ECLI:NL:RBLIM:2017:4982

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
5328911 \ CV EXPL 16-8376
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en geschil over prijsafspraken tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Recycling B.V. betaling van een bedrag van € 688,91 van de besloten vennootschap Aanneming B.V. wegens onbetaalde facturen voor geleverde werkzaamheden en roerende zaken. Aanneming B.V. voerde verweer en stelde dat er onterecht te hoge tarieven waren gerekend, verwijzend naar een notariële akte waarin tarieven waren vastgelegd. De kantonrechter oordeelde dat de prijsafspraken in de akte duidelijk waren en dat Aanneming B.V. niet had aangetoond dat de tarieven eerder van kracht waren dan in de akte vermeld. De kantonrechter wees de vordering van Recycling B.V. toe en verklaarde dat Aanneming B.V. de kosten van de procedure moest vergoeden. In reconventie vorderde Aanneming B.V. restitutie van teveel betaalde facturen, maar deze vordering werd afgewezen omdat niet was komen vast te staan dat Recycling B.V. onjuiste tarieven had gehanteerd. De kantonrechter oordeelde dat Aanneming B.V. als de in het ongelijk gestelde partij moest worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5328911 \ CV EXPL 16-8376
Vonnis van de kantonrechter van 31 mei 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eisende partij] RECYCLING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. S.L. Emons,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde partij] AANNEMING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. R.M. de Hair.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde partij] werkzaamheden uitgevoerd als ook roerende zaken geleverd. In dat verband heeft zij aan [gedaagde partij] een tweetal facturen toegestuurd:
  • VFA1500768 d.d. 31 juli 2015 ad € 176,45
  • VFA 1500880 d.d. 31 augustus 2015 ad € 846,00
2.2.
Op beide facturen heeft [gedaagde partij] in totaal een bedrag van € 333,54 in mindering voldaan, zodat thans resteert een bedrag van € 688,91.
2.3.
Bij overeenkomst van 14 juli 2014 heeft de heer [X] althans de besloten vennootschap [X] Holding B.V. aan de besloten vennootschap [Y] Houdstermaatschappij B.V. 50% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van de besloten vennootschap [eisende partij] Recycling B.V. (afgekort [eisende partij] ) verkocht. De resterende 50% van de aandelen in het kapitaal van [eisende partij] zijn door [X] Holding B.V. bij overeenkomst van 7 augustus 2015 aan de besloten vennootschap [Y] houdstermaatschappij B.V. verkocht. Op 17 augustus 2015 heeft de overdracht van alle aandelen plaatsgevonden.
2.4.
In de notariële akte van levering d.d. 17 augustus 2015 is onder 2 het navolgende opgenomen:
2. Tariefafspraken
2.1.
De hierna geldende tarieven voor [gedaagde partij] zullen ongewijzigd van kracht blijven gedurende een periode van één jaar gerekend vanaf de datum van levering van de aandelen in het kapitaal van de Vennootschap door [X] aan [Y] :
  • Stortkosten puin: EUR 0,75 per ton
  • Stortkosten gasbeton: EUR 30,00 per ton
  • Menggranulaat 0/32,5: EUR 4,00 per ton
  • Betongranulaat: EUR 5,00 per ton
  • Breken: EUR 2,50 per ton
  • Hydromix: EUR 5,00 per ton
  • Menggranulaat 0/20 EUR 6,00 per ton
Tevens kan [gedaagde partij] op de normale wijze gebruik blijven maken van de weegbrug tegen een marktconform tarief (te bepalen aan de hand van offertes, op te vragen bij derden)

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 688,91, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van iedere factuur, alsook de buitengerechtelijke incassokosten ad € 103,34 en veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van dit geding, de nakosten daarbij inbegrepen.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer tegen de vordering in conventie.
3.3.
In reconventie vordert [gedaagde partij] – samengevat – veroordeling van [eisende partij] tot betaling van € 2.762,65, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten
3.4.
[eisende partij] voert verweer tegen de vordering in reconventie.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

in conventie
4.1.
[gedaagde partij] stelt zich in de onderhavige kwestie op het standpunt dat [eisende partij] voor de levering ten onrechte te hoge tarieven heeft gerekend. [gedaagde partij] verwijst in dat verband naar de notariële akte van 17 augustus 2015 waaruit blijkt dat de daarin genoemde tarieven ongewijzigd van kracht zouden blijven. Volgens [gedaagde partij] betekent dat dat deze tarieven te gelden hadden vanaf 14 juli 2014, zijnde datum van de eerste (gedeeltelijke) overdracht van de aandelen. [eisende partij] heeft aldus respectievelijk € 148,59 en € 661,04 teveel bij [gedaagde partij] in rekening gebracht. [gedaagde partij] heeft de factuurbedragen zelf gecorrigeerd en dienovereenkomstig betaald.
4.2.
[eisende partij] weerspreekt het verweer van [gedaagde partij] en voert daartegen aan dat [gedaagde partij] een verkeerde uitleg geeft aan de bepalingen uit de notariële akte van 17 augustus 2015. Uit deze akte blijkt nadrukkelijk dat er prijsafspraken zijn gemaakt die gedurende de periode van 17 augustus 2015 tot 17 augustus 2016 zouden worden gehanteerd.
4.3.
Ten aanzien van factuur VFA 1500768 stelt [gedaagde partij] ten onrechte dat er een afgesproken tarief van € 4,00 per ton was. De factuur dateert van voor de overdracht van de aandelen in welke periode een tarief van €4,75 per ton gold.
4.4.
Ten aanzien van factuur VFA 1500880 is [eisende partij] de mening toegedaan dat [gedaagde partij] daartegen geheel te onrechte verweer voert. [eisende partij] heeft het tarief zoals dat is opgenomen in de notariële akte van 17 augustus 2015 - € 0,75 per ton – bij [gedaagde partij] in rekening gebracht. De factuur is na de overdracht van de aandelen aan [gedaagde partij] verzonden en derhalve is het in de akte vermelde tarief gehanteerd.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.6.
[gedaagde partij] beroept zich in deze procedure op het standpunt dat de tarieven zoals die in de notariële akte van 17 augustus 2015 zijn opgenomen reeds van kracht waren vanaf 14 juli 2014. [gedaagde partij] geeft daarmee een geheel andere uitleg aan de bepaling omtrent de tarieven zoals die in voornoemde notariële akte is opgenomen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de zinsnede in de akte –
De hierna geldende tarieven voor [gedaagde partij] zullen ongewijzigd van kracht blijven gedurende een periode van één jaar gerekend vanaf de datum van levering van de aandelen –niet anders worden uitgelegd dan dat de tarieven vanaf 17 augustus 2015 een jaar lang niet zouden wijzigen. De kantonrechter kan [gedaagde partij] dan ook niet volgen in zijn standpunt dat de tarieven 14 juli 2014 als ingangsdatum hebben.
4.7.
Nu niet gebleken is dat partijen andersluidende afspraken hebben gemaakt en [gedaagde partij] daarnaast niet eerder bezwaar heeft gemaakt tegen de tarieven zoals [eisende partij] die voor 17 augustus 2015 hanteerde, zal de kantonrechter aan het verweer van [gedaagde partij] voorbij gaan.
4.8.
Bij dupliek in conventie geeft [gedaagde partij] een uiteenzetting van de zakelijke verhouding tussen [X] Holding B.V. en [Y] Houdstermaatschappij B.V. [gedaagde partij] voert daarbij aan dat er tussen deze partijen een samenwerkingsovereenkomst bestaat waarbij partijen zijn overeen gekomen dat er een gezamenlijk tariefbeleid zou worden gevoerd. In dat kader past ook de afspraak in de notariële akte van 17 augustus 2015 dat de afgesproken tarieven ongewijzigd van toepassing zouden blijven. Binnen de samenwerkingsovereenkomst is ook de afspraak gemaakt dat er een gezamenlijke administratie zou worden gevoerd. Iets waar in de praktijk niets van terecht is gekomen. [X] Holding kreeg geen toegang tot de administratie van [Y] en kon facturen derhalve niet kon controleren. [X] Holding kon wel aan de hand van de gegevens van de weegbrug de factuurbedragen controleren en kwam aldus tot de constatering dat de factuurbedragen te laag waren. Aan [X] Holding B.V. en [gedaagde partij] werden hogere tarieven in rekening gebracht dan afgesproken en andere tarieven dan aan [Y] Houdstermaatschappij werden berekend.
4.9.
De kantonrechter merkt op dat bovenstaande stellingen – voor zover al relevant – pas bij dupliek in conventie naar voren worden gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van [gedaagde partij] gelegen om op grond van het bepaalde in artikel 128 lid 3 en 5 Rv haar verweer reeds bij conclusie van antwoord in conventie te concentreren en van een deugdelijke onderbouwing te voorzien. Nu [gedaagde partij] dit heeft nagelaten, wordt [eisende partij] in een nadelige positie gebracht, nu zij zich immers niet meer tegen de stellingen van [gedaagde partij] kan verweren. De kantonrechter zal dan ook aan het verweer zoals dat door [gedaagde partij] op dit punt is gevoerd voorbij gaan.
4.10.
Door de handelwijze van [gedaagde partij] heeft [eisende partij] zich genoodzaakt gezien haar vordering ter incasso uit handen te geven. De daarmee gepaard gaande kosten komen de kantonrechter niet onredelijk voor en deze zullen dan ook aan [eisende partij] worden toegewezen.
4.11.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering in conventie aan [eisende partij] moet worden toegewezen.
in reconventie
4.12.
[gedaagde partij] vordert in reconventie – samengevat – restitutie van teveel betaalde factuurbedragen als ook betaling van de factuur van de firma [C] in verband met de huur van een steiger. Ten aanzien van de gehuurde steiger betwist [eisende partij] de betreffende steiger te hebben besteld en heeft dit ook aan [C] kenbaar gemaakt.
4.13.
Afwijzing van de vordering in conventie leidt ertoe dat ook de vordering in reconventie – voor zover het teveel betaalde factuurbedragen betreft – moet worden afgewezen. In conventie is immers niet komen vast te staan dat [eisende partij] onjuiste tarieven heeft gehanteerd. Nu [gedaagde partij] dan ook niet teveel heeft betaald is er geen grond voor restitutie van enig bedrag.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan ook de factuur van de firma [C] ter hoogte van € 243,56 niet ten laste van [eisende partij] worden gebracht. De factuur is weliswaar op naam van [eisende partij] gesteld, maar [eisende partij] heeft de verschuldigdheid daarvan bij e-mailbericht van 30 september 2015 nadrukkelijk betwist, terwijl zij ook onbekend is met de opdrachtgever, de heer [D] . [gedaagde partij] laat dit standpunt van [eisende partij] onweersproken. [C] heeft vervolgens [gedaagde partij] – in de persoon van de heer [X] – op betaling aangesproken en deze heeft de factuur voldaan.
[gedaagde partij] heeft de stelling dat de huur van de steiger voor rekening van [eisende partij] moet komen verder niet onderbouwd.
4.15.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient de reconventionele vordering aan [gedaagde partij] te worden ontzegd.
4.16.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
in conventie en in reconventie
4.17.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 77,75
  • griffierecht 471,00
  • salaris gemachtigde in conventie 200,00 ( 2 x tarief € 100,00)
  • salaris gemachtigde in reconventie
totaal € 923,75
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
4.18.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.19.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 792,25, terzake hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 688,91vanaf de vervaldatum van iedere factuur tot aan de voldoening,
in reconventie
5.2.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 923,75, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: eb