Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 juli 2016
- het proces-verbaal van het op 19 december 2016 gehouden getuigenverhoor
- het proces-verbaal van de op 25 april 2017 gehouden contra enquête.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap naar Belgisch recht UNIQART BVBA, eisende partij, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MATERIAAL BEHEER B.V., gedaagde partij. De eisende partij vorderde bewijs dat de door gedaagde partij bestelde posters zijn vervaardigd en dat deze zijn getracht af te leveren op het adres van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij uitdrukkelijk betwist dat de posters zijn gemaakt en dat er een poging is gedaan om deze af te leveren. De eisende partij werd toegelaten om bewijs te leveren van deze feiten.
Tijdens de procedure heeft de heer [X], zaakvoerder van de eisende partij, als getuige verklaard dat hij op 10 december 2014 bij de gedaagde partij is geweest om de posters af te leveren, maar dat de gedaagde partij de ontvangst heeft geweigerd. De gedaagde partij heeft echter de verklaringen van de heer [X] betwist door de heer [gedaagde partij] en mevrouw [administratief medewerkster] als getuigen te horen. Beide getuigen ontkenden dat de heer [X] bij hen is geweest om de posters af te leveren. Gezien de uitdrukkelijke betwisting door de gedaagde partij, kon de verklaring van de heer [X] niet als bewijs dienen.
De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet is geslaagd in het leveren van bewijs dat de posters zijn vervaardigd en dat er een poging is gedaan om deze af te leveren. Daarom werd de vordering van de eisende partij afgewezen. Tevens werd de eisende partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij, begroot op € 350,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.