ECLI:NL:RBLIM:2017:4950

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
4916440 cv 16-3134
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot bewijs van levering van posters

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap naar Belgisch recht UNIQART BVBA, eisende partij, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MATERIAAL BEHEER B.V., gedaagde partij. De eisende partij vorderde bewijs dat de door gedaagde partij bestelde posters zijn vervaardigd en dat deze zijn getracht af te leveren op het adres van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij uitdrukkelijk betwist dat de posters zijn gemaakt en dat er een poging is gedaan om deze af te leveren. De eisende partij werd toegelaten om bewijs te leveren van deze feiten.

Tijdens de procedure heeft de heer [X], zaakvoerder van de eisende partij, als getuige verklaard dat hij op 10 december 2014 bij de gedaagde partij is geweest om de posters af te leveren, maar dat de gedaagde partij de ontvangst heeft geweigerd. De gedaagde partij heeft echter de verklaringen van de heer [X] betwist door de heer [gedaagde partij] en mevrouw [administratief medewerkster] als getuigen te horen. Beide getuigen ontkenden dat de heer [X] bij hen is geweest om de posters af te leveren. Gezien de uitdrukkelijke betwisting door de gedaagde partij, kon de verklaring van de heer [X] niet als bewijs dienen.

De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet is geslaagd in het leveren van bewijs dat de posters zijn vervaardigd en dat er een poging is gedaan om deze af te leveren. Daarom werd de vordering van de eisende partij afgewezen. Tevens werd de eisende partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij, begroot op € 350,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 4916440 \ CV EXPL 16-3134
Vonnis van de kantonrechter van 31 mei 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap naar Belgisch recht UNIQART BVBA,
gevestigd te Zele, België,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.I. Cambier,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde partij] MATERIAAL BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde DAS Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 juli 2016
  • het proces-verbaal van het op 19 december 2016 gehouden getuigenverhoor
  • het proces-verbaal van de op 25 april 2017 gehouden contra enquête.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 13 juli 2016. De kantonrechter heeft bij dat vonnis vastgesteld dat gedaagde partij uitdrukkelijk betwist dat eisende partij de door gedaagde partij bestelde posters heeft gemaakt en heeft getracht deze bij gedaagde partij af te leveren. De kantonrechter heeft eisende partij daarop toegelaten bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat eisende partij de posters daadwerkelijk heeft vervaardigd en dat zij heeft getracht deze af te leveren, maar dat gedaagde partij de ontvangst heeft geweigerd.
2.2.
Eisende partij heeft vervolgens de heer [X] , zaakvoerder bij eisende partij als getuige laten horen. De heer [X] verklaart dat hij uit zijn aantekeningen heeft gehaald dat zijn medewerker [medewerker 1] op 10 december 2014 bij het bedrijf van gedaagde partij zou zijn geweest, de heer [gedaagde partij] zou toen niet aanwezig zijn geweest. Kort nadien zou hij zelf met de posters bij het bedrijf van gedaagde partij zijn geweest. De heer [gedaagde partij] was toen aanwezig maar hij weigerde de posters in ontvangst te nemen. Gedaagde partij heeft vervolgens in contra-enquête de heer [gedaagde partij] , directeur eigenaar van gedaagde partij en mevrouw [administratief medewerkster] , administratief medewerkster bij gedaagde partij, als getuigen laten horen. Zowel de heer [gedaagde partij] als mevrouw [administratief medewerkster] betwisten dat de heer [X] bij gedaagde partij is geweest om de posters af te leveren. Gelet op de uitdrukkelijke betwisting door zowel [gedaagde partij] als [administratief medewerkster] van de verklaring van [X] kan deze verklaring niet als bewijs dienen. Eisende partij is niet geslaagd in het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat eisende partij de posters daadwerkelijk heeft vervaardigd en dat zij heeft getracht deze af te leveren, maar dat gedaagde partij de ontvangst heeft geweigerd. De ingestelde vordering moet daarom worden afgewezen.
2.3.
Eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde (3,5 x tarief € 100,00).
2.4.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op € 350,00,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: HMUI
coll: ksf