Uitspraak
Beschikking erfrecht van de kantonrechter van 7 juni 2017.
mevr. mr. A.C.M. FOKKEMA-SCHUTE,verbonden aan Fokkema Linssen notarissen te Rotterdam, ingediend verzoek.
Rechtbank Limburg
Op 7 juni 2017 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verwerping van een nalatenschap. Verzoekster, benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater], had het verzoek ingediend om de verwerping van de nalatenschap door de ouders en zus van de erflater ongedaan te maken. De erflater was geboren op [geboortedag erflater] 1979 en overleden op [overlijdensdag] 2014. De ouders en zus hadden de nalatenschap verworpen op 19 juni 2014, omdat er aanvankelijk een sterk vermoeden was van een negatieve nalatenschap, bestaande uit een woning met een hoge hypotheekschuld van € 160.000,00. De woning was verkocht voor € 120.000,00, maar door de uitkering van een aan de hypotheek gekoppelde polis resteerde er een bedrag van ruim € 30.000,00.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2017 heeft verzoekster haar verzoek toegelicht en geprobeerd aansluiting te vinden bij artikel 4:194a lid 2 BW, dat erfgenamen de mogelijkheid biedt om een nalatenschap na een zuivere aanvaarding alsnog beneficiair te aanvaarden. De kantonrechter overwoog dat artikel 4:194a BW is bedoeld om erfgenamen te beschermen tegen onverwachte schulden die niet bekend waren ten tijde van de zuivere aanvaarding. De kantonrechter erkende de a contrario redenering van verzoekster, maar concludeerde dat haar verzoek een wettelijke grondslag miste. De wetgever heeft de beneficiaire aanvaarding in het leven geroepen om erfgenamen de mogelijkheid te geven de omvang van de nalatenschap vast te stellen zonder financieel risico. De eerdere verwerping door de ouders en zus van de erflater kon niet worden teruggedraaid, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek.