Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
second opiniongenoemd. Weliswaar is het niet zo dat deze altijd moet worden voorafgegaan door het als
first opinionte kwalificeren oordeel van de arbo-arts, maar bij het ontbreken van dit laatste door nalatigheid van de werkgever (zie 4.1) en bij de aanwezigheid van een verklaring van een behandelend arts waaruit van de ziekte van de werknemer blijkt (zie 2.4), kan van de werknemer niet worden gevergd zich van het oordeel van de UWV-deskundige te voorzien.
toe te rekenen. Dat is hier niet het geval. De werkgever verkeerde immers in de periode tussen het aangaan en de ontbinding van de beëindigingsovereenkomst, van 28 juni tot 12 juli 2016 (zie 2.5), in de terechte veronderstelling dat zij geen loon meer verschuldigd was. Ook over de periode vanaf 13 juli 2016 valt de werkgever niet toe te rekenen dat zij niet onmiddellijk het loon heeft betaald. De tijd die toen nog restte om het waarheidsgehalte van de ziekmelding van de werknemer door de arbo-arts te doen controleren, was redelijkerwijs te kort.