ECLI:NL:RBLIM:2017:5283

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
5834548/EZ/17-79
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ongedaanmaking van verwerping van nalatenschap op basis van artikel 4:194a BW

Op 7 juni 2017 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verwerping van een nalatenschap. Verzoekster, benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater], had het verzoek ingediend om de verwerping van de nalatenschap door de ouders en zus van de erflater ongedaan te maken. De erflater was geboren op [geboortedag erflater] 1979 en overleden op [overlijdensdag] 2014. De ouders en zus hadden de nalatenschap verworpen op 19 juni 2014, omdat er aanvankelijk een sterk vermoeden was van een negatieve nalatenschap, bestaande uit een woning met een hoge hypotheekschuld van € 160.000,00. De woning was verkocht voor € 120.000,00, maar door de uitkering van een aan de hypotheek gekoppelde polis resteerde er een bedrag van ruim € 30.000,00.

Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2017 heeft verzoekster haar verzoek toegelicht en geprobeerd aansluiting te vinden bij artikel 4:194a lid 2 BW, dat erfgenamen de mogelijkheid biedt om een nalatenschap na een zuivere aanvaarding alsnog beneficiair te aanvaarden. De kantonrechter overwoog dat artikel 4:194a BW is bedoeld om erfgenamen te beschermen tegen onverwachte schulden die niet bekend waren ten tijde van de zuivere aanvaarding. De kantonrechter erkende de a contrario redenering van verzoekster, maar concludeerde dat haar verzoek een wettelijke grondslag miste. De wetgever heeft de beneficiaire aanvaarding in het leven geroepen om erfgenamen de mogelijkheid te geven de omvang van de nalatenschap vast te stellen zonder financieel risico. De eerdere verwerping door de ouders en zus van de erflater kon niet worden teruggedraaid, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5834548 \ EZ VERZ 17-79

Beschikking erfrecht van de kantonrechter van 7 juni 2017.

Gezien het op 17 maart 2017 ter griffie van de rechtbank, burgerlijk recht / kanton, locatie Roermond door
mevr. mr. A.C.M. FOKKEMA-SCHUTE,verbonden aan Fokkema Linssen notarissen te Rotterdam, ingediend verzoek.
Verzoekster is bij beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 10 december 2014 benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater] , geboren te [geboorteplaats erflater] op [geboortedag erflater] 1979 en overleden te [plaats van overlijden] op [overlijdensdag] 2014. Het laatste woonadres van erflater was [woonplaats erflater] , [woonadres erflater] .
De ouders en zus van erflater hebben de nalatenschap op 19 juni 2014 verworpen.
Het verzoek strekt ertoe de verwerping door de ouders en de zus van erflater ongedaan te maken, zodat de nalatenschap alsnog beneficiair kan worden aanvaard.
Op 31 mei 2017 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgehad. Verzoekster heeft haar verzoek ter zitting nader toegelicht. Verzoekster heeft daarbij aangegeven dat het er aanvankelijk een sterk vermoeden van een zeer negatieve nalatenschap was. De nalatenschap omvatte onder meer een woning en een hoge hypotheekschuld van
€ 160.000,00. De woning is verkocht voor een bedrag van € 120.000,00. Een en ander heeft de ouders en de zus van erflater aanleiding gegeven de nalatenschap te verwerpen.
Echter, door de uitkering van een aan de hypotheek gekoppelde polis resteert er een bedrag van ruim € 30.000,00.
Verzoekster zoekt met haar verzoek aansluiting bij de bepaling van artikel 4:194a lid 2 BW, welk artikel erfgenamen de mogelijkheid biedt om een nalatenschap na een zuivere aanvaarding alsnog beneficiair te aanvaarden.
De kantonrechter overweegt het navolgende.
Artikel 4:194a BW is in het leven geroepen om erfgenamen te beschermen tegen onverwachte schulden die ten tijde van de zuivere aanvaarding niet bekend waren. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever erfgenamen die door de zuivere aanvaarding onvoorzien een nalatenschapschuld uit eigen vermogen moeten voldoen, heeft willen behoeden voor financiële problemen.
De kantonrechter begrijpt de a contrario redenering van verzoekster, maar stelt vast dat haar verzoek een wettelijke grondslag mist. Daar waar aan artikel 4:194a BW bescherming van erfgenamen tegen onverwachte schulden ten grondslag ligt, heeft de wetgever de beneficiaire aanvaarding in het leven geroepen teneinde erfgenamen de mogelijkheid te geven de omvang van de nalatenschap nader vast te stellen, zonder dat zij daarbij enig financieel risico lopen.
De mogelijkheid die in artikel 4:194a BW is gecreëerd is de enige uitzondering op de hoofdregel dat een eenmaal gedane keuze onherroepelijk is. De eerdere verwerping door de ouders en de zus van erflater kan dan ook niet worden teruggedraaid. Dit leidt ertoe dat het verzoek moet worden afgewezen.

De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: