ECLI:NL:RBLIM:2017:5316

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
5614701 \ CV EXPL 16-11763
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak over teruggave van een gehuurd toestel en de afwijzing van een boete

In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 mei 2017, staat de teruggave van een gehuurd toestel centraal. De eisende partij, VOLTA LIMBURG B.V., heeft een Vaillant HR ketel verhuurd aan de gedaagde partij, die een aantal huurtermijnen niet heeft voldaan. De eisende partij vordert betaling van € 483,79, vermeerderd met rente en kosten, en stelt dat de huurovereenkomst is ontbonden. De gedaagde partij erkent de huurachterstand, maar betwist dat zij niet heeft meegewerkt aan de teruggave van het toestel en stelt dat zij nooit een kennisgeving heeft ontvangen over de teruggave.

De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij de huurachterstand van € 222,24 erkent, maar dat de eisende partij niet kan bewijzen dat de gedaagde partij het personeel niet heeft toegelaten om het toestel terug te nemen. Hierdoor wordt de gevorderde boete van € 200,00 afgewezen. De kantonrechter wijst ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat een substantieel deel van de hoofdsom wordt afgewezen. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van € 262,24, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 317,77. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in huurgeschillen en de noodzaak voor partijen om hun communicatie goed te documenteren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5614701 \ CV EXPL 16-11763
Vonnis van de kantonrechter van 24 mei 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VOLTA LIMBURG B.V.,
gevestigd te Schinnen,
eisende partij,
gemachtigde Adactio gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft van eisende partij een Vaillant HR ketel gehuurd in het pand [adres 2] te [woonplaats] . Gedaagde partij heeft een aantal huurtermijnen onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 483,79, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij stelt dat zij bij aangetekende brief van 22 augustus 2016 conform de toepasselijke algemene voorwaarden de huurovereenkomst heeft ontbonden, dat gedaagde partij niet meewerkt aan teruggave van het huurtoestel en zij de contractuele boete beperkt tot € 200,00 zijnde een bedrag gelijk aan de restwaarde van het toestel.
4.2.
Gedaagde partij erkent de huurachterstand en wenst daarvoor een betalingsregeling te treffen. Gedaagde partij betwist de brief van 22 augustus 2016 te hebben ontvangen, wijst er op dat in de brief van 22 augustus 2016, welke zij overigens nooit heeft ontvangen, wordt gesproken over een huuropzegging en wordt verwezen naar artikel 15 lid 2 van de algemene voorwaarden, welk artikel echter over een geheel ander onderwerp gaat. Gedaagde partij stelt dat zij nooit een bericht heeft ontvangen over het verwijderen van de ketel noch is er ooit een monteur bij haar aan de deur geweest om de ketel te verwijderen.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat gedaagde partij de huurachterstand ad € 222,24 erkent zodat dit bedrag in elk geval voor toewijzing gereed ligt. Gedaagde partij vraagt een betaling in termijnen toe te staan. Ingevolge artikel 6:29 BW is de schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Nu deze toestemming van eisende partij ontbreekt, heeft de kantonrechter geen mogelijkheid om betaling in termijnen op te leggen.
4.4.
Eisende partij vordert wegens het niet toelaten van haar personeel tot het terugnemen van het huurtoestel een boete van € 200,00. Gedaagde partij betwist dat zij het personeel niet heeft toegelaten en zelf helemaal geen kennisgeving heeft ontvangen dat het toestel teruggenomen zou worden. De kantonrechter stelt vast dat eisende partij weliswaar stelt de brief van 22 augustus 2016 aangetekend verstuurd te hebben, maar dat gedaagde partij deze brief ook daadwerkelijk heeft ontvangen blijkt nergens uit. Nu de kantonrechter niet kan vaststellen dat gedaagde partij het personeel van eisende partij niet heeft toegelaten om het huurtoestel te verwijderen dient de gevorderde boete ad € 200,00, die eisende partij grondt op het niet toelaten van haar personeel, te worden afgewezen.
4.5.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Nu een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 80,77
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 317,77
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 262,24, vermeerderd met de wettelijke rente over € 222,42 vanaf de respectievelijk factuurvervaldatum tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 317,77,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: HMUI
coll: