Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en de onderlinge waarborgmaatschappij OWM Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. De eisende partij, die tot 1 maart 2012 in Duitsland werkte, viel tot dat moment niet onder de Zorgverzekeringswet. Na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd op 1 maart 2012, viel de eisende partij echter wel onder deze wet en had recht op een goedkopere basisverzekering. De eisende partij vorderde terugbetaling van te veel betaalde premie over de periode van 1 maart 2012 tot en met december 2015, alsook buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het doorgeven van relevante informatie en het aanmelden voor de wettelijke zorgverzekering bij de eisende partij lag. De gedaagde partij had de wijziging pas in december 2015 doorgevoerd, maar dit kon niet met terugwerkende kracht. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking van de gedaagde partij, aangezien de eisende partij een rechtsgeldige verzekeringsovereenkomst had en de vordering werd afgewezen. De eisende partij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.
De uitspraak benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van verzekerden in het zorgverzekeringsstelsel en de voorwaarden waaronder zorgverzekeraars verplicht zijn om een zorgverzekering aan te bieden. De kantonrechter wees erop dat de eisende partij onvoldoende feiten had aangedragen die zouden wijzen op onrechtmatig handelen van de gedaagde partij.