ECLI:NL:RBLIM:2017:5259

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
5755904 \ CV EXPL 17-2000
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige huur door woningstichting

In deze zaak heeft de stichting Woonwenz, gevestigd te Venlo, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die een woning huurt van de stichting. De huurprijs bedraagt € 704,38 per maand, welke huur bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. De gedaagde partij heeft een huurachterstand opgebouwd van € 1.845,00 tot en met maart 2017. Ondanks pogingen van beide partijen om een betalingsregeling te treffen, is er geen overeenstemming bereikt. De stichting vordert betaling van een bedrag van € 1.255,88, bestaande uit € 1.171,16 aan hoofdsom en € 84,72 aan buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de achterstand erkent, maar heeft ook geconstateerd dat de gedaagde partij heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter oordeelt dat het partijen vrijstaat om een betalingsregeling te treffen, maar dat dit de gedaagde partij niet ontslaat van haar betalingsverplichting. Het verweer van de gedaagde partij wordt verworpen, en de vordering van de stichting wordt toegewezen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, aangezien het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is.

De gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte op 7 juni 2017.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5755904 \ CV EXPL 17-2000
Vonnis van de kantonrechter van 7 juni 2017
in de zaak van:
de stichting STICHTING WOONWENZ,
gevestigd te Venlo,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij huurt van eisende partij de woning c.a. te [woonplaats gedaagde partij] , aan de [adres gedaagde partij] , tegen een huurprijs van laatstelijk € 704,38 per maand. De huur dient bij vooruitbetaling telkens vóór of op de eerste van iedere maand te zijn voldaan.
2.2.
Gedaagde partij heeft een achterstand in de betaling van de huur laten ontstaan. Tot en met maart 2017 bedraagt de huurachterstand € 1.845,00.
2.3.
Partijen hebben getracht een betalingsregeling te treffen maar hebben geen overeenstemming bereikt.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.255,88, vermeerderd met rente en kosten.
Het bedrag van € 1.255,88 is opgebouwd uit € 1.171,16 aan hoofdsom en € 84,72 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat gedaagde partij de achterstand erkend, althans niet betwist. Deze kan derhalve worden toegewezen.
4.2.
Gedaagde partij voert aan dat zij getracht heeft een betalingsregeling te treffen en legt de gevoerde e-mailcorrespondentie over. Eisende partij stelt dat zij de voorgestelde regeling heeft afgewezen en een tegenvoorstel heeft gedaan waarmee gedaagde partij vervolgens niet akkoord was. Vervolgens heeft gedaagde partij weer een voorstel gedaan en is € 15,00 per maand gaan voldoen. Eisende partij is hiermee niet akkoord gegaan.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat het partijen vrijstaat om in onderling overleg een betalingsregeling te treffen. Voor geen van partijen is dit verplicht en het staat partijen vrij om al dan niet akkoord te gaan met een voorstel. Het is partijen niet gelukt om een betalingsregeling te treffen. Dit ontslaat gedaagde partij echter niet van haar betalingsverplichting. Dit geldt eveneens voor de financiële omstandigheden waarin gedaagde partij verkeert.
4.4.
Het verweer van gedaagde partij wordt verworpen en de vordering van eisende partij kan worden toegewezen. Daarbij zal worden uitgegaan van de in de dagvaarding gevorderde achterstand van € 1.171,16, nu eisende partij haar vordering bij repliek niet heeft vermeerderd.
4.5.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De door eisende partij gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is overeenkomstig het daarvoor geldende tarief en wordt toegewezen.
4.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 871,50
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.255,88, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.171,16 vanaf 20 februari 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 871,50,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: