouwing werd belemmerd,
in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend driekleurig verkeerslicht en een voor hem bestemde stopstreep op het wegdek,
het kruispunt gevormd door voornoemde weg, de weg genaamd President Rooseveltlaan (N2) en de Voltastraat, is opgereden, op het moment dat een voor hem, verdachte, van links komend motorrijtuig (personenauto) reeds zo dicht was genaderd dat een botsing is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde snorfiets en die personenauto, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994; bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed, 1,67 milligram per milliliter bloed te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waarbij een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich omtrent het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Betreffende de gevangenisstraf heeft de raadsman aangevoerd dat hij de eis van de officier van justitie niet passend vindt. Met deze eis gaat de officier van justitie volledig voorbij aan de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 5 juli 2016, dat over de verdachte is opgesteld. In dit rapport is gesteld dat de verdachte in verband met zijn alcoholverslaving gebaat is bij een behandeltraject. In het geval van een volledig onvoorwaardelijke straf kan de rechtbank de verdachte niet stimuleren iets te gaan doen aan zijn problematisch gebruik van alcohol.
Tevens heeft de raadsman aangegeven dat de informatie omtrent de persoon van de verdachte onvolledig is. Hij verzoekt de rechtbank om, indien zij na beraad dat oordeel met de raadsman deelt en overweegt aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, het onderzoek ter terechtzitting te heropenen om dan eerst een psychologisch rapport betreffende de verdachte te doen opstellen.
Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het tijdverloop sinds de datum van het tenlastegelegde en de datum waarop de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden.
Tot slot heeft de raadsman bepleit aan de verdachte, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, op te leggen een taakstraf, eventueel te combineren met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 1 januari 2015 een verkeersongeval veroorzaakt, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Nadat hij in de voorafgaande nacht een café heeft bezocht is hij met zijn snorfiets gaan rijden. Omdat mevrouw [slachtoffer] , die ook in het café aanwezig was, te lang op taxivervoer moest wachten, bood hij aan haar met zijn snorfiets naar huis te brengen. De waarschuwing van het kasteleinspaar om vanwege de hoeveelheid alcohol die hij die avond had genuttigd niet meer op zijn snorfiets te stappen, heeft hij in de wind geslagen.
Om de woning van mevrouw [slachtoffer] te bereiken moest de verdachte, komende vanuit de Professor Cobbenhagenstraat, het kruispunt van de President Rooseveltlaan (N2) en de Voltastraat oversteken. Het verkeer op deze kruising wordt gereguleerd door driekleurige verkeerslichten. Op het moment dat de verdachte met mevrouw [slachtoffer] als duopassagier de kruising opreed, straalde het verkeerslicht in zijn richting rood licht uit. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit verkeerslicht niet heeft gezien, doordat zijn focus was gericht op een opvolgend verkeerslicht, dat volgens hem groen licht uitstraalde. Hij is eerdergenoemde kruising opgereden zonder voor het rode verkeerslicht en de voor hem geldende stopstreep te stoppen. Ten gevolge daarvan is een botsing ontstaan tussen de snorfiets van de verdachte en een voor hem van links komende personenauto, die doorreed bij een voor deze personenauto geldend groen licht uitstralend verkeerslicht. Mevrouw [slachtoffer] heeft bij dit ongeval zodanig letsel opgelopen, dat zij hieraan enkele dagen later is overleden.
De verdachte heeft zich, door zich op deze manier te gedragen, schuldig gemaakt aan onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag.
Bestuurders moeten op de weg altijd de nodige voorzichtigheid in acht nemen. Daar past het besturen van een voertuig nadat alcohol is gebruikt absoluut niet bij. Behalve dat hij in beschonken toestand is gaan rijden, heeft hij een rood verkeerslicht en een stopstreep genegeerd. De rechtbank rekent de verdachte dat onverantwoord rijgedrag zwaar aan.
Anders dan de officier van justitie, die bij zijn strafeis is uitgegaan van grove schuld aan de zijde van de verdachte, concludeert de rechtbank, gezien de aard en de ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, tot aanmerkelijke schuld aan het ontstaan van het verkeersongeval aan de zijde van de verdachte. Om die reden zal de verdachte tot een lagere straf worden veroordeeld, dan de straf die door de officier van justitie is geëist.
Bij de strafoplegging gaat de rechtbank uit van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Bij een bloed/alcoholpercentage, zoals bij de verdachte is geconstateerd, en waarbij de dood van een ander is te wijten aan de schuld van de verdachte, moet op grond van deze oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren als passend worden aangemerkt.
De rechtbank wenst bij deze oriëntatiepunten aan te sluiten, met dien verstande dat zij zal bepalen dat een deel van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daarmee houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies van 5 juli 2016, waarin is vermeld dat de reclassering in verband met de langdurige alcoholproblematiek van de verdachte adviseert een voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het volgen van een GI-GGZ Leefstijltraining en het deelnemen aan een ambulant dan wel klinisch behandeltraject indien de SVG Reclassering dit geïndiceerd acht.
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat zij niet kan volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan het voorwaardelijke gedeelte van twee maanden van de op te leggen gevangenisstraf van zeven maanden zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Daarnaast zal zij aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van drie jaren ontzeggen, met aftrek van de tijd gedurende welke zijn rijbewijs overeenkomstig artikel 179, zesde lid van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd en ingehouden is geweest.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte, heeft de rechtbank onder meer gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie gedateerd op 6 december 2016, waaruit blijkt dat hij eerder door de strafrechter werd veroordeeld wegens het besturen van een voertuig terwijl hij uit een onderzoek bleek dat door hem voorafgaand daaraan alcohol was gebruikt.
De raadsman heeft verzocht het onderzoek te heropenen indien de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd zou achten omtrent de persoon van de verdachte. De rechtbank zal hiertoe niet overgaan, nu zij zich voldoende geïnformeerd acht. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft zij waargenomen dat de verdachte een kwetsbaar persoon is. Dit laat onverlet dat hij in staat wordt geacht een gevangenisstraf te ondergaan, met name nu bij plaatsing in een penitentiaire inrichting door het Openbaar Ministerie rekening kan worden gehouden met het regime in die in aanmerking komende inrichting.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 6, 175 en 179 van Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden;
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte voor de duur van twee maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die wordt gesteld op twee jaren:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt bij SVG Reclassering Limburg Mondriaan, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde deelneemt aan de gedragsinterventie leefstijltraining gericht op alcoholgebruik, voor zover de toezichthouder dit gedurende het toezicht noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde deelneemt aan een ambulant behandeltraject, indien dit op basis van de begeleiding en/of leefstijltraining door de SVG Reclassering geïndiceerd wordt, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
Toezicht
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
  • ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren;
  • beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde overeenkomstig artikel 179, zesde lid van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd en ingehouden is geweest op de duur van de voormelde ontzegging van de rijbevoegdheid geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. M.E. Kramer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2017.
Mr. M.E. Kramer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer
2.De aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed, pagina 112 en 113 van de doornummering.
3.Het proces-verbaal rijden onder invloed, pagina 104 tot en met 106 van de doornummering.
4.Het Rapport “Alcohol in het verkeer” van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 114 van de doornummering.
5.Het proces-verbaal analyse Verkeersregelinstallatie, pagina 36 tot en met 66 van de doornummering, pagina 51.
6.Het proces-verbaal analyse Verkeersregelinstallatie, pagina 55.
7.Het proces-verbaal analyse Verkeersregelinstallatie, pagina’s 56 en 57.
8.Het proces-verbaal analyse Verkeersregelinstallatie, pagina 59.
9.Het proces-verbaal van onnatuurlijke dood, pagina 74 van de doornummering.
10.Het proces-verbaal lijkschouw overledene, pagina 73 van de doornummering.
11.Het proces-verbaal verhoor benadeelde, pagina 79 en 80 van de doornummering.
12.Het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnaluse, pagina 122 tot en met 124 van de doornummering.