[bewindvoerder] q.q. vordert – na wijziging van eis–
I. werkgever te veroordelen om aan [X] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 20.813,22, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ad € 983,13 en de wettelijke rente gerekend vanaf de dag der aanzegging zijnde 16 december 2015, althans de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
II. werkgever te veroordelen tot afgifte aan [X] van de loonstroken vanaf december 2014 tot heden, de jaaropgave 2014 en 2015 en een overzicht waaruit blijkt op welke bedragen [X] recht heeft ter zake van het tijdspaarfonds en welke bedragen inmiddels zijn betaald, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat werkgever deze loonstroken niet en opgave ter zake het tijdspaarfonds volledig verstrekt, althans een zodanige maatregel als de kantonrechter zal vermenen te behoren;
III. werkgever voorts te veroordelen binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis de bedragen die nog niet afgestort zijn in het tijdspaarfonds, maar dat wel hadden moeten zijn, alsnog uit te betalen in dat tijdspaarfonds, onder de verplichting van gelijktijdige overlegging van een betalingsbewijs aan [bewindvoerder] q.q. van [X] , althans door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
IV. werkgever te veroordelen aan [X] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting het volledige achterstallige loon over de maand augustus 2016 ad € 2.403,20, vermeerderd met de wettelijke verhoging ad 50%, samen groot € 3.604,80, vermeerderd met de wettelijke rente;
V. werkgever te veroordelen aan [X] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting het volledige achterstallige loon over de maand december 2016 ad € 2.403,20 en januari 2016 ad € 2.403,20, derhalve tot een totaal € 4.806,40, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW tot de dag der voldoening;
VI. werkgever te veroordelen tot betaling van de proceskosten in deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf veertien dagen na datum van het te wijzen vonnis, vermeerderd met eventuele nakosten, althans in goede justitie door de kantonrechter te bepalen.