ECLI:NL:RBLIM:2017:5285

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
5784827/AZ/17-49
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens reorganisatie en herplaatsing

In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting Envida en een werkneemster. De werkneemster, die sinds 2000 in dienst was, vervulde de functie van regiodirecteur VVT. Door een reorganisatie binnen Envida, die per 1 april 2016 in werking trad, verviel haar functie. Envida heeft een nieuwe topstructuur geïntroduceerd met nieuwe functies, maar de werkneemster werd niet geschikt geacht voor deze nieuwe functies. De werkneemster heeft bezwaar gemaakt tegen haar boventalligheid en heeft verzocht om een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van uitwisselbaarheid van functies en dat Envida niet in gebreke was gebleven bij haar herplaatsingsinspanningen. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met een transitievergoeding van € 115.478,07 voor de werkneemster. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen ernstig verwijtbaar handelen van Envida was, waardoor de verzoeken van de werkneemster om een billijke vergoeding zijn afgewezen. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 augustus 2017.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5784827 \ AZ VERZ 17-49
Beschikking van de kantonrechter van 6 juni 2017
in de zaak van:
de stichting STICHTING ENVIDA,
gevestigd te Maastricht,
werkgever,
gemachtigde mr. C.A.H. Lemmens,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
tegen:
[werkneemster],
wonend [adres werkneemster] ,
[woonplaats werkneemster] ,
werkneemster,
gemachtigde mr. A.F.J.M. Mulders,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.
Partijen zullen hierna Envida en [werkneemster] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 7 maart 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties
- het op 26 april 2017 ter griffie ontvangen verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig voorwaardelijk verzoek ex artikel 7:671b lid 8 sub c jo. 7:686 jo. 7:686a lid 2 BW
- de op 5 mei 2017 ter griffie ontvangen aanvullende producties zijdens Envida
- de mondelinge behandeling d.d. 8 mei 2017
- de door mr. Lemmens overgelegde pleitaantekeningen
- de door mr. Mulders overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Envida is per 1 januari 2014 tot stand gekomen als gevolg van een juridische fusie tussen GroeneKruisDomicura en Vivre. Envida biedt woon-, welzijn- en zorgdiensten voor ouderen en chronisch zieken in Maastricht en het Mergelland.
2.2.
[werkneemster] , geboren op [geboortedag werkneemster] 1958, is op 1 januari 2000 bij de rechtsvoorganger van Envida in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van regiodirecteur VVT tegen een loon van € 8.548,57 bruto per maand, exclusief emolumenten.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg van toepassing evenals het Sociaal Plan Envida 2014-2019.
2.3.
Envida heeft besloten haar topstructuur aan te passen, als onderdeel van het proces Envida Stroomopwaarts. Zij heeft ten behoeve van deze reorganisatie het beslisdocument Stroomopwaarts opgesteld (productie 3C.4 verzoekschrift).
De oude topstructuur kende vier regiodirecteuren die samen met anderen het managementteam vormden. De nieuwe structuur kent een directieteam dat de Raad van Bestuur bijstaat, bestaande uit de Programmadirecteur verpleegzorg, Programmadirecteur Wijkzorg, Directeur Bedrijfsondersteuning en de secretaris Raad van Bestuur.
2.4.
In vervolg op, en gebaseerd op paragraaf 6.5.4 van het beslisdocument Stroomopwaarts, heeft Envida een benoemingsprocedure ontwikkeld voor nieuwe functies in de top- en hoofdstructuur. Deze procedure bevat een selectie op grond van gebleken geschiktheid en voorziet in 12 stappen, waaronder een belangstellingsregistratie, assessment en diepte-interviews voor kandidaten door een extern bureau, alsmede een beroepsgang voor gepasseerde kandidaten. Op 27 januari 2016 heeft de OR ingestemd met de benoemingsprocedure.
2.5.
Bij brief van 5 februari 2016 is [werkneemster] geïnformeerd dat haar functie van regiodirecteur (als onderdeel van de oude structuur) per 1 april 2016 zal vervallen.
In die brief wordt eveneens aangegeven dat gelijktijdig de nieuwe topstructuur zal worden ingevoerd met drie nieuwe directiefuncties, te weten Programmadirecteur Verpleegzorg, Programmadirecteur Wijkzorg en Directeur Bedrijfsondersteuning.
De benoemingsprocedure voor de functies in de topstructuur start met een belangstellingsregistratie onder de regiodirecteuren.
2.6.
[werkneemster] heeft middels het belangstellingsregistratieformulier haar belangstelling kenbaar gemaakt voor de functies van Programmadirecteur Verpleegzorg, Directeur Bedrijfsondersteuning, en Manager Specialistische Verpleegzorg, Behandeling en Begeleiding (SVZ B&B). Daarop heeft een belangstellingsgesprek met [werkneemster] plaatsgevonden. Vervolgens hebben er gesprekken plaatsgevonden met de selectieadviescommissie en de selectiecommissie.
2.7.
Bij brief van 15 maart 2016 is [werkneemster] geïnformeerd over de bevindingen van Envida naar aanleiding van deze gesprekken. Envida deelt mee dat [werkneemster] niet in aanmerking komt voor de functie van Programmadirecteur Verpleegzorg. Daarnaast geeft Envida in diezelfde brief aan dat [werkneemster] niet zal worden betrokken in de sollicitatieprocedure voor de functie van Directeur Bedrijfsondersteuning.
2.8.
Op 1 april 2016 is de premobiliteitsperiode voor [werkneemster] van start gegaan.
[werkneemster] heeft aan Envida kenbaar gemaakt dat de functie Manager SVZ/B&B, een nieuwe functie in de hoofdstructuur, een passende functie voor haar is conform het Sociaal Plan van Envida dat op haar van toepassing is, en dat zij rechtstreeks in deze functie benoemd zou moeten worden. Envida heeft tijdens een gesprek op 4 april 2016 aan [werkneemster] meegedeeld dat voor deze functie de benoemingsprocedure top- en hoofdstructuur geldt en dat zij de mogelijkheid heeft om naar deze functie te solliciteren.
Partijen hebben over deze kwestie vervolgens nog uitgebreid gecorrespondeerd.
2.9.
Envida heeft [werkneemster] uitgenodigd om deel te nemen aan de selectiegesprekken voor de functie van Manager SVZ/B&B op 17 en 18 mei 2016.
[werkneemster] heeft hier niet aan mee gedaan.
2.10.
[werkneemster] heeft, conform het Sociaal Plan, bij bezwaarschrift van 20 mei 2016 de kwestie voorgelegd aan de Adviescommissie Sociale Begeleiding Envida. De commissie heeft in haar advies geoordeeld dat er voor [werkneemster] geen termen aanwezig zijn om te kunnen stellen dat zij op basis van het Sociaal Plan direct en automatisch geplaatst zou moeten worden in de functie van Manager SVZ/B&B. Dit advies is door Envida overgenomen.
2.11.
Per brief van 16 juni 2016 heeft Envida [werkneemster] geïnformeerd dat zij per 1 juli 2016 boventallig zal worden. [werkneemster] heeft tegen deze boventallig verklaring bij brief van 3 juli 2016 bezwaar gemaakt bij de Adviescommissie Sociale Begeleiding.
Op 13 oktober 2016 heeft deze commissie geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren, welk advies Envida heeft overgenomen.
2.12.
Op 22 november 2016 heeft Envida toestemming aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen. Bij besluit van 10 januari 2017 heeft het UWV de toestemming geweigerd. Het UWV heeft daarbij - voor zover van belang - het volgende overwogen:
“(…) Ontslagvolgorde
De Ontslagregeling bepaalt dat werknemers volgens het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking moeten worden gebracht.
Daar alle arbeidsplaatsen in de functie van regiodirecteur komen te vervallen, is ons uit de overgelegde stukken waaronder de personeelslijst, voldoende overtuigend gebleken dat werknemer conform de geldende wet- en regelgeving voor ontslag is voorgedragen.
Het verweer van werknemer brengt ons niet tot een andere conclusie. Werknemer is van mening dat de functie van regiodirecteur VVT en de functies van programmadirecteur verpleegzorg en programmadirecteur wijkzorg uitwisselbaar zijn.
(…)
In het licht van de overgelegde gegevens vinden wij dat u overtuigend naar voren heeft gebracht dat er ten aanzien van enerzijds de functie van regiodirecteur en anderzijds de functies van programmadirecteur verpleegzorg en programmadirecteur wijkzorg sprake is van wezenlijke verschillen in functie-inhoud en voor de functies vereiste kennis en vaardigheden. Wij concluderen dan ook dat de functies niet wederzijds uitwisselbaar zijn. (…)
Wij vinden dat uit de overgelegde gegevens overtuigend naar voren komt dat er ten aanzien van de functie van regiodirecteur en de functie van manager specialistische verpleegzorg behandeling en begeleiding sprake is van wezenlijke verschillen in functie-inhoud en de voor de functies vereiste kennis en vaardigheden. Wij concluderen dan ook dat de functie van regiodirecteur en de functie van manager specialistische verpleegzorg behandeling en begeleiding niet wederzijds uitwisselbaar zijn en niet behoren tot één categorie uitwisselbare functies. Het bepalen van een ontslagvolgorde en toepassing van het afspiegelingsbeginsel is dan ook niet aan de orde.
Herplaatsing
Naast een redelijke grond voor ontslag moet de werkgever nagaan of de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, herplaatst kan worden binnen de onderneming of de groep. Van een werkgever mag daarom verwacht worden dat hij zich inspant om een werknemer van wie de arbeidsplaats vervalt te herplaatsen.
Uit onder meer uw toelichting bij de ontslagaanvraag blijkt dat de functie van manager specialistische verpleegzorg behandeling en begeleiding vacant is binnen uw organisatie.
U heeft aangegeven dat u de geschiktheid van werknemer voor de functie niet heeft beoordeeld. In deze procedure gaat het bij herplaatsing onder meer om de vraag of, indien er een nieuwe functie of een vacature is, de functie passend is. Bij het begrip passende functie wordt gekeken of de functie aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van een werknemer. Het is daarbij aan de werkgever om te beoordelen welke werknemer (het meest) geschikt is voor het vervullen van een eventuele vacature waarbij hij zijn keuze moet verantwoorden als die ter discussie wordt gesteld.
Nu u heeft nagelaten te beoordelen of de vacante functie van manager specialistische verpleegzorg behandeling en begeleiding passend is voor werknemer blijft onduidelijk of het mogelijk is werknemer binnen de redelijke termijn te herplaatsen in deze functie. De aanvraag voldoet daarmee niet aan het derde toetsingscriterium.
Dat u van mening bent dat u de geschiktheid van werknemer niet heeft kunnen beoordelen door de opstelling van werknemer brengt ons niet tot een ander oordeel.
Het is de verantwoordelijkheid van een werkgever toe te lichten waarom het niet mogelijk is een werknemer te herplaatsen. Uit de overgelegde correspondentie en stukken met betrekking tot de behandeling van bezwaren van werknemer in de adviescommissie blijkt, dat er sprake is geweest van een meningsverschil tussen u en werknemer over de uitwisselbaarheid van functies en over de wijze waarop u tot de benoeming in nieuwe functies komt. Uit de stukken, waaronder brieven van 31 maart 2016, van 5 april 2016 en van 27 september 2016, blijkt tevens dat werknemer in aanmerking wil komen voor benoeming in de functie van manager specialistische verpleegzorg behandeling en begeleiding. Wij vinden in de stukken en in uw toelichting geen aanknopingspunten die ons ervan overtuigen dat het voor u niet mogelijk is om onderzoek te doen naar de geschiktheid van werknemer voor de vacante functie.
Wij concluderen dat u gezien het ontbreken van een beoordeling van de passendheid van de functie voor werknemer en daarmee van een verantwoording van de beoordeling niet aannemelijk maakt dat er geen mogelijkheden zijn om de werknemer binnen een redelijke termijn (al dan niet met scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming.”

3.Het geschil

3.1.
Envida verzoekt de tussen haar en [werkneemster] bestaande arbeidsovereenkomst primair te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), en subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 sub h BW.
3.2.
[werkneemster] heeft verweer gevoerd en concludeert primair tot afwijzing van het ontbindingsverzoek. Subsidiair, bij toewijzing van het verzoek tot ontbinding, verzoekt [werkneemster] aan haar een transitievergoeding toe te kennen van € 115.478,07 alsmede een billijke vergoeding van € 387.316,64.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Envida heeft aan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten grondslag gelegd dat sprake is van een bedrijfseconomische reden zoals bedoeld in
artikel 7:669 lid 3, onderdeel a, BW. Gelet op artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, BW, kan op deze grond een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden gedaan, omdat het UWV bij eerdergenoemd besluit heeft geweigerd om aan Envida op die grond toestemming te geven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Envida heeft het verzoek tijdig ingediend, nu het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de toestemming door het UWV is geweigerd.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat niet is gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het BW, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Derhalve komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.3.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werkneemster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.4.
Envidaheeft primair aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd dat de arbeidsplaats van [werkneemster] als gevolg van de reorganisatie van de topstructuur van Envida, is komen te vervallen.
De nieuwe functies in de topstructuur zijn niet onderling uitwisselbaar met de vier directiefuncties in de oude topstructuur. Dit blijkt volgens Envida uit:
  • De functiebeschrijving regiodirecteur;
  • De beslissing van de Adviescommissie Sociale Begeleiding d.d. 11 januari 2016;
  • De uitwisselbaarheidsrapportage opgesteld door FWG;
  • De competentieprofielen directie en management.
Dit oordeel wordt eveneens onderschreven door het UWV in haar beslissing op de ontslagaanvraag, aldus Envida.
4.5.
Envida heeft [werkneemster] niet geschikt geacht voor benoeming op een van de drie nieuwe directiefuncties. Dat en waarom [werkneemster] niet geschikt werd geacht, is deugdelijk gemotiveerd en aan [werkneemster] teruggekoppeld. [werkneemster] heeft tegen dit oordeel geen bezwaar gemaakt.
[werkneemster] heeft vervolgens geweigerd deel te nemen aan de selectieprocedure voor de nieuwe functie van Manager SVZ/B&B. Zij was van mening dat zij, zonder deelname aan de selectieprocedure, in deze functie geplaatst moest worden. [werkneemster] is echter, net als iedereen, verplicht om deel te nemen aan de selectieprocedure die voortvloeit uit het Sociaal Plan. Gelet op de weigering van [werkneemster] om deel te nemen aan de selectieprocedure heeft Envida een papieren beoordeling laten uitvoeren door de selectiecommissie en de selectieadviescommissie. De selectieadviescommissie heeft geoordeeld dat zij een persoonlijk gesprek noodzakelijk acht om de motivatie van [werkneemster] te kunnen beoordelen, en om de benodigde competenties te onderzoeken en te toetsen.
De selectiecommissie is, gelet op haar ervaringen met [werkneemster] in haar functie van regiodirecteur, van mening dat [werkneemster] ongeschikt is.
4.6.
[werkneemster]stelt zich op het standpunt dat uit niets blijkt dat er geen sprake is van onderlinge uitwisselbaarheid tussen de oude en de nieuw gecreëerde functies.
Nog steeds zijn namelijk geen functieprofielen, functiematrixen of competentieprofielen beschikbaar van de oude functies. Er is geen functiebeschrijving gemaakt die voldoet aan de eisen van de CAO en FWG. Daarnaast kan het niet anders zijn dan dat een deel van de werkzaamheden binnen de oude functies wordt voorgezet binnen de nieuw gecreëerde functies. Dat maakt dat omgekeerde afspiegeling aan de orde is en [werkneemster] zeker niet de laatste is die voor de nieuwe functies in aanmerking komt.
Ook als ervan uit zou worden gegaan dat het Envida is toegestaan om de meest geschikte werknemer te selecteren, heeft te gelden dat dit dient te gebeuren op basis van objectiveerbare criteria, in een met sterke waarborgen omkleed proces. Dit is niet gebeurd.
[werkneemster] is al sinds januari 2000 werkzaam in deze organisatie en men weet inmiddels wel wat voor vlees men in de kuip heeft. Dat men van een van de vier directeuren binnen de organisatie niet zou weten wat deze in haar mars heeft, is ongeloofwaardig.
[werkneemster] heeft geen eerlijke kans gekregen.
4.7.
Envida heeft volgens [werkneemster] daarnaast niet voldaan aan haar herplaatsingsinspanningen. Bij de vraag of een functie passend is in het kader van de herplaatsingsinspanningen, hoeft slechts te worden getoetst aan de vraag of de vacante functie aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de functie van manager SVZ/B&B dient te worden betrokken in de herplaatsingsinspanningen. Envida stelt dat zij niet kan beoordelen of er sprake is van een passende functie omdat [werkneemster] zich niet wenst te onderwerpen aan een sollicitatieprocedure. Het is volgens [werkneemster] onzin dat Envida dit na een dienstverband van 17 jaar met uitstekend functioneren niet zou kunnen vaststellen. Voor zover er al van een rechtsgeldige boventalligheid gesproken kan worden, had [werkneemster] toch in ieder geval rechtstreeks geplaatst dienen te worden in de functie van manager SVZ/B&B.
4.8.
De kantonrechter overweegt het volgende.
De kantonrechter stelt voorop dat Envida de noodzaak tot reorganisatie en het daarmee gepaard gaande vervallen van de functie van regiodirecteur VVT, voldoende heeft onderbouwd. Daarbij is van belang dat als uitgangspunt heeft te gelden dat het een onderneming in hoge mate vrijstaat om te bepalen op welke wijze zij haar organisatie wil inrichten.
Uitwisselbaarheid van functies
4.9.
[werkneemster] stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat uit niets blijkt dat de nieuwe functies niet onderling uitwisselbaar zijn met de oude functies.
De kantonrechter overweegt dat van uitwisselbare functies sprake is wanneer deze naar functie-inhoud, vereiste kennis en vaardigheden en vereiste competenties vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. Deze elementen voor de vaststelling van de uitwisselbaarheid van functies dienen in onderlinge samenhang te worden beoordeeld.
Envida heeft haar standpunt dat er geen sprake is van uitwisselbaarheid van de nieuwe functies in de topstructuur met die van de oude topstructuur onder meer onderbouwd door overlegging van de functiebeschrijving regiodirecteur (productie 1 verzoekschrift), de beslissing van de Adviescommissie Sociale Begeleiding d.d. 11 januari 2016 (productie 3C.19), de uitwisselbaarheidsrapportage opgesteld door FWG (productie 3C.18) en de competentieprofielen directie en management.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat zowel het UWV, de Adviescommissie Sociale Begeleiding alsook FWG hebben geconcludeerd dat de functie Regiodirecteur (oud) niet uitwisselbaar is met de functie Programmadirecteur (nieuw). FWG heeft ter onderbouwing van haar conclusie onder meer aangevoerd dat er een verschil is in functieniveau en positionering van de functie. De Regiodirecteur is formeel ingedeeld in functiegroep 70 en de Programmadirecteur is ingedeeld in functiegroep 75. Een belangrijke reden voor deze verzwaring is dat de Programmadirecteur lid is van het directieteam. De positionering is anders in die zin, dat zij nu als twee programmadirecteuren (in plaats van vier regiodirecteuren) verantwoordelijk zijn voor de aansturing van tweemaal zoveel managers en medewerkers. De belangrijkste verschillen op het gebied van functie-eisen en functie-inhoud liggen volgens FWG op het vlak van innovatie, zelforganisatie en deel uitmaken van het directieteam. Naast het feit dat dit functie-inhoudelijke verschillen zijn, vraagt dit ook andere vaardigheden (authenticiteit, initiatief tonen en tegenmacht bieden). Een ander verschil aangaande de inhoud van de functies is een onderscheid in beleidsprogramma’s.
De Programmadirecteur is verantwoordelijk voor ofwel het domein Verpleegzorg dan wel Wijkzorg, terwijl de Regiodirecteur een regio aanstuurt.
4.11.
Gelet op deze nadere onderbouwing door Envida, had het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van [werkneemster] gelegen om haar stelling dat er wél sprake is van uitwisselbaarheid van functies nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door zelf een extern deskundige onderzoek te laten doen. [werkneemster] heeft dit niet gedaan en daardoor de stelling van Envida dat er geen sprake is van uitwisselbaarheid, onvoldoende weerlegd.
De door [werkneemster] aangevoerde omstandigheid dat de functiebeschrijving regiodirecteur niet voldoet aan de eisen die de CAO en FWG stellen, maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat uitwisselbaarheid van deze functie niet getoetst kan worden.
De kantonrechter ziet geen aanleiding te twijfelen aan de conclusie van zowel FWG als het UWV dat er geen sprake is van uitwisselbaarheid. Het verweer van [werkneemster] ten aanzien van de uitwisselbaarheid van functies zal dan ook worden gepasseerd. Envida was niet gehouden tot afspiegeling als bedoeld in artikel 11 van de Ontslagregeling.
Herplaatsing
4.12.
[werkneemster] is van mening dat Envida niet heeft voldaan aan haar herplaatsingsinspanningen en zij stelt zich op het standpunt dat zij rechtstreeks geplaatst dient te worden in de voor haar passende functie van manager SVZ/B&B.
Envida is - kort gezegd - de mening toegedaan dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat het door toedoen van [werkneemster] zelf is dat de procedure niet goed doorlopen is. Envida stelt zich op het standpunt dat [werkneemster] niet direct geplaatst kon worden maar deel moest nemen aan de selectieprocedure conform het Sociaal Plan.
4.13.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer in een ander passende functie en binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
4.14.
Op grond van artikel 9 van de Ontslagregeling moet bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor de werknemer, worden betrokken arbeidsplaatsen waarvoor een vacature bestaat, of waarvoor binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 10, een vacature zal ontstaan. Daarnaast is in artikel 9 bepaald dat van een passende functie sprake is wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van werknemer. Uit de toelichting bij artikel 9 van de Ontslagregeling volgt dat het aan de werkgever is om te beoordelen welke werknemer (het meest) geschikt is voor het vervullen van een eventuele vacature.
4.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken op grond waarvan [werkneemster] in afwijking van de procedure overeengekomen in het Sociaal Plan, rechtstreeks geplaatst zou moeten worden in de functie van manager SVZ/B&B, een functie die onderdeel uitmaakt van de nieuwe hoofdstructuur van Envida.
Dit volgt evenmin uit de benoemingsprocedure voor de functies in de top- en hoofdstructuur, zoals opgenomen in het Beslisdocument Stroomopwaarts.
Envida heeft [werkneemster] diverse malen uitgenodigd mee te doen aan de hierin voorgeschreven sollicitatiegesprekken.
Door hieraan geen gevolg te geven, heeft [werkneemster] de kans om aangenomen te worden in de door haar gewenste functie, aanzienlijk verkleind. De omstandigheid dat [werkneemster] reeds 17 jaar werkzaam is voor Envida en men dus volledig op de hoogte is van haar functioneren, maakt niet dat zij daarom de benoemingsprocedure niet zou hoeven te volgen. Dat Envida weet ‘wat voor vlees men in de kuip heeft’ zal bovendien voor de meeste werknemers van Envida gelden.
Het betoog van [werkneemster] dat zij überhaupt geen eerlijke kans heeft gekregen omdat de selectiecommissies niet objectief zouden zijn, heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter niet hard weten te maken.
De selectiecommissies zijn uiteindelijk tot een ‘papieren’ beoordeling overgegaan, zonder een sollicitatiegesprek met [werkneemster] te hebben gehouden. De selectiecommissie heeft op basis van opleiding, ervaring en capaciteiten van [werkneemster] geconcludeerd dat de functie manager SVZ/B&B niet passend is. De selectieadviescommissie achtte eerst een persoonlijk gesprek met [werkneemster] nodig, alvorens een advies te kunnen geven.
Nu de kantonrechter niet heeft kunnen vaststellen dat er nog een andere vacature bestaat,
of binnen een redelijke termijn zal ontstaan, komt hij tot de conclusie dat herplaatsing van [werkneemster] in een andere passende functie niet mogelijk is gebleken.
4.16.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Envida naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond opleveren voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel a BW.
4.17.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Envida zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2017. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, een en ander met behoud van een termijn van ten minste één maand.
4.18.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat Envida aan [werkneemster] een transitievergoeding verschuldigd is indien - kort gezegd - de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van Envida is ontbonden. Aan deze beide voorwaarden is voldaan. De kantonrechter kent aan [werkneemster] indachtig het bepaalde in artikel 7:673 lid 2 BW derhalve een transitievergoeding toe ten bedrage van € 115.478,07.
4.19.
[werkneemster] heeft verzocht aan haar een billijke vergoeding toe te kennen. Voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 8 onderdeel c BW is vereist dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Envida. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Envida zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als Envida grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als Envida een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, zodat de verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen.
4.20.
Gelet op de aard en uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat de proceskosten op hierna te bepalen wijze worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2017,
5.2.
veroordeelt Envida tot betaling van € 115.478,07 ter zake transitievergoeding,
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de transitievergoeding uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: