ECLI:NL:RBLIM:2017:5075

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
C/03/181740 / HA ZA 13-252
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aannemingsovereenkomst en opleveringsgebreken nieuwbouwwoning

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde over een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een nieuwbouwwoning. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H.G.M. Kerckhoffs, heeft de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.C.M. Coenen, aangeklaagd voor het niet voldoen aan de betalingsverplichtingen na de oplevering van het werk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oplevering van het werk feitelijk op 14 september 2012 heeft plaatsgevonden, en niet op 25 juni 2012 zoals door de eiser werd gesteld. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde recht heeft op een korting op de aanneemsom wegens te late oplevering, en dat de vordering van de eiser tot betaling van de resterende aanneemsom en meerwerk niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser afgewezen en de gedaagde in het gelijk gesteld. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser, die als in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/181740 / HA ZA 13-252
Vonnis van 24 mei 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.H.G.M. Kerckhoffs te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.C.M. Coenen te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 maart 2016
  • het conceptrapport deskundigenbericht
  • de brief en bijlagen aan de deskundige van [eiser] van 4 juli 2016
  • de brief en bijlagen aan de deskundige van [gedaagde] van 4 juli 2016
  • het deskundigenbericht (eindrapport) van 29 augustus 2016
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] van 2 november 2016
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] van 2 november 2016
  • de rolbeslissing van 9 november 2016
  • de akte uitlating na rolbeslissing van [gedaagde] van 7 december 2016
  • de productie van [gedaagde] , ingekomen bij de rechtbank op 1 maart 2017,
op de zitting voor het houden van de pleidooien in het geding gebracht
- het verkort proces-verbaal van de pleidooien van 13 maart 2017,
tevens houdende de door partijen overgelegde pleitnota’s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Dit vonnis wordt gewezen door de rechter ten overstaan van wie de pleidooien hebben plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Tussen [gedaagde] als opdrachtgever en [naam BV eiser] (hierna: [naam BV eiser] ) als aannemer is op 19 januari 2011 een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de ruwbouw van een woning aan de [adres] te [woonplaats] . Voor zover daarvan in de aannemingsovereenkomst en het bestek niet is afgeweken zijn op de aannemingsovereenkomst de “
Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken” van 1989 (hierna: UAV) van toepassing.
2.2.
Het werk is bepaald in artikel 3 lid 1 van de aannemingsovereenkomst:

1. Het werk bestaat uit:
de uitvoering van de werkzaamheden zoals deze zijn omschreven in het Bestek, bestaande uit:
a. Deelbestek 1 Administratieve voorwaarden ten behoeve van de nieuwbouw van het V-House aan de [adres] d.d. 20.06.2008 met 1e nota van wijzigingen d.d. 14.01.2011;
b. Deelbestek 2 Bouwkundige werkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw van het V-House aan de [adres] d.d. 20.06.2008 met 1e nota van wijzigingen d.d. 14.01.2011;
c. de bouwtekeningen van Wiel Arets Architects, Ingenieursbureau voor Beton- en Staal-konstruktie Palthe BV en Enexis NV volgens de bouwtekeningenlijst van Wiel Arets Architects d.d. 17.01.2011;
d. de projectplanning d.d. 13.01.2011 van [naam coördinator] Bouwmanagement;
e. de in artikel 4 genoemde vergunningen;
f. de gedetailleerde besteksbegroting van de Aannemer d.d. 17.01.2011;
g. betalingsschema aanneemsom volgens de procentuele verdeelstaat; (…)
i. de Coördinatieovereenkomst.
Deze documenten zijn alsBijlagen A t/m Iaan deze overeenkomst gehecht en maken daarvan deel uit.
2.3.
In artikel 7 lid 1 van de aannemingsovereenkomst is als aanneemsom opgenomen: “
€ 587.000,00 exclusief btw”.
2.4.
Betreffende meer/minderwerk zijn partijen (artikel 9 aannemingsovereenkomst) overeengekomen:

Artikel 9 - Meer- en minderwerk
1. In afwijking van het bepaalde in § 36.2 UAV is uitsluitend Opdrachtgever bevoegd bestekswijzigingen aan Aannemer op te dragen.
2. Bestekswijzigingen als bedoeld in § 36 UAV komen uitsluitend voor vergoeding in aanmerking indien Aannemer hiervan tijdig en vooraf schriftelijk gemotiveerd melding heeft gemaakt bij Opdrachtgever en Opdrachtgever daarvoor schriftelijk opdracht heeft gegeven. De melding door Aannemer dient gepaard te gaan met een gedetailleerde begroting van de met de wijziging gemoeide kosten. § 36 lid 5 UAV is niet van toepassing.
3. Is grondslag voor de verrekening van meer- en bestekswijzigingen als bedoeld in § 36 lid 4 UAV geldt de gedetailleerde besteksbegroting van de Aannemer minderwerk op basis van als bedoeld in artikel 7 lid 3 van deze overeenkomst. Voor onderdelen waarin de besteksbegroting niet voorziet dienen kopieën van offertes van onderaannemers en leveranciers te worden overgelegd. Voor zover wijzigingen geen veranderingen in de bouwtijd met zich meebrengen zullen geen bouwplaatskosten in rekening worden gebracht.
4. Van de aanneemsom maken deel uit de volgende stelposten, welke tevens in de gedetailleerde besteksbegroting zijn opgenomen:
a. schuine kanten afwerkvloer begane grond.
5. De Aannemer dient Opdrachtgever vóór de uitvoering op te verwachten overschrijdingen van geschatte of verrekenbare hoeveelheden te wijzen. In afwijking van het bepaalde in de paragrafen 37, 38 en 39 UAV zullen over de afwijkingen van verrekenbaar gestelde hoeveelheden dezelfde percentages opslagen, afkoop prijsstijgingen, algemene kosten en winst en risico worden gehanteerd als neergelegd in de gedetailleerde besteksbegroting als bedoeld in artikel 7.3 van deze overeenkomst.
(…)
2.5.
Tussen [gedaagde] en [naam BV eiser] geldt dat uiterlijk op 18 oktober 2011, behoudens onwerkbare dagen, het werk dient te zijn voltooid (artikel 10 lid 2, met bijgeschreven - door de contractspartijen geaccordeerde - toevoeging, aannemingsovereenkomst).
2.6.
Partijen zijn overeengekomen dat de opneming en goedkeuring van het werk als volgt dient te gebeuren:

Deelbestek Alg. Administratieve Bepalingen
(…)
01.02.09
OPNEMING EN GOEDKEURING
02 BEPROEVING
03 OPNEMING EN GOEDKEURING
De schriftelijke aanvraag, genoemd in de U.A.V. paragraaf 9 lid 1, moet tenminste 10 werkdagen voor de datum dat het werk, naar verwachting van de aannemer, voltooid zal zijn in het bezit van de directie zijn.
90 GEBREKEN
Bij opneming wordt een mancolijst opgesteld. De aannemer is verplicht om herstel van kleine gebreken/tekortkomingen te realiseren binnen 5 werkbare werkdagen na opname van het betreffende werkdeel. Verlenging van deze periode is alleen mogelijk indien herstel afhankelijk is van naleving bouwmaterialen. De afwijkende termijnbepalingen wordt eenzijdig door de directie gedaan en aangegeven op de mancolijst.
2.7.
Op grond van § 9 lid 9 UAV geldt met betrekking tot een heropneming na onthouding van goedkeuring na opname:

Bij een heropneming zullen andere gebreken dan die, welke overeenkomstig het zevende lid aan de aannemer zijn opgegeven, alleen dan reden tot hernieuwde onthouding van goedkeuring kunnen zijn, indien zij eerst na de voorafgegane opneming aan de dag zijn getreden.
2.8.
Betreffende de oplevering van het werk zijn partijen in de aannemingsovereen-komst overeengekomen:

Artikel 12 - Oplevering
1. Het Werk zal alleen dan overeenkomstig § 10 lid 1 UAV worden goedgekeurd indien de Aannemer heeft voldaan aan de volgende verplichtingen:
a. Ter handstelling aan de Directie of Opdrachtgever van de in Artikel 14 bedoelde garantieverklaringen;
b. Indien van toepassing overlegging van de in het bestek omschreven revisietekeningen, handleidingen en gebruiksaanwijzingen;
c. Indien van toepassing overlegging van de in het bestek omschreven goedkeurende verklaringen van nutsbedrijven en overheidsinstanties en eventuele keuringsrapporten.
d. Het volledig bijwerken van het V&G dossier.
2. In afwijking van het bepaalde in § 9.7, laatste zin UAV, zal de Aannemer de bij de opneming van het werk als bedoeld in § 9 UAV geconstateerde opleveringsgebreken uiterlijk binnen 10 werkdagen na de oplevering herstellen. Kleine gebreken dienen onverwijld te worden hersteld.
2.9.
Partijen zijn in geval van een te late oplevering in artikel 13 aannemings-overeenkomst een korting overeengekomen.
2.10.
De onderhoudstermijn (als bedoeld in § 11 UAV) bedraagt op grond van artikel 15 aannemingsovereenkomst drie maanden na oplevering voor de bouwkundige onderdelen.
2.11.
Tussen [gedaagde] , [naam BV eiser] , twee andere aannemers en de bouwcoördinator werd de onder randnummer 2.2. (i) genoemde coördinatieovereenkomst gesloten. Die overeen-komst had ten doel de werkzaamheden op elkaar af te stemmen en het bouwproject binnen de in de projectplanning opgenomen termijnen uit te voeren en uiterlijk op 20 april 2012 te voltooien.
2.12.
[naam BV eiser] en [gedaagde] zijn tevens bij aannemingsovereenkomst overeengekomen:

Artikel 17 - Bouwvergaderingen/Coördinatievergaderingen
1. In twee wekelijks, voor het eerst op 7 februari 2011, of zoveel vaker als door de Directie of Coördinator, zullen bouwvergaderingen worden belegd, waarbij in ieder geval de gevolmachtigde van de Aannemer, de Coördinator, en de Directie aanwezig zullen zijn, alsmede door hen uit te nodigen derden, zoals onderaannemers en nevenaannemers. De verslaglegging van de bouwvergadering zal worden verzorgd door de Coördinator. De verslagen van de bouwvergaderingen komen in de plaats van de weekrapporten als bedoeld in § 27 lid 1 UAV. Indien mogelijk zullen deze bouwvergaderingen en de uit hoofde van de Coördinatieovereenkomst te houden Coördinatievergaderingen gelijktijdig plaatsvinden.
2. Op deze bouwvergaderingen zullen in ieder geval de volgende onderwerpen worden besproken:
a Goedkeuring verslag vorige bouwvergadering;
b De vordering en de stand van het werk;
c De onwerkbare dagen en het verleende uitstel van oplevering;
d Gegevensverstrekking van de zijde van Directie/Coördinator;
e Onderaannemers;
f Bestekswijzigingen, meer en minderwerk, verwerkte hoeveelheden en stelposten;
g Door Aannemer ingediende termijnen;
h Veiligheid;
i Coördinatie met onder- en nevenaannemers.
2.13.
[naam BV eiser] heeft op 5 oktober 2012 een eindafrekening aan [gedaagde] gezonden van € 812.719,02 in totaal (productie 11 bij dagvaarding). [naam BV eiser] heeft [gedaagde] voor het deel van de eindafrekening dat niet is voldaan in rechte betrokken.
2.14.
Nadat [naam BV eiser] op 25 juni 2013 in staat van faillissement was verklaard, heeft de faillissementscurator de (vermeende) vorderingen van [naam BV eiser] op [gedaagde] overgedragen aan [eiser] .
2.15.
[eiser] heeft bij akte van 22 april 2015 (productie 62) de volgende kopieën van garanties in het geding gebracht:
- garantieverklaring van 22 augustus 2012 van Loos Betonvloeren Obdam B.V. (5 jaren)
- garantieverklaring van Clement Beton Weer B.V. van 1 juni 2012 (10 jaar)
- Komo attest met productcertificaten van 1 oktober 2010
(onbepaalde tijd)
- certificaten van KOMO van 15 december 2009 (onbepaalde tijd).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] stelt dat [naam BV eiser] het werk op 25 juni 2012, onder voorbehoud van herstel van opleveringsgebreken, aan [gedaagde] heeft opgeleverd. De eindafrekening van 5 oktober 2012 betreft het aan [gedaagde] opgeleverde werk en vermeldt de totale aanneemsom, meer/ minderwerken, de kosten van de bouwtijdverlenging en de niet eerder gefactureerde aan-vullende kosten en uren van [naam BV eiser] [eiser] stelt dat [gedaagde] de eindafrekening slechts deels heeft voldaan en dat [gedaagde] in verzuim is met de betaling van:
a. a) restant aanneemsom (19e-20e termijn): € 69.853,00,
b) meerwerk/minderwerk: € 127.727,00,
c) aanvullende kosten: € 52.252,90,
d) factuur 70229 van de afwerkvloeren: € 22.739,08 (productie 10 bij dagvaarding),
e) kosten voor afwerking: € 15.176,00,
telkens inclusief btw.
3.2.
[eiser] stelt dat [naam BV eiser] na de oplevering de opleveringsgebreken voor zoveel mogelijk heeft hersteld en dat [gedaagde] hem onvoldoende gelegenheid heeft geboden tot het volledige herstel van de opleveringsgebreken respectievelijk de voltooiing van aanvullende werken. Deze omstandigheid komt voor rekening en risico van [gedaagde] en rechtvaardigt niet dat [gedaagde] het restant van de aanneemsom en meerwerk niet heeft voldaan, temeer nu de contractuele onderhoudstermijn is verstreken. Ook de betalingstermijn van de factuur 70229 is verstreken, aldus [eiser] .
3.3.
[eiser] vordert gelet hierop - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 287.747,81 in totaal, vermeerderd met (buitengerechtelijke) kosten en rente.
3.4.
[gedaagde] voert - kort samengevat - aan dat hij volledig aan zijn betalingsverplichting jegens [naam BV eiser] heeft voldaan. [gedaagde] gaat uit van verrekening van de door [naam BV eiser] aan hem verschuldigde korting en schadevergoeding met een eventuele nog openstaande vordering van [eiser] op [gedaagde] en stelt daartoe het volgende.
3.5.
[gedaagde] stelt dat [naam BV eiser] het werk (feitelijk) op 14 september 2012 heeft opge-leverd en dat [gedaagde] in oktober 2012 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is gaan wonen. [gedaagde] stelt dat [naam BV eiser] het werk niet tijdig heeft opgeleverd en dat [gedaagde] hierdoor, gelet op artikel 13 aannemingsovereenkomst, recht heeft op een korting van in totaal € 77.500,00 wegens bouwtijdoverschrijding. Daarnaast stelt [gedaagde] dat [naam BV eiser] het werk onvoldoende heeft opgeleverd en dat [gedaagde] hierdoor werk van [naam BV eiser] door derden heeft moeten laten herstellen of afmaken. [gedaagde] stelt dat hij hierdoor schade heeft geleden ten bedrage van in totaal (afgerond) € 21.642,00 en heeft ter onderbouwing ervan de facturen van de genoemde derden overgelegd.
3.6.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voorzover nodig, nader ingegaan.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De rechtbank volhardt bij de tussenvonnissen van 14 januari 2015, 8 juli 2015,
18 november 2015 en 9 maart 2016.
Opname / oplevering
4.2.
De rechtbank is met [gedaagde] van oordeel dat de oplevering van het werk op
14 september 2012 heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
4.3.
De handelwijze van [naam BV eiser] , die de bouw op 14 september 2012 definitief heeft verlaten en de handelwijze van [gedaagde] die het werk kort erna in gebruik heeft genomen, maken dat het werk moet worden geacht op 14 september 2012 feitelijk te zijn opgeleverd (aangeboden en aanvaard).
4.4.
Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat het werk niet op 25 juni 2012 is opgeleverd. [eiser] heeft gesteld dat het rapport van 25 juni 2012 (productie 26 bij dagvaarding) een opleveringsrapport is en dat op die datum de oplevering onder voorbehoud van herstel van opleveringsgebreken heeft plaatsgevonden, doch dit is gemotiveerd door [gedaagde] bestreden. De rechtbank stelt vast dat in het rapport van 25 juni 2012 in de aanhef ervan is vermeld dat het rapport betreft: “
Opname werkzaamheden [naam BV eiser] conform contract”, dat uit de laatste twee alinea’s van het rapport blijkt dat [gedaagde] en [naam BV eiser] zijn overeengekomen dat de oplevergebreken en nog geplande werken van [naam BV eiser] “
ten laatste woensdag 11 juli 2012” afgerond dienen te zijn en dat er op donderdag 12 juli 2012 om 9:30 uur een controleronde zou plaatsvinden. Gelet hierop, en met in achtneming van de afspraken tussen de contractspartijen als bedoeld in de rechtsoverwegingen 2.6, 2.7 en 2.8, dient het er voor te worden gehouden dat er op 25 juni 2012 sprake is geweest van een (eerste) opname van het werk en dat het rapport van 25 juni 2012 dient te worden gekwalificeerd als een opnamerapport. Van een voor de oplevering van het werk op 25 juni 2012 vereiste aanvaarding door de opdrachtgever van het door de aannemer aangeboden werk is onvoldoende gebleken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat blijkens het rapport van 25 juni 2012, laatste twee alinea’s, [gedaagde] heeft toegezegd dat hij het werk op 11 juli 2012 (na de controleronde) zou accepteren, doch hij heeft daarbij het voorbehoud gemaakt dat het werk dan (wel) correct moest zijn afgerond. Van een uitdrukkelijke goedkeuring en risicoaanvaarding door de opdrachtgever van het werk op 25 juni 2012 dan wel 12 juli 2012 is niet gebleken. Het rapport van 25 juni 2012 biedt bovendien voldoende aanknopingspunten voor de door [gedaagde] aangevoerde ernstige gebreken aan het werk. Een aantal van de in het rapport genoemde gebreken betreffen controle- en schoonmaakwerk (het verwijderen van afval, betonresten en overtollige PUR) en kleine reparaties zoals kitwerk en het afvlakken van de balustrade. Die gebreken zijn onvoldoende ernstig om aan oplevering (onder voorbehoud) van het werk in de weg te staan, maar in het rapport staan ook ernstige gebreken op grond waarvan [gedaagde] als particuliere opdrachtgever de goedkeuring aan het werk heeft kunnen onthouden. De contractspartijen hebben op 25 juni 2012 geconstateerd dat er sprake is van maatafwijkingen in de betonwerken, die niet binnen de grenzen vallen van de waarden opgenomen in het bestek en zij hebben geconcludeerd dat eventuele oplossingen en financiële gevolgen niet door de aannemer(s) ten laste van de opdrachtgever kunnen worden gebracht. Er zijn tevens problemen geconstateerd met betrekking tot de isolatie in de spouwen ter plaatse van de belendende panden en er is mogelijk sprake van vochtige en/of slecht aangebrachte isolatie. Er ontbreken ook een isolatie- en gipsplaat en een zijwand van de meterkast. In de buitenruimte achteraan moeten wanden worden opgeschoven vanwege een afwijking van de metselwand ten opzichte van de betonrand.
Gelet op het vorenoverwogene is van een oplevering van het werk op 25 juni 2012 niet gebleken, temeer nu, zoals [gedaagde] terecht heeft opgemerkt, [naam BV eiser] op die datum nog niet volledig aan de verplichting uit hoofde van artikel 12 aannemingsovereenkomst had voldaan, inhoudende terhandstelling van de garantieverklaringen. Doordat de voornoemde ernstige gebreken op 12 juli 2012 niet waren hersteld heeft [gedaagde] kunnen volharden in de weigering van de oplevering van het werk.
Restant aanneemsom (19e en 20e termijn ad € 69.853,00)
4.5.
Gelet op de omstandigheid dat het werk in ieder geval op 14 september 2012 is voltooid, dient [gedaagde] , die de aannemingsovereenkomst niet partieel heeft ontbonden, alsnog aan zijn resterende betalingsverplichting uit hoofde van de aannemingsovereenkomst te voldoen. [gedaagde] heeft het werk (onvoorwaardelijk) in gebruik genomen en kan reeds gelet hierop thans geen gegrond beroep meer doen op artikel 12 aannemingsovereenkomst. De vordering van [eiser] ad € 69.853,00 ligt - voor zover deze niet door verrekening teniet is gegaan - voor toewijzing gereed.
Meerwerk
4.6.
Het restant meerwerk bedraagt € 202.718,98 in totaal (zie tussenvonnis van 14 januari 2015, rechtsoverweging 4.2 onder b, c en d). [eiser] stelt dat [gedaagde] van de meerwerkfacturen slechts € 88.625,74 inclusief 19% btw heeft voldaan en heeft voldoening gevorderd van de nog niet (volledig) betaalde meerwerkfacturen (zie dagvaarding onder randnummer 22).
4.7.
[eiser] heeft ter onderbouwing van de meerwerkfacturen onder meer gesteld dat de bouw door toedoen van [gedaagde] en zijn directie rommelig en chaotisch is verlopen en heeft geleid tot (wel) 879 bestekwijzigingen en vervolgens tot meerwerk van [naam BV eiser] Deze algemene stelling van [eiser] is onvoldoende om tot toewijzing van de onderhavige vordering te komen. [eiser] heeft voorts het meerwerk (deels) nader onderbouwd. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
4.8.
Op grond van artikel 9 lid 1 aannemingsovereenkomst is [gedaagde] bevoegd om bestekwijzigingen (meer/minderwerk) aan [naam BV eiser] op te dragen. [naam BV eiser] heeft uit hoofde van dit artikel eveneens de mogelijkheid om bestekwijzigingen bij [gedaagde] te melden. [gedaagde] en [naam BV eiser] zijn verder overeengekomen (artikel 9 lid 2 aannemings-overeenkomst) dat uitsluitend de bestekwijzigingen, waarvan [naam BV eiser] tijdig en vooraf schriftelijk gemotiveerd melding heeft gegeven, voor vergoeding in aanmerking komen. Die melding moet gepaard gaan met een gedetailleerde begroting van de met de wijziging gemoeide kosten. Op grond van lid 5 van artikel 9 aannemingsovereenkomst dient [naam BV eiser] voor de uitvoering van het (meer)werk [gedaagde] op de te verwachten overschrijdingen van geschatte of verrekenbare hoeveelheden te wijzen.
[gedaagde] diende derhalve door [naam BV eiser] te worden gewaarschuwd voor de met het meer-/ minderwerk gepaard gaande kosten en alleen die kosten die vooraf schriftelijk gemotiveerd door [naam BV eiser] aan [gedaagde] zijn gemeld, komen voor vergoeding in aanmerking.
4.9.
Op de zitting voor het houden van de pleidooien hebben partijen, desgevraagd door de rechter, meegedeeld dat bijlage 1 bij het deskundigenrapport een correcte weergave is van de meerwerkfacturen (inclusief afwerkvloer) en de door [gedaagde] (deels) betaalde facturen. De rechtbank acht mede met het oog daarop geen termen (meer) aanwezig voor het entameren van een aanvullend deskundigenonderzoek als bedoeld in overweging 4.9 van het tussenvonnis van 14 januari 2015. De rechtbank zal bij de beoordeling van het gestelde meerwerk uitgaan van de in die bijlage door de deskundigen gebruikte MM-aanduiding, welke tevens is terug te vinden in de betreffende meerwerkfacturen.
- meerwerk afwerkvloeren
4.10.
[gedaagde] heeft betaling van de meerwerkfactuur afwerkwerkvloeren geweigerd, omdat de vloer volgens hem gebrekkig is en dient te worden hersteld.
[eiser] heeft gesteld dat het beton op 14 september 2012 is hersteld en dat de vloer voldeed aan alle normen. [eiser] heeft daartoe verwezen naar de brief van 30 oktober 2012, derde pagina, laatste twee alinea’s (productie 51 bij dagvaarding).
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] zijn vordering onvoldoende onderbouwd en heeft [gedaagde] voldoende aangetoond dat de gestelde reparatie onvoldoende was. [gedaagde] heeft een rapport in het geding gebracht van 15 november 2013 waarin aan de hand van foto’s mede de slechte staat van de afwerkvloeren zichtbaar is (productie 23 bij conclusie van antwoord). Gelet op het feit dat [naam BV eiser] het werk op 14 september 2012 heeft verlaten, zonder dat het werk voldoende door [naam BV eiser] was hersteld, is [naam BV eiser] in verzuim met een correcte nakoming van de onderhavige meerwerkopdracht en dient de gevorderde betaling van de factuur 70229 van 18 juli 2012 te worden afgewezen.
4.12.
De onder rechtsoverweging 3.1 onder d genoemde vordering van [eiser] ter zake de hoofdsom van € 22.739,08 inclusief btw zal derhalve worden afgewezen.
- meerwerkfactuur MM028 (Vochtscherm buitenzijde dakopbouw)
4.13.
[gedaagde] heeft betaling van deze factuur deels geweigerd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij het gestelde meerwerk slechts deels heeft geaccordeerd en daartoe verwezen naar de bij conclusie van antwoord overgelegde e-mail van 14 mei 2012 (productie 39 bij conclusie van antwoord). Hieruit blijkt volgens [gedaagde] dat alleen de aanpassingen “
drupgootje en ventilatierooster” zijn geaccordeerd. [gedaagde] heeft gelet hierop de factuur MM028 deels (voor een bedrag van € 482,11) voldaan.
4.14.
[eiser] heeft het bovenstaande niet concreet (nader) bestreden. Gelet hierop zal de gevorderde betaling van het nog openstaande bedrag aan meerwerkfactuur MM028 ad
€ 1.030,46 worden afgewezen.
- meerwerkfacturen MM012A, MM033, MM034, MM043 en MM053
4.15.
[gedaagde] heeft deze meerwerkfacturen deels niet voldaan. [gedaagde] heeft betwist dat hij tot dit meerwerk opdracht heeft gegeven en heeft alleen die kosten die volgens hem voor vergoeding in aanmerking komen alsnog na de voltooiing van het werk geaccordeerd en voldaan.
4.16.
Naar het oordeel van de rechtbank is [eiser] er niet in geslaagd om het gestelde meerwerk alsnog te onderbouwen met opdrachten daartoe van [gedaagde] als bedoeld in artikel 9 lid 1 en 2 aannemingsovereenkomst. [naam BV eiser] heeft meerwerkfacturen overgelegd waarin is vermeld “
geaccordeerd meerwerk”, doch die facturen zijn, nu [gedaagde] heeft bestreden tot het betreffende werk opdracht te hebben gegeven, onvoldoende. Zelfs indien tijdens de bouw door [naam BV eiser] over de gestelde bestekwijzigingen met de directie en/of architect is gesproken - zoals door [eiser] is gesteld - moet er sprake zijn van een opdracht door of namens [gedaagde] om tot de uitvoering van de op de bouw besproken (potentiële) bestekwijzigingen te kunnen komen. De onbevoegde door [naam BV eiser] geïnitieerde en doorgevoerde bestekwijzigingen komen niet voor vergoeding in aanmerking en kunnen alleen tot meerwerk leiden indien het desbetreffende werk door [gedaagde] alsnog (achteraf) wordt geaccordeerd. Daarvan is niet gebleken.
4.17.
Gelet hierop dient de (restant)vordering wat betreft de meerwerkfacturen M012A, MM033, MM034, MM043 en MM053 eveneens te worden afgewezen.
- meerwerkfacturen MM019 en MM032
4.18.
[eiser] heeft gesteld dat de meerwerkfactuur MM019 werkzaamheden aan de beton-rand aan de weerszijde van het pand betreft.
[eiser] heeft gesteld dat bij de opname op 25 juni 2012 het meerwerk MM032 is goedge-keurd.
4.19.
[gedaagde] heeft betwist dat MM019 de gestelde aanpassing van de betonrand betreft. Volgens [gedaagde] betreft MM019 de opbouw op de derde etage voor het trappenhuis, de liftschacht en de technische ruimte.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat het meerwerk MM032 (conisch gat douche) gebrekkig is uitgevoerd en heeft betwist dat hij die factuur zou moeten voldoen. De bewuste reparatie is door [naam BV eiser] uitgevoerd in portlandcement en de vloer waarin het conisch gat werd aan-gebracht is van hoogovencement. Tussen beide cementsoorten is er een duidelijk kleur-verschil, waardoor de reparatie duidelijk opvalt, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft betwist dat er op 25 juni 2012 een opname van het meerwerk zou hebben plaatsgevonden en dat hij het meerwerk zou hebben goedgekeurd.
4.20.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de tekst van de meerwerkfactuur MM019 geen aanknopingspunten biedt voor de gestelde meerwerkzaamheden. De rechtbank is verder van oordeel dat [gedaagde] de meerwerkfactuur MM019 voldoende heeft bestreden en dat [eiser] de gestelde grondslag van die meerwerkfactuur onvoldoende nader heeft onderbouwd. [eiser] heeft gesteld dat hij àl het meerwerk heeft onderbouwd met productie 53 bij conclusie van repliek, doch die stelling van [eiser] wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. [eiser] heeft immers niet aangetoond welke pagina van deze - overigens ongenummerde - omvangrijke productie het gestelde meerwerk betreft.
4.21.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] gemotiveerd heeft aangevoerd dat het gestelde werk als bedoeld in de meerwerkfactuur MM032 niet voldeed aan de opdracht en gebrekkig was. Gelet op de omstandigheid dat [eiser] de stelling dat het werk is goedgekeurd door [gedaagde] , niet heeft onderbouwd, heeft [gedaagde] terecht de betaling van die factuur geweigerd.
4.22.
Gelet op het vorenoverwogene komt de gevorderde betaling op grond van de meerwerkfacturen MM019 en MM032 niet voor toewijzing in aanmerking.
- meerwerkfactuur MM049
4.23.
[eiser] heeft gesteld dat door een aanpassing van de stalen profielen sprake is van meerwerk stucwerk, doch [gedaagde] heeft dit betwist. [gedaagde] heeft - samengevat - gesteld dat het werk waarop deze factuur betrekking heeft, reeds is begrepen in het meerwerk MM017 (20,5 m² stucwerk) De meerwerkfactuur MM049 heeft [gedaagde] niet goedgekeurd. Het totaal te stukadoren oppervlak inclusief de stalen profielen was 9 x 2,25 = 19,9 m², aldus [gedaagde] .
4.24.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] , gelet op dit concrete verweer van [gedaagde] , de gestelde extra kosten onvoldoende nader onderbouwd en dienen de kosten als bedoeld in MM049 als onvoldoende onderbouwd te worden verworpen.
- meerwerkfactuur MM041
4.25.
De meerwerkfactuur MM041 betreft volgens [eiser] herstelwerkzaamheden als gevolg van een fout van nevenaannemers. [eiser] heeft gesteld dat [naam BV eiser] een reeds geëgaliseerde en gedichte vloer weer moest uitgraven en na het leggen van leidingwerk weer moest aanvullen, egaliseren en dichten.
4.26.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] de meerwerkfactuur MM041 op grond van artikel 21 lid 4 aannemingsovereenkomst (pagina 9, productie 1 bij dagvaarding) dient in te dienen bij de nevenaannemers die de schade hebben veroorzaakt.
4.27.
In artikel 21 lid 4 aannemingsovereenkomst is bepaald:

Schade aan het Werk of aan eigendommen van Aannemer, zijn personeel of zijn onder- aannemers, veroorzaakt door derden of nevenaannemers, worden door Aannemer recht-streeks op deze derden of nevenaannemers verhaald zonder tussenkomst van Opdracht-gever of de Coördinator in welke zin dan ook.
Gelet op dit artikel heeft [gedaagde] de betaling van de onderhavige meerwerkfacturen terecht geweigerd. De vordering van [eiser] betreffende die facturen wordt derhalve verworpen.
- meerwerkfactuur MM026
4.28.
[eiser] heeft aangevoerd dat MM026 de verrekening van extra kilo’s aan wapeningsstaal betreft. [eiser] heeft gesteld dat [naam BV eiser] , doordat aan [naam BV eiser] is opgedragen om meer wapeningsstaal in de vloeren te verwerken dan het bestek voorzag, recht heeft op verrekening van de extra toegepaste hoeveelheden wapeningsstaal. [eiser] heeft gesteld dat gelet op het bepaalde in artikel 21.00.70 90, deelbestek 2, Bouwkundige werkzaamheden, alleen geringe verhogingen van hoeveelheden bouwstoffen niet voor vergoeding in aanmerking komen. In het onderhavige geval is echter - naar de stelling van [eiser] - in afwijking van het bestek, sprake van meer dan 40% extra wapening in de betonvloeren. De algemene regel van verrekening gaat in dit geval niet op volgens [eiser] . [eiser] heeft tevens een beroep gedaan op artikel 21.00.79 04, deelbestek 2, Bouwkundige werkzaamheden jo. paragraaf 38 lid 3 en 36 lid 4 UAV.
4.29.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] - wat betreft de verrekening als bedoeld in MM026 - ten onrechte 21.00.70 90, deelbestek 2, Bouwkundige werkzaamheden heeft genoemd, aangezien die bepaling betrekking heeft op bekistingsmateriaal en hoeveelheid beton en niet op wapeningsstaal.
[gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek randnummer 55 e.v. erop gewezen dat 21.00.70 91 deelbestek 2 de regeling voor wapeningsstaal betreft en dat die bepaling verrekening uitsluit. [gedaagde] heeft betwist dat hij [naam BV eiser] opdracht zou hebben gegeven om 40% meer wapeningsstaal aan te brengen.
4.30.
In de voornoemde bepalingen 21.00.70 90 en 91 is - voor zover relevant - bepaald:

MEET- EN VERREKENMETHODEN: ALGEMEEN
90 WIJZINGEN EN KLEINE MAATAFWIJKINGEN
Wijzingen in de constructie en kleine maatafwijkingen die van dezelfde aard zijn als de
getekende constructies en geen verhoging van de hoeveelheid beton of bekisting met zich
meebrengen, geven de aannemer geen recht op verrekening.
91 NIET IN AANMERKING VOOR VERREKENING
Voor verrekening komen niet in aanmerking:
- wapening …
Reeds gelet op 21.0070 91 deelbestek 2, Bouwkundige werkzaamheden, is het verweer van [gedaagde] gegrond en wordt de gevorderde vergoeding van de meerwerkfactuur MM026 als ongegrond verworpen. De algemene bepalingen als bedoeld in de paragrafen 38 lid 3 en 36 lid 4 UAV zijn, gelet op artikel 2 lid 1 aannemingsovereenkomst, niet van toepassing.
- meerwerkfactuur MM057
4.31.
Betreffende de meerwerkfactuur MM057 heeft [eiser] - samengevat - gesteld dat die factuur het overleg met de onderaannemer HBR betreft en dat de kosten direct dan wel indirect voortvloeien uit wijzigingen in het werk. Door een wijziging van de bekisting als bedoeld in MM012 heeft [naam BV eiser] immers “
talloze uren aan onder meer overleg en instructies … besteed zodat het rechtens juist en ook redelijk is dat [gedaagde] die kosten aan [eiser] vergoed”, aldus [eiser] (punt 80 conclusie van repliek).
4.32.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat het gestelde meerwerk MM057 niet vooraf is gespecificeerd en dat hij ook overigens niet is geïnformeerd over de gevolgen van de gestelde bestekwijzigingen. [gedaagde] heeft die factuur dan ook niet voldaan.
4.33.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] de meerwerkfactuur MM057 onvoldoende onderbouwd en dient die factuur reeds daarom te worden verworpen. [gedaagde] heeft bovendien gemotiveerd aangevoerd dat hij niet door [naam BV eiser] is geïnformeerd als bedoeld in artikel 9 lid 2 en 3 aannemingsovereenkomst - hetgeen [eiser] niet, althans niet gemotiveerd heeft bestreden - zodat ook daarom de gevorderde vergoeding van de onderhavige meerwerkfactuur dient te worden verworpen.
- meerwerkfacturen MM025, MM038 en MM039
4.34.
Betreffende de meerwerkfactuur MM025 heeft [eiser] gesteld dat door aanwijzin-gen van de architect bij de betonvloer beton moest worden bijgestort, waarin extra wapeningsstaal moest worden gebruikt om de stabiliteit te waarborgen. Gelet hierop is sprake van extra materialen en manuren en heeft [naam BV eiser] de meerwerkfactuur MM025 aan [gedaagde] gezonden.
4.35.
[gedaagde] heeft betwist dat de architect de gestelde aanwijzing zou hebben gegeven. Hij heeft bovendien aangevoerd dat de constructieve vloerdelen (betonvloer) al waren (was) aangebracht bij de start van de bouw en dat het gebouw er al stond voordat de afwerkvloer begane grond in april 2012 werd aangebracht. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [naam BV eiser] bij het aanbrengen van die afwerkvloer respectievelijk bij het uitzetten van het peil een fout heeft gemaakt, door bij het uitzetten van het zandbed geen afschot in aanmerking te nemen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [naam BV eiser] wel wist dat er (voldoende) afschot werd geëist. [gedaagde] heeft verwezen naar het verslag van de werkvergadering van 2 april 2012, randnummer 3.21 (productie 68 bij conclusie van dupliek). De onderhavige werkzaamheden betreffen herstelwerkzaamheden als bedoeld in 01.02.35 90 deelbestek 1, Administratieve Bepalingen die niet bij [gedaagde] in rekening kunnen worden gebracht, aldus [gedaagde] (conclusie van dupliek, randnummers 52 onder f en 80, pleitnota [gedaagde] , pagina 6 ad MM025).
4.36.
De meerwerkfactuur MM038 betreft het inkorten van de traptreden van de luie trap. [eiser] heeft gesteld dat de architect de maatvoering en vervaardiging van de treden heeft geaccordeerd en dat, toen bleek dat de uitvoering van de traptreden constructief niet mogelijk was, de traptreden dienden te worden ingekort om te voldoen aan het bestek. [eiser] heeft gesteld dat [naam BV eiser] recht heeft op vergoeding van het verrichte meerwerk aan die traptreden.
4.37.
[gedaagde] heeft verwezen naar randnummer 3.6 van het verslag van de bouwvergade-ring van 30 juni 2011 (productie 26 bij conclusie van antwoord). Tijdens die vergadering is door de architect opgemerkt dat de controletekeningen niet kloppen. [naam BV eiser] (HS) heeft meegedeeld dat er nieuwe traptekeningen zijn aangeleverd en dat die tekeningen - nu die kennelijk niet zijn ontvangen - opnieuw zullen worden doorgestuurd. [gedaagde] heeft aange-voerd dat hij die aangepaste tekeningen nimmer heeft ontvangen en dat hij ervan uitgaat dat, bij gebreke van de aangepaste tekeningen, [naam BV eiser] - per abuis - de verkeerde (de oorspronkelijke) maatvoering heeft gehanteerd. Dat de verkeerde traptreden moesten worden ingekort, betreft dan ook herstelwerkzaamheden die voor rekening en risico van [naam BV eiser] komen, aldus [gedaagde] .
4.38.
Betreffende MM039 heeft [eiser] gesteld dat [naam BV eiser] op verzoek van de coördinator de toog uit de betonrand gezaagd heeft. Van gebrekkig werk door [naam BV eiser] dat hersteld moest worden, is volgens [eiser] geen sprake.
4.39.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de door [naam BV eiser] uitgevoerde betonrandafwerking niet recht genoeg was en dat de ‘golven’ dienden te worden weggezaagd. [gedaagde] heeft gesteld dat hij [naam BV eiser] heeft opgedragen het werk te herstellen conform de bouw-tekeningen en maatvoering. [gedaagde] heeft betwist dat hij opdracht zou hebben gegeven om de gestelde toog te zagen. [gedaagde] heeft verwezen naar de e-mail van ir. [naam ingenieur] van 18 oktober 2012 (productie 21 bij conclusie van antwoord) en de e-mail van de coördinator van 7 september 2013 (productie 37 bij conclusie van antwoord).
4.40.
De rechtbank overweegt dat de contractspartijen betreffende herstelwerk (meer-werk) door eigen (ondeugdelijk) werk in 01.02.35 90 van het Deelbestek Alg. Administra-tieve Bepalingen - voor zover van belang - zijn overeengekomen: “
Overwerk, noodzakelijk voor het nakomen van afspraken, kan niet in rekening worden gebracht.
4.41.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] aannemelijk heeft gemaakt dat de ‘meer-werkfacturen’ MM025, MM038 en MM039 herstelwerk (overwerk) betreffen als bedoeld in 01.02.35 90 van het deelbestek 1, Administratieve Bepalingen. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat de gestelde aanwijzing van de architect om extra beton bij te storten voldoende door [gedaagde] is bestreden. Gelet op het onderbouwde verweer van [gedaagde] is aannemelijk gemaakt dat het bijstorten van het beton het herstel van het onvoldoende werk van [naam BV eiser] aan de afwerkvloer betrof. [gedaagde] heeft aannemelijk gemaakt dat, gelet op de stand waarin het gebouw zich ten tijde van het genoemde bijstorten van het beton bevond, het gestelde meerwerk MM025 niet het bijstorten van beton kon betreffen om de stabiliteit van het bouwwerk te waarborgen.
Ook wat betreft het inkorten van de traptreden heeft [gedaagde] aannemelijk gemaakt dat dit werk ‘overwerk’ van [naam BV eiser] betrof, ten gevolge van een door [naam BV eiser] gehanteerde verkeerde maatvoering. De rechtbank overweegt hiertoe dat [eiser] niet heeft aangetoond dat het verslag van de bouwvergadering van 30 juni 2011 een verkeerde weergave van de feiten omvat. Niet, althans niet gemotiveerd bestreden is dat de verkeerde maatvoering door [naam BV eiser] is gebruikt bij de traptreden. [gedaagde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat namens [naam BV eiser] op de vergadering van 30 juni 2011 de toezegging is gedaan dat [naam BV eiser] met een aangepaste tekening met een juiste maatvoering zou komen. Toch heeft [naam BV eiser] kennelijk de oorspronkelijke, op grond van de constructietekening, gemaakte onjuiste maatvoering toegepast. Met [gedaagde] is de rechtbank dan ook van oordeel dat het inkorten van de traptreden herstelwerkzaamheden van [naam BV eiser] van eigen ondeugdelijk werk betreft.
Wat betreft de gestelde toog- en zaagwerkzaamheden heeft [eiser] niet aangetoond dat hij tot het gestelde meerwerk opdracht heeft gekregen. Voor zover er al sprake is van meerwerk heeft [gedaagde] voldoende aangetoond dat er sprake is van herstelwerkzaamheden die [naam BV eiser] niet op goede grond bij [gedaagde] in rekening kan brengen.
- meerwerkfacturen MM045 (schoonmaken 1e verdiepingsvloer na isolatie), MM046 (voorbereidende werkzaamheden TV nis), MM048 (afdekken bordessen), MM052 (diverse opgedragen werken aan wanden)
4.42.
Het beroep van [gedaagde] op artikel 9 lid 2 aannemingsovereenkomst slaagt. Hiertoe wordt overwogen dat [eiser] niet heeft aangetoond dat [naam BV eiser] aan het vereiste in artikel 9 lid 2 aannemingsovereenkomst heeft voldaan. De opgave (vooraf) van een gedetailleerde begroting van de met het meerwerk gemoeide kosten ontbreekt. Al het onderhavige meerwerk - voor zover dat werk niet achteraf door [gedaagde] is geaccordeerd - komt gelet hierop niet voor vergoeding in aanmerking.
- meerwerkfactuur MM051 (diverse opdrachten allerlei)
4.43.
[eiser] heeft niet aangetoond dat [naam BV eiser] het gestelde meerwerk, voor zover door [gedaagde] bestreden, in opdracht van [gedaagde] heeft verricht, zodat het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] dat die factuur het overeengekomen hoofdwerk betreft én hij geen opdracht heeft gegeven tot meerwerk, slaagt. De vordering wordt wat betreft de vergoeding van dit meerwerk verworpen.
Vordering meerwerk (afgezien van afwerkvloeren en kosten afwerking)
4.44.
Gelet op al het vorenoverwogene dient de vordering op grond van het meerwerk van € 179.979,90 (€ 127.727,00 + € 52.252,90) in totaal te worden afgewezen.
Kosten afwerking (€ 15.176,00 excl. btw)
4.45.
In het tussenvonnis van 14 januari 2015 (rechtsoverweging 4.11) is reeds geoordeeld dat [gedaagde] het bedrag van € 15.176,00 (de kosten afwerking) niet aan [eiser] verschuldigd is. De vordering onder rechtsoverweging 3.1 onder e moet eveneens worden afgewezen.
Verrekening
4.46.
[gedaagde] heeft een beroep op verrekening gedaan. De rechtbank volhardt bij haar oordeel van 14 januari 2015 (overweging 4.4) dat de overdracht door de curator in het faillissement van [naam BV eiser] van de (vermeende) vordering van [naam BV eiser] op [gedaagde] de verweermiddelen van [gedaagde] , waaronder diens verrekeningsverweer (artikel 6:145 BW), onverlet laat.
- 18e termijn aanneemsom
4.47.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 14 januari 2015 (rechtsoverweging 4.6) geoordeeld dat het 18e termijnbedrag niet onverschuldigd door [gedaagde] aan [naam BV eiser] is betaald. Dit termijnbedrag komt derhalve niet voor verrekening in aanmerking. [eiser] heeft op de zitting voor het houden van de pleidooien zich geconformeerd aan dat oordeel van de rechtbank.
- Korting
4.48.
De door [gedaagde] gestelde korting, waarvan de omvang hierna zal worden vastgesteld, komt wel voor verrekening in aanmerking. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.49.
[gedaagde] en [naam BV eiser] zijn op grond van artikel 13 aannemingsovereenkomst de volgende korting overeengekomen in geval van een te late oplevering:

Voor iedere kalenderdag dat het werk later wordt opgeleverd dan de in artikel 10.2 genoemde datum, wordt een korting op de aannemingssom toegepast overeenkomstig het bepaalde in 01.02.42 van het Deelbestek 1 Algemene Bepalingen, onverminderd het recht van Opdrachtgever om de werkelijk door haar geleden schade te vorderen, indien de door haar geleden vertragingsschade het totale kortingsbedrag overstijgt.
In 01.02.42 van het deelbestek 1, Algemene Bepalingen is bepaald:

KORTINGEN
01 KORTINGSBEDRAG
De korting, bedoeld in paragraaf 42 van de U.A.V., bedraagt per dag:
€ 500,-,
Dit laat onverlet het recht van de opdrachtgever om, in geval van aantoonbaar hoger geleden schade, bovenop de boete schadevergoeding te vorderen. Als dan wordt de boete gezien als voorschot op de door de opdrachtgever geleden schade.
90 OVERSCHRIJDING
Bij te late oplevering en/of uitvoering van de opdracht, waardoor vertraging in de bouw of een gedeelte daarvan dreigt te ontstaan, is de directie bevoegd de verdere uitvoering c.q. levering zelf door derden te doen verrichten en de kosten van de aannemer of derden t.g.v. deze stagnatie, bij de opdrachtnemer in rekening te brengen.
In § 42 van de UAV is - voor zover relevant - bepaald:

1. De opdrachtgever kan wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op de aannemingssom opleggen. …
2. Het bedrag der kortingen wordt in het bestek bepaald. …
3. Geen korting wordt opgelegd voor na de opleveringstermijn verstreken dagen die geen werkdag zijn. Evenmin wordt korting opgelegd voor de zowel binnen als na bedoelde termijn gevallen dagen, dat de oplevering door overmacht is vertraagd, voor zover daarmede bij een verleende termijnverlenging geen rekening is gehouden. Vertraging in de voortgang van het werk door bedrijfsstoornissen en - indien de opleveringstermijn niet is bepaald in werkbare werkdagen - door onwerkbare dagen, wordt daarbij slechts als overmacht aangemerkt, voor zover die vertraging van ongewone duur is geweest.
4. ...
5. Kortingen worden verbeurd enkel ten gevolge van het verschijnen van de bepaalde dag, zonder dat deswege een ingebrekestelling nodig is om daarvan te doen blijken.
6. ...
4.50.
Op grond van artikel 10 lid 2 aannemingsovereenkomst diende [naam BV eiser] het werk op 18 oktober 2011 op te leveren, behoudens onwerkbare dagen. Partijen zijn hiermee een fatale termijn overeengekomen, waarbinnen het werk moest zijn voltooid.
4.51.
Tussen partijen staat vast dat er onwerkbare dagen zijn geweest, waardoor [naam BV eiser] het werk niet op 18 oktober 2011 heeft kunnen opleveren. Partijen verschillen echter van mening over het aantal onwerkbare dagen dat voor rekening en risico van [gedaagde] respectievelijk [naam BV eiser] komt. De rechtbank heeft op 18 november 2015 een deskundigenonderzoek geëntameerd om te kunnen vaststellen hoeveel onwerkbare dagen deel uitmaken van de genoemde fatale termijn.
4.52.
[naam BV eiser] diende de onwerkbare dagen op grond van artikel 17 lid 1 en 2 sub c aannemingsovereenkomst, tijdens de bouw/coördinatievergaderingen te bespreken. Op grond van 01.02.26.90 van het deelbestek 1, Administratieve Bepalingen gold bovendien dat [naam BV eiser] de onwerkbare dagen tweewekelijks op de vergaderingen aan de coördinator en de directie diende te melden, alsmede dat [naam BV eiser] de onwerkbare dagen diende te registreren op een door [naam BV eiser] op te stellen vierwekelijkse detailplanning, die een periode van zes weken omvat.
4.53.
De benoemde deskundigen mr. P. Smeets en ing. M. de Jonker hebben het proces-dossier bestudeerd en hun bevindingen naar aanleiding van de vragen van de rechtbank in het tussenvonnis van 9 maart 2016 - met inachtneming van het bovenstaande - duidelijk uiteengezet en uitvoerig gemotiveerd. In het deskundigenbericht van 29 augustus 2016, onder 3.4, hebben de deskundigen, wat betreft de onwerkbare dagen - voor zover relevant - als volgt gerapporteerd:
“…
Het bijhouden/melden is daarmee een contractuele verplichting van [eiser] geworden.
De onwerkbare dagen zouden theoretisch ook achteraf alsnog vastgesteld kunnen worden. Het overzicht van Bouwend Nederland, meetstation Maastricht, kan hiervoor als uitgangs-punt worden gehanteerd. Dit algemeen overzicht dient echter project specifiek te worden gemaakt. Zo dienen de oorzaken van het onwerkbaar weer (wind/vorst/regen), alsmede de aard van de respectievelijke bewerkingen op enig moment, alsmede de invloed daarvan op de planning, in aanmerking te worden genomen.
Nu [eiser] heeft verzuimd om steeds in de bouwvergaderingen een opgave te doen van de onwerkbare dagen, gerelateerd aan de op dat moment in uitvoering zijnde bewerkingen (e.e.a. zoals overeengekomen) gaat het naar het oordeel van de deskundigen niet aan om (indien en voor zover dat überhaupt nog mogelijk zou zijn) de onwerkbare dagen op basis van de oorzaak van onwerkbaarheid (wind/regen/vorst) gekoppeld aan de in uitvoering zijnde bewerkingen op dat moment, achteraf alsnog vast te stellen. …
Daarbij nemen de deskundigen ook in aanmerking dat [gedaagde] , als degene die het risico loopt voor het onwerkbaar weer, door het verzuim van [eiser] , niet in de gelegenheid is geweest om eventueel bij te sturen c.q. maatregelen te treffen om de gevolgen van de langere bouwtijd vanwege onwerkbaar weer op te vangen.
Deskundigen concluderen daarom dat alleen de gemelde onwerkbare dagen (totaal 34,5 dagen) in aanmerking genomen dienen te worden. Daarnaast moet bij het vaststellen van het aantal onwerkbare dagen rekening worden gehouden met algemene verlof- en vakantiedagen, vanaf 18 oktober 2011 (opleverdatum): 16 dagen. Zie hiervoor bijlage 3 “Vertragingen en onwerkbare dagen”.
4.54.
Het bovenstaande maakt dat er sprake is geweest van 34,5 onwerkbare dagen, waarbij rekening moet worden gehouden met 16 verlofdagen, die voor rekening en risico van [gedaagde] komen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat [eiser] heeft gesteld dat [naam BV eiser] recht had op meer bouwtijdverlenging door onwerkbare dagen (conclusie na deskundigenbericht, randnummer 99) en dat [eiser] heeft aangeboden om hiervan bewijs te leveren. Gelet op de rechtsoverwegingen 4.52 en 4.53 dient echter, doordat [naam BV eiser] niet heeft zorggedragen voor de door de contractspartijen overeengekomen opgave en registratie van die extra onwerkbare dagen, dit bewijsaanbod als niet terzake doende te worden verworpen. Ook het bewijsaanbod van [eiser] betreffende de hierna te noemen omstandigheden dient op deze grond te worden verworpen. Overwogen wordt dat [eiser] heeft aangevoerd dat de deskundigen te weinig rekening hebben gehouden met de vertragingen van het bouwproces, zoals deze bijvoorbeeld blijken uit de bouwverslagen van 8 september 2011 en 21 november 2011 (randnummer 70 e.v. conclusie na deskundigenbericht van [eiser] ), dat de verslaglegging door [naam coördinator] (de coördinator) gebrekkig is geweest (conclusie na deskundigenbericht van [eiser] , randnummer 100) en dat [naam BV eiser] in een buitensituatie heeft gewerkt (conclusie na deskundigenbericht van [eiser] , randnummers 101-106), zodat wat betreft de omvang van de onwerkbare dagen het voornoemde overzicht van Bouwend Nederland, meetstation Maastricht, leidend zou moeten zijn. Al die omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende redengevend voor extra onwerkbare dagen (tijd) als bedoeld in artikel 17 lid 1 en 2 sub c aannemingsovereenkomst en 01.02.26.90 Deelbestek 1, Administratieve Bepalingen. De contractspartijen zijn immers uitdrukkelijk overeengekomen dat - kort gezegd - al de door [naam BV eiser] gestelde onwerkbare dagen en uitstel dienden te worden gemeld én geregistreerd. In het deskundigenrapport zijn verder geen aanknopingspunten te vinden voor de veronderstelling van [eiser] dat de deskundigen (ten onrechte) ervan zouden zijn uitgegaan dat [naam BV eiser] in een ‘binnen situatie’ zou hebben gewerkt. De gestelde vertragingen van het bouwproces - wat daar verder ook van zij - kunnen evenmin worden gekwalificeerd als onwerkbare dagen als bedoeld in de aannemingsovereenkomst.
4.55.
De fatale datum als bedoeld in artikel 10 lid 2 van de aannemingsovereenkomst (rechtsoverweging 4.50) is derhalve op 29 december 2011 (18 oktober 2011 + 34,5 + 16 dagen) geëindigd.
4.56.
Doordat [naam BV eiser] het werk eerst op 14 september 2012 heeft opgeleverd, is er sprake van een bouwtijdoverschrijding. [gedaagde] heeft hierdoor - in beginsel - recht op een korting op de aanneemsom. Partijen zijn het er echter over eens dat de bouwtijdoverschrij-ding deels is gelegen in het door [naam BV eiser] in opdracht van [gedaagde] verrichte meerwerk. [naam BV eiser] heeft het werk hierdoor later voltooid, zonder dat [gedaagde] aanspraak kan maken op de genoemde korting. Er is sprake van bouwtijdverlenging die niet aan [eiser] kan worden tegengeworpen.
4.57.
Gelet op rechtsoverweging 4.6 tot en met 4.44 zal wat betreft de berekening van die bouwtijdverlenging, worden uitgegaan van het door [gedaagde] erkend meerwerk. Het in deze procedure door [eiser] gestelde overige meerwerk is immers verworpen.
4.58.
In het tussenvonnis van 14 januari 2015 (overweging 4.9) heeft de rechtbank geoordeeld dat de afwerkvloeren deel uitmaken van het meerwerk. De deskundigen hebben geconcludeerd dat het door [gedaagde] erkende meerwerk, inclusief afwerkvloer en de achteraf geaccordeerde posten MM017 en MM032 € 135.310,28 in totaal bedraagt (deskundigen-rapport randnummer 3.1.1). De deskundigen hebben uiteengezet dat dit totaal bedrag overeenkomt met een bepaald aantal extra werkdagen.
4.59.
De rechtbank volgt de berekening van de deskundigen ter onderbouwing van de bouwtijdverlenging, nu die berekening de rechtbank consistent en voldoende onderbouwd voorkomt. Gelet hierop komt een bouwtijdverlening voor relevant meerwerk van 79,29 dagen voor rekening en risico van [gedaagde] . Uit de conclusie na deskundigenbericht blijkt dat [gedaagde] zich heeft geconformeerd aan de door de deskundigen berekende 79,29 dagen bouwtijdverlenging voor erkend meerwerk.
4.60.
Partijen zijn het er over eens dat er bouwvertraging is geweest door toedoen van derden en derhalve buiten de schuld van [naam BV eiser] en dat die vertraging eveneens voor rekening en risico van [gedaagde] komt. Partijen zijn het echter niet eens over de omvang ervan.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
4.61.
Uit de pagina’s 10 en 11 van het deskundigenrapport, ad 3. Z25 staal, blijkt dat de deskundigen een extra bouwtijdverlenging aan [naam BV eiser] hebben toegekend van vijf werkdagen. [gedaagde] is hiermee akkoord gegaan. De deskundigen hebben ter onderbouwing van die bouwtijdverlenging aangevoerd dat door een eis van Bouw- en Woningtoezicht op Z25 staal de bouw is vertraagd en dat die vertraging in de risicosfeer van [gedaagde] ligt.
[eiser] kan zich niet in die begroting van de deskundigen vinden. Volgens [eiser] miskennen de deskundigen de omvang van de gevolgen van die eis. [eiser] heeft gesteld dat de vertraging veel groter is geweest (55 werkdagen) en dat [naam BV eiser] hierdoor recht heeft op meer bouwtijdverlenging. [eiser] heeft ter onderbouwing hiervan een overzicht van [naam BV eiser] overgelegd (productie 67 bij conclusie na deskundigenbericht) en heeft gesteld dat ook uit de verklaring van de heer [naam] van 6 november 2012 (productie 37 bij dagvaarding) blijkt dat de vertraging als gevolg van de door de gemeente Maastricht gestelde eis 55 werkdagen bedraagt. [eiser] heeft bewijs aangeboden door het horen van [naam] .
[gedaagde] heeft daarop nader aangevoerd dat hij al op 19 mei 2011 bouwtijdverlenging voor Z25 staal heeft geweigerd (productie 33 bij conclusie van antwoord), dat hij in die weige-ring heeft volhard en dat de contractspartijen na 11 juli 2011 nooit hebben onderhandeld over een bouwtijdverlenging voor Z25 staal. Reeds gelet hierop dient de gestelde bouwtijdverlening van 55 werkdagen te worden verworpen, aldus [gedaagde] .
4.62.
De rechtbank overweegt dat in het verslag van de voornoemde werkvergadering van 19 mei 2011 (“
HS” namens [naam BV eiser] en “
JV” zijnde [gedaagde] ) - voor zover relevant - is vermeld:
3. De vordering, stand van het werk en algemene zaken aangaande het werk:Planning:
3.2
Hs deelt mee dat er vertraging is in de levering van het staal. Dit heeft te maken met de gevraagde Z25 kwaliteit. Deze kwaliteit moet volgens HS proefonder-vindelijk vastgesteld worden, een onafhankelijk bedrijf moet het staal keuren waarna het vrijgegeven wordt naar de leverancier, daarna naar Staalbouw Beek.
3.3
JV herinnert zich de discussie van een tijd geleden waarin het om de staalkwaliteit ging, dit is dus al weken bekend.
3.4
De staalboer is niet op de hoogte van de eisen van de Z25 kwaliteit, eveneens zijn leverancier. Voor JV en TB is het onbegrijpelijk dat er niet eerder aan de bel getrokken is. Vorige vergadering lag alles nog op schema, één week later blijkt dit niet zo te zijn.
3.5
Dit is onacceptabel, JV geeft aan hiervoor geen uitstel van oplevering te geven.
3.7
TB merkt op dat [eiser] vooruit betaald heeft gekregen voor de aanbetaling van Staalbouw Beek, is Staalbouw Beek al betaald? HS zal dit moeten nakijken bij de administratie.
Gelet op het bovenstaande heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond dat hij niet akkoord is gegaan met een bouwvertraging door de levering van Z25 Staal. [gedaagde] heeft wat betreft die levering [naam BV eiser] tegengeworpen dat [naam BV eiser] een onvoldoende zorgvuldige planning heeft gevoerd, temeer nu [gedaagde] reeds een aanbetaling voor het bewuste werk had voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] vervolgens niet aangetoond dat [naam BV eiser] het werk wel voldoende voortvarend heeft opgepakt. Weliswaar heeft [eiser] aan de hand van de bovenstaande brief van [naam] onderbouwd waarom volgens hem de levering van het Z25 staal langer heeft geduurd dan gepland, maar dat doet er niet aan af dat indien [naam BV eiser] de levering van het Z25 Staal eerder en voortvarender in gang had gezet, de gestelde noodzakelijke bouwverlenging beperkt had kunnen worden. Het door [eiser] gedane bewijsaanbod wordt als niet ter zake dienend gepasseerd. Gelet op deze bijzondere omstandigheden acht de rechtbank het redelijk om alleen die dagen die door een voldoende planning niet hadden kunnen worden voorkomen (alsnog) voor rekening en risico van [gedaagde] te brengen. De rechtbank neemt de bevindingen van de deskundigen over en oordeelt dat een bouwtijdverlenging ten behoeve van [naam BV eiser] van vijf dagen in dit geval redelijk is.
4.63.
[gedaagde] heeft erkend dat er sprake is geweest van andere vertragingen buiten de schuld van [eiser] en dat daardoor sprake was van 30 aanvullende onwerkbare dagen.
4.64.
Gelet op het bovenstaande moet het ervoor worden gehouden dat sprake is geweest van een bouwtijdverlenging van in totaal 114,29 dagen. Met die bouwtijdverlenging dient de hierna te noemen bouwtijdvermindering nog verrekend te worden.
Bouwtijdvermindering
4.65.
Partijen zijn het er over eens dat minderwerk gepaard kan gaan met een verkorting van de bouwtijd. De bevindingen van de deskundigen in het deskundigenrapport onder 3.3, alsmede de bijlage 3 (eerste overzicht) bij dat rapport, betreffen minderwerk. De deskundi-gen hebben geoordeeld dat het door partijen gestelde minderwerk en het aantal werkdagen dat hierdoor op de bouwtijd in mindering moet worden gebracht volgens [eiser] 10,5 en volgens [gedaagde] 17,5 werkdagen bedraagt.
4.66.
Partijen zijn het grotendeels eens over de hierna te noemen minderwerkposten. Zij zijn het echter niet eens over het aantal werkdagen dat met dit minderwerk gepaard dient te gaan. De - volgens partijen - te verrekenen werkdagen staan telkens vermeld bij het betreffende minderwerk en bedragen conform de voornoemde bijlage 3 (eerste overzicht):
-stelpost afwerken schuine randen (K: -4,3, V: -5,0)
- afcementeren verlaagd gedeelte fundering (K: -0,8, V: -0,5)
- vergeten metselwerk tweede verdieping (K: -1,3, V: -3,0)
- prefab afwerking op tuinmuur (K: -1,8, V: -2,0)
- afvoegen en kitten prefab onderdelen tuinmuur (K: -0,4, V: -3,0)
- stelkozijnen deuren en puien 85 ivm niet geplaatst (K: -1,5, V: -1,5)
- Meniën stellatten vooraf (K: -0,2, V: 0)
- hardstenen dorpel trafo (K: -0,65 uren, V: 0)
- Persrooster techniekruimte (K: - 0,1, V: 0)
- Isolatie tegen buitengevels 135 m² niet geplaatst (K: 0, V: -1,5)
- Folie tussen buitengevels (K: 0, V: -1,0).
4.67.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] houdt in dat [naam BV eiser] het gestelde minderwerk niet (vooraf) heeft gespecificeerd. Hierdoor kan volgens [gedaagde] onvoldoende worden vastgesteld of al de door [eiser] geclaimde wijzigingen niet mede zijn verwerkt in meerwerkopdrachten, waarvoor is betaald en bouwtijdverlenging is gegeven. Alleen met het minderwerk dat door [gedaagde] is geaccordeerd, zoals door de deskundigen is vastgesteld, kan rekening worden gehouden bij de berekening van de vermindering van de bouwtijd.
4.68.
De rechtbank overweegt dat artikel 9 aannemingsovereenkomst tevens van toepassing is op minderwerk. Nu [naam BV eiser] niet heeft voldaan aan het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel, heeft [gedaagde] terecht het minderwerk dat niet door hem/de directie kon worden vastgesteld, geweigerd. De rechtbank is van oordeel dat - met inachtneming van rechtsoverweging 4.65 - het ervoor moet worden gehouden dat sprake was van een bouwtijdvermindering van 17,5 dagen.
4.69.
Gelet op al het vorenoverwogene dienen als relevante bouwtijdverlenging voor rekening en risico van [gedaagde] 97 (114,29 - 17,5) werkdagen te gelden. De rechtbank overweegt vervolgens dat de relevante bouwtijdverlenging geldt vanaf 29 december 2011 (rechtsoverweging 4.55) en dat daardoor [gedaagde] - met ingang van 30 december 2011 - rekening diende te houden met 97 extra dagen alvorens het werk èn meerwerk door [eiser] zou zijn voltooid. Hierdoor heeft [gedaagde] eerst met ingang van 16 mei 2012 (97 werkdagen met ingang van 30 december 2011) recht op de korting als bedoeld in artikel 13 aannemingsovereenkomst. Het kortingsbedrag bedraagt ingevolge 01.02.42 van het deelbestek 1, Algemene Bepalingen € 500,00 per kalenderdag. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eventuele feestdagen/verlofdagen in de periode tot 16 mei 2012 reeds zijn meegewogen onder randnummer 4.54 en dat om een dubbeltelling te voorkomen bij de onderhavige berekening niet opnieuw met die dagen is rekening gehouden.
4.70.
Op 14 september 2012 is opgeleverd (zie rechtsoverweging 4.3), zodat, gelet op het vorenoverwogene, sprake is van een korting van € 61.000,00 op de aanneemsom (met ingang van 16 mei 2012 tot en met 14 september 2012 = 122 kalenderdagen x € 500,00). Die korting is echter niet door [naam BV eiser] verrekend met de aanneemsom. [gedaagde] heeft die korting dan ook terecht aan zijn verrekeningsverweer (mede) ten grondslag gelegd.
Aanvullende kosten
4.71.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij wegens gebrekkig werk/de verkeerde planning van [naam BV eiser] aanvullende kosten ad € 21.641,95 in totaal heeft moeten maken (tussenvonnis 14 januari 2015, rechtsoverweging 4.3 onder g, daar afgerond als € 21.642) en dat ook die kosten voor verrekening in aanmerking komen (producties 13 en 25 bij conclusie van antwoord). De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
- aanvullende kosten Stucadoorsbedrijf Lieben B.V.
4.72.
Bij gebreke van een verzuim aan de zijde van [naam BV eiser] kan [gedaagde] de kosten aan meerwerk van Stucadoorsbedrijf Lieben B.V. niet - door middel van verrekening - op [naam BV eiser] verhalen, aldus [eiser] .
4.73.
De rechtbank overweegt allereerst dat [gedaagde] aan de hand van zijn productie 73 ten behoeve van de comparitie van partijen van 24 maart 2015 heeft aangetoond dat tijdens de bouwvergadering van 20 augustus 2012 is geconstateerd dat enkele kalksteenwanden en neggekanten uit het lood stonden en dat er herstelwerkzaamheden (extra stucwerk) dienden plaats te vinden. De bij productie 73 overgelegde foto’s tonen de gebreken duidelijk aan. [gedaagde] heeft echter niet aangetoond dat hij [naam BV eiser] dienaangaande in gebreke heeft gesteld. Hiertoe wordt overwogen dat het genoemde verslag van de werkvergadering (punt 12.1, tweede alinea) vermeldt: “
Onduidelijkheid wie dit moet maken, TB geeft opdracht aan Lieben hiervoor”. Indien [gedaagde] van mening was dat [naam BV eiser] aansprakelijk was voor het gebrekkige werk had hij (eerst) [naam BV eiser] in gebreke moeten stellen en hem voldoende gelegenheid moeten bieden om de noodzakelijke herstelwerkzaamheden uit te voeren. Doordat [gedaagde] meteen aan Lieben de genoemde opdracht heeft uitbesteed, heeft [gedaagde] [naam BV eiser] in ieder geval onvoldoende gelegenheid geboden om de herstelwerkzaamheden zelf uit te voeren. [eiser] heeft dan ook terecht aangevoerd dat [naam BV eiser] niet in verzuim is geraakt. De onderhavige kosten van [gedaagde] komen derhalve niet voor vergoeding door [eiser] en evenmin voor verrekening in aanmerking.
- aanvullende kosten Stalumex B.V.
4.74.
[gedaagde] heeft gesteld dat de onderstaande facturen van Stalumex B.V. (deels), voor een bedrag van (totaal) € 4.658,00 exclusief btw, (zie nadere akte [gedaagde] , productie 73 onder 2) voor verrekening in aanmerking komen. [gedaagde] heeft daartoe - kort samengevat - gesteld dat de door Stalumex geplande werkzaamheden zijn vertraagd door maatvoerings-fouten van [naam BV eiser] en de hierdoor foutief gestorte afwerkvloer en dat daardoor meerwerkkosten zijn ontstaan. [gedaagde] heeft ter onderbouwing hiervan facturen van Stalumex van 20 augustus 2012 (factuur 120315) en van 15 januari 2013 (factuur 13.0014) en een “
Overzicht meerwerken te verrekenen met [eiser]” overgelegd (productie 13 bij conclusie van antwoord). [gedaagde] heeft gesteld dat de in de eerstgenoemde factuur vermelde kostenposten “
kozijnafmetingen na wijzigingen meterpeil”, “
onverrichter zake naar werk gegaan, vloerhoogte is niet correct, puien passen niet” en “
meerdere keren meten” en de in de tweede factuur vermelde kostenposten “
wijziging deur (…), levering en montage deurdranger, levering cilinders”, meerwerken betreffen als gevolg van de voornoemde fouten van [naam BV eiser] betreffende de gestorte afwerkvloer. [gedaagde] heeft - zoals blijkt uit het voornoemde overzicht - de volgende berekening toegepast: € 4.395,00 + € 2.280,00 -
€ 290,00 - € 275,00 - € 1.245,00 = € 4.658,00 exclusief btw en bij conclusie van dupliek het schadebedrag begroot op totaal € 5.575,15 inclusief btw.
4.75.
[eiser] heeft - kort samengevat - aangevoerd dat [naam BV eiser] , althans haar onderaannemer (Loos Betonvloeren B.V.), bij het storten van de vloeren gebruik heeft gemaakt van de door een nevenaannemer uitgezette maatvoering en dat het [naam BV eiser] niet verweten kan worden als die maatvoering niet klopt.
4.76.
De rechtbank overweegt dat [naam BV eiser] verantwoordelijk was voor het storten van de bewuste vloer. Dit staat ook niet tussen partijen ter discussie. De vloer is echter gestort door een onderaannemer van [naam BV eiser] zonder dat er op het moment van het storten van de vloer stelblokken (klossen) aanwezig waren ter maatvoering van de hoogte van de te storten vloer, waarbij rekening moest worden gehouden met de afmetingen van kozijnen. [eiser] heeft bij nadere conclusie onder randnummer 13 aangevoerd dat de stelblokken (waarschijnlijk) door de heer Blijlevens zijn weggehaald. Hierdoor is de vloer door de stortploeg zonder stelblokken gestort. [eiser] heeft aangevoerd dat
de stortploeg(de onderaannemer) geen wetenschap had van (het gemis van) de stelblokken.
De rechtbank overweegt vervolgens dat [naam BV eiser] , die verantwoordelijk was voor het conform een juiste maatvoering storten van de vloer, de stortploeg had dienen te informeren over de maatvoering waarmee zij bij het storten van de vloer had moeten rekening houden. Dit is kennelijk onvoldoende gebeurd, aangezien de stortvloer zonder de noodzakelijke stelblokken (klossen) is gestort. De omstandigheid dat de vloer is gestort zonder dat daarbij de noodzakelijke stelblokken aanwezig waren, is derhalve een fout van [naam BV eiser] die [gedaagde] aan [naam BV eiser] heeft kunnen tegenwerpen. De dientengevolge door [gedaagde] geleden schade komt hierdoor voor rekening en risico van [eiser] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat gelet op de aard van de werkzaamheden nakoming door [naam BV eiser] niet mogelijk was en het beroep van [gedaagde] op artikel 6:74 lid 2 gegrond is. Het door [eiser] gedane bewijsaanbod als bedoeld in zijn nadere conclusie onder randnummers 13 en 14 wordt - gelet op het vorenoverwogene - als niet terzake dienend gepasseerd.
De onderhavige schadepost van [gedaagde] komt derhalve voor verrekening in aanmerking. Gelet op al het vorenoverwogene bedraagt de schadevergoeding welke voor verrekening in aanmerking komt € 4.658,00 exclusief btw en derhalve € 5.543,02 inclusief btw. Het meerdere aan het onderhavige verrekenverweer ten grondslag gelegde bedrag aan schadevergoeding (€ 5.575,15 - € 5.543,02) wordt als zijnde niet onderbouwd verworpen.
- aanvullende kosten [naam VOF] V.O.F.
4.77.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de onderhavige kostenpost kosten van de neven-aannemer [naam VOF] V.O.F. betreft die, doordat [naam BV eiser] haar planning niet haalde, op haar beurt tot tweemaal toe haar planning niet haalde. [gedaagde] verwijst naar de randnummers 3.5 tot en met 3.8 van het verslag van de werkvergadering van 21 juli 2011 en de randnummers 3.13 en 3.14 van het verslag van de werkvergadering van 4 juni 2012 (bijlagen bij de in randnummer 4.7 genoemde productie 73), alsmede naar de factuur van [naam VOF] V.O.F. (productie 13 bij conclusie van antwoord).
4.78.
[eiser] voert aan dat de vertraging was gelegen in het bekistingswerk. De vertraging is ontstaan doordat de architect - die in opdracht van [gedaagde] werkte - het bekistingsplan had gewijzigd. De extra kosten hierdoor komen voor rekening en risico van [gedaagde] , aldus [eiser] .
4.79.
De rechtbank overweegt dat uit het verslag van de werkvergadering van 21 juli 2011 blijkt dat tijdens die vergadering onder andere [gedaagde] , de coördinator, [naam BV eiser] (HS), Ingenieursbureau Palthe en de nevenaannemers HBR Prefab Beton en [naam VOF] Elektro aanwezig waren. In het verslag van die werkvergadering is - voor zover relevant - het volgende vermeld:

3.4
Het afstellen van de constructie gebeurt in overleg met Palthe. HS maakt dan afspraak op de bouw.
Planning:
3.5
Begin deze week was een deel van de kist gemonteerd, vastgesteld is door HBR dat deze platen niet voldeden. Er is een lichting nieuwe platen gekomen, hiermee is gestart te monteren, bij keuring bleek dat deze platen eveneens niet van een A kwaliteit zijn. De platen vertonen een inwatering aan de zijkanten waardoor de bovenlaag sterke rimpeling vertoond. Er zijn nieuwe platen besteld. Het is niet reeël te stellen dat binnen 1 week de volledige kist wordt gemaakt incl. installateur en wapening.
3.6
HS geeft aan dat om de kwaliteit te waarborgen de werkzaamheden na de bouwvak plaatsvinden.
3.7
De vertraging die hierdoor ontstaat is op verantwoording van [eiser] .
3.8
De verschuiving wil zeggen dat de installateur verplaatst wordt naar maandag 22 augustus.
Gesteld noch gebleken is dat [naam BV eiser] tegen de inhoud en strekking van de in dit verslag neergelegde afspraken heeft geprotesteerd. Gelet hierop heeft [gedaagde] voldoende aangetoond dat [naam BV eiser] haar werkzaamheden heeft opgeschort tot na de bouwvak en dat zij verantwoordelijk is voor de ontstane vertraging. [gedaagde] heeft tevens aangetoond dat door die vertraging het werk van de installateur ( [naam VOF] ) eveneens is vertraagd en dat [naam VOF] V.O.F. daarvoor kosten bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Het beroep van [gedaagde] op artikel 6:74 lid 2 is gegrond en aangezien de omvang van de aanvullende kosten niet gemotiveerd is bestreden komt het bedrag van € 1.349,46 inclusief btw eveneens voor verrekening in aanmerking.
- aanvullende kosten Dom van den Bergh Installaties B.V. en Rions Riooltechniek
4.80.
[gedaagde] heeft gesteld dat [naam BV eiser] geen rijplaten heeft gebruikt bij de plaatsing van de staalconstructie en dat als gevolg daarvan de riolering is beschadigd door de kraan. [gedaagde] heeft ter onderbouwing hiervan verwezen naar het verslag van de werkvergadering van 6 juli 2011, randnummers 1.10 tot en met 3.14, en de hierna te noemen facturen. [gedaagde] heeft gesteld dat [naam BV eiser] door de onderhavige handelwijze onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld en daardoor schadeplichtig is. De kosten die voor verrekening in aanmerking komen zijn volgens [gedaagde] de facturen van de nevenaannemers Dom van den Bergh Installaties B.V. en Rions Riooltechniek. De factuur van Rions Riooltechniek bedraagt € 466,48 inclusief btw en dient volledig te worden vergoed, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft laatstelijk, bij nadere conclusie/productie 73, de betreffende meerwerkkosten van Dom van den Bergh vermeld als zijnde € 3.419,87 exclusief btw.
4.81.
[eiser] heeft het gestelde onrechtmatig handelen niet betwist, zodat [gedaagde] , nu hij het gestelde causaal verband en de omvang van de (gevolg)schade voldoende heeft onder-bouwd, slaagt in het beroep op verrekening van de aanvullende schade. De rechtbank acht de gevorderde verrekening van de factuur van Rions ad € 466,48 inclusief btw voldoende onderbouwd. De omvang van de kosten van Dom den Bergh, zoals vermeld in de bovenstaande productie 73, is echter niet gebleken. Wat betreft de onderbouwing van de omvang van de schadepost van [gedaagde] is wel voldoende de door [gedaagde] bij conclusie van antwoord overgelegde factuur van Dom van de Bergh (productie 13 bij conclusie van antwoord). Op grond van die factuur komt een bedrag van € 3.653,30 inclusief btw voor verrekening in aanmerking. Gelet hierop heeft [gedaagde] een bedrag van in totaal € 4.119,78 inclusief btw mogen verrekenen met de vordering van [eiser] .
- aanvullende kosten Bedi B.V.
4.82.
[gedaagde] heeft gesteld dat [naam BV eiser] het zichtbeton ondeugdelijk heeft gehydrofo-beerd en aangevoerd dat in het derde kwartaal van 2013 door Bedi Vochttechniek een vochtonderzoek heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat, doordat [naam BV eiser] geen relevante garantieverklaring en certificaat heeft verstrekt, [gedaagde] niet na kan gaan of [naam BV eiser] het in het bestek voorgeschreven product of in de offerte overeen-gekomen product heeft toegepast. Het hydrofoberen van de betondelen bedraagt gelet op de offerte van Bedi B.V. van 25 november 2013 € 4.750,65 in totaal, aldus [gedaagde] . De offerte is opgesteld door [naam werknemer Bedi] van Bedi Vochttechniek.
4.83.
[eiser] heeft betwist dat het beton onvoldoende zou zijn gehydrofobeerd. [eiser] heeft aangevoerd dat het waterafstotend maken van het beton door een gerenommeerd bedrijf deugdelijk is uitgevoerd en dat [gedaagde] ermee bekend was dat het hydrofoberen om de zoveel tijd moest worden herhaald.
4.84.
De rechtbank overweegt dat de stelling dat door een specialistisch bedrijf is vast-gesteld dat door [naam BV eiser] ondeugdelijk is gehydrofobeerd, onvoldoende door [gedaagde] is onderbouwd. [eiser] heeft het gestelde gebrek gemotiveerd weersproken en de bovenstaande offerte van Bedi Vochttechniek van 25 november 2013 is onvoldoende. Het gestelde gebrek blijkt immers niet uit die offerte. De offerte is bovendien ruim één jaar na de oplevering van het werk opgesteld. Het bewijsaanbod door het doen horen van [naam werknemer Bedi] is mede gelet hierop onvoldoende en wordt verworpen. De gestelde aanvullende schade van € 4.750,65 komt derhalve niet voor verrekening in aanmerking.
4.85.
[gedaagde] heeft recht op vergoeding van schade door [eiser] (B.V.) van € 11.012,26 in totaal inclusief btw (0 + € 5.543,02 + € 1.349,46 + € 3.653,30 + € 466,48 + 0).
4.86.
Gelet op al het vorenoverwogene heeft [gedaagde] een tegenvordering op [eiser] van
€ 72.012,26 in totaal (€ 61.000,00 aan korting voor te late oplevering en € 11.012,26 aan schadevergoeding). Hierdoor slaagt het verrekeningsverweer van [gedaagde] en heeft [gedaagde] de vordering van [eiser] van € 69.853,00 kunnen verrekenen met € 72.012,26.
4.87.
Gelet op de uit artikel 6:129 lid 1 BW volgende terugwerkende kracht van de bovenstaande verrekening had [naam BV eiser] per saldo op 14 september 2012 niets meer van [gedaagde] te vorderen. De vordering van [eiser] is teniet gegaan en zal worden afgewezen.
4.88.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden ver-oordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 1.474,00 aan griffierecht en € 14.000,00 aan salaris advocaat (7,0 punten × tarief € 2.000,00) en € 10.935,00 aan kosten deskundigen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 26.409,00 in totaal,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM