ECLI:NL:RBLIM:2017:500

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
C/03/230368 / KG ZA 17-4
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in kort geding

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C.T. Papeveld, een kort geding aangespannen tegen EMCM Projects B.V. en EMCM Montage B.V. wegens onbetaalde facturen. Eiser heeft werkzaamheden verricht in opdracht van de gedaagden, maar de gedaagden hebben diverse facturen onbetaald gelaten. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2017 erkenden de gedaagden dat eiser een opeisbare vordering had van € 37.808,30, maar betwistten zij de vordering van eiser op de overige facturen die nog niet opeisbaar waren. Eiser vorderde in totaal € 79.444,13, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de overige vorderingen niet opeisbaar zijn, omdat de gedaagden niet in verzuim waren voor deze facturen. De rechter heeft echter de vordering tot betaling van de erkende opeisbare vordering van € 37.808,30 toegewezen, vermeerderd met de facturen die inmiddels opeisbaar waren geworden. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 19 januari 2017 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/230368 / KG ZA 17-4
Vonnis in kort geding van 19 januari 2017
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.C.T. Papeveld;
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EMCM PROJECTS B.V.,
kantoor houdend te Maastricht;
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EMCM MONTAGE B.V.,
kantoor houdend te Maastricht,
gedaagden,
beide vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] .
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden en gedaagden zullen respectievelijk
EMCM Projects en EMCM Montage worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de akte inbreng producties tevens vermeerdering van eis van [eiser] ;
  • de faxbrief van EMCM Projects en EMCM Montage ontvangen op 13 januari 2017;
  • de faxbrief van EMCM Projects en EMCM Montage ontvangen op 16 januari 2017;
  • de mondelinge behandeling op 16 januari 2017;
  • de pleitnota van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in opdracht van EMCM Projects en/of EMCM Montage aannemingswerkzaamheden verricht, bestaande in het isoleren van leidingen en luchtkanalen, die door EMCM Projects en/of EMCM Montage zijn gemonteerd.
2.2.
Onbetwist staat vast dat EMCM Projects en/of EMCM Montage diverse facturen ter zake aan [eiser] opgedragen werkzaamheden onbetaald heeft gelaten. EMCM Projects en EMCM Montage erkennen dat [eiser] ten tijde van de behandeling van de vordering in kort geding (op 16 januari 2017) een opeisbare vordering van € 37.808,30 op hen heeft.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] stelt dat hij wegens door EMCM Projects en/of EMCM Montage opgedragen en uitgevoerde, doch niet betaalde, aannemingswerkzaamheden in totaal € 79.444,13 opeisbaar heeft te vorderen van deze vennootschappen. Hij stelt dat hij niet alleen aanspraak kan maken op de betaling van de facturen waarvan de (overgekomen) betaaltermijn is verstreken, doch ook op betaling van facturen waarvan de betaaltermijn nog niet verstreken, nu EMCM Projects en EMCM Montage [eiser] hebben verklaard dat zij hun betalingsplicht niet zullen nakomen. Volgens [eiser] volgt uit artikel 6:80 lid 1 sub b BW dat hij in dit geval ook gerechtigd is de betaling van deze facturen te eisen.
3.2.
[eiser] vordert na vermeerdering van eis dat de voorzieningenrechter, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. EMCM Projects en/of EMCM Montage, zoveel mogelijk hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis € 79.444,13, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen geldbedrag, te betalen;
te vermeerderen met:
2. de contractuele rentevergoeding van 12% per jaar, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen rentevergoeding, vanaf 8 december 2016 (primair) tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel (subsidiair) vanaf de vervaldatum van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen rentevergoeding en/of datum;
3. EMCM Projects en/of EMCM Montage, zoveel mogelijk hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis te betalen de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel BIK te begroten op een bedrag van € 1.569,44, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
4. EMCM Projects en/of EMCM Montage, zoveel mogelijk hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de beslagkosten, te voldoen binnen twee dagen na betekening van een te dezen veroordelend vonnis, en – voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente per maand, althans enige andere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen rentevergoeding, te rekenen vanaf de bedoelde termijn, alsmede in de nakosten.
3.3.
EMCM Projects voert verweer. De verweren van EMCM Projects en
EMCM Montage worden, voor zover van belang, hierna weergegeven en beoordeeld.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.2.
EMCM Projects en EMCM Montage erkennen dat [eiser] een opeisbare vordering heeft die ten tijde van de mondelinge behandeling van het kort geding - op 16 januari 2017 - € 37.808,30 bedraagt en dat die vordering moet worden verhoogd met facturen die tussen 16 januari 2017 en de datum van uitspraak van het vonnis in kort geding volgens de overeengekomen betaaltermijnen opeisbaar worden en dat de vordering in zoverre kan worden toegewezen. De vordering tot betaling van de overige facturen moet volgens hen worden afgewezen, omdat die overige facturen (nog) niet opeisbaar zijn.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat die overige vorderingen inderdaad niet opeisbaar zijn en dus niet kunnen worden toegewezen. Dat EMCM Projects en EMCM Montage te kennen hebben gegeven dat zij tekort zullen schieten in de nakoming in de verplichting de betreffende facturen te betalen, heeft volgens artikel 6:80 lid 1 sub b BW enkel tot gevolg dat [eiser] schadevergoeding en ontbinding kan vorderen, alsmede een beroep kan doen op een opschortingsbevoegdheid, doch niet dat hij het recht om nakoming (lees: betaling van het verschuldigde te vorderen) te vorderen kan uitoefenen; dat recht kan pas worden uitgeoefend op het moment van opeisbaarheid van de vordering. Het door [eiser] aangehaalde artikellid bepaalt enkel dat de debiteur, in het daar genoemde geval, in verzuim is zonder dat een ingebrekestelling is uitgebracht, en niet dat in het daar genoemde geval een vordering ook vervroegd opeisbaar is.
4.4.
Op grond van het vorenstaande ligt in hoofdsom voor toewijzing gereed een bedrag van € 37.808,30, vermeerderd met de facturen die in de periode van 16 januari 2017 tot en met heden opeisbaar zijn geworden, te weten: € 354,--, € 514,50 en € 6.979,50 (vervallen op 18 januari 2017), en € 2.520,-- (vervallen op 19 januari 2017), derhalve in totaal: € 48.176,30, vermeerderd met de (niet betwiste) contractuele rente van 12% per jaar vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen tot de dag van volledige betaling.
4.5.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, welke zijn begroot op basis van de gevorderde hoofdsom, liggen als niet weersproken voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de hoogte daarvan moet worden gerelateerd aan de hoogte van de toewijsbare vordering. Op basis van de toewijsbare vordering in hoofdsom ligt voor toewijzing gereed een bedrag van € 1.256,76.
4.6.
[eiser] vordert EMCM Projects en EMCM Montage hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 5.672,96, bestaande uit kosten deurwaarder € 4.856,96 en € 816,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 816,--).
4.7.
EMCM Projects en EMCM Montage zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 80,42;
- griffierecht € 883,00;
- salaris advocaat €
816,00;
Totaal € 1.779,42.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt EMCM Projects en EMCM Montage hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 48.176,30, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt EMCM Projects en EMCM Montage hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.256,76;
5.3.
veroordeelt EMCM Projects en EMCM Montage hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 5.672,96, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt EMCM Projects en EMCM Montage hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.779,42, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt EMCM Projects en EMCM Montage hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de volledige voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT