ECLI:NL:RBLIM:2017:4830

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
C/03/219386 / HA ZA 16-208
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming van accountant bij opstellen publicatiebalans

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en de maatschap [gedaagde] Belastingadviseurs Accountants. De zaak betreft een beroepsfout van de accountant, die verantwoordelijk was voor het opstellen van de publicatiebalans over het jaar 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze publicatiebalans een belangrijke regel met betrekking tot de post agioreserve ontbrak, wat leidde tot een onjuiste weergave van het eigen vermogen van [eiseres]. Deze fout heeft gevolgen gehad voor de kredietwaardigheid van [eiseres], wat resulteerde in schade door het afhaken van klanten en andere financiële nadelen.

De rechtbank heeft de procedure in verschillende fasen doorlopen, waarbij onder andere de dagvaarding, de conclusie van antwoord en een comparitie van partijen zijn behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als accountant. Dit oordeel is mede gebaseerd op een eerdere beslissing van de Accountantskamer, die had geoordeeld dat [gedaagde] onzorgvuldig had gehandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de fout in de publicatiebalans niet alleen een schending van de zorgplicht van de accountant inhoudt, maar ook dat er een causaal verband bestaat tussen deze fout en de schade die [eiseres] heeft geleden.

De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot vergoeding van de schade, die nader moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] tot schadevergoeding toegewezen, evenals de wettelijke rente over de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van accountants en de gevolgen van onzorgvuldig handelen in hun beroepsuitoefening.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/219386 / HA ZA 16-208
Vonnis van 31 mei 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. K.P. Meegdes,
tegen
de maatschap naar burgerlijk recht
[gedaagde] BELASTINGADVISEURS ACCOUNTANTS,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. N.E.N. de Louwere.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de akte met productie 4 van [gedaagde] ,
  • het proces-verbaal van de comparitie van 10 februari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten.
2.1.
[gedaagde] heeft gedurende een aantal jaren, waaronder het jaar 2014, werkzaamheden verricht voor [eiseres] . Deze werkzaamheden bestonden onder meer uit het samenstellen van jaarrekeningen en het opstellen van publicatiestukken.
2.2.
In maart 2015 heeft [gedaagde] voor [eiseres] de jaarrekening en publicatiestukken over het jaar 2014 opgesteld. In de publicatiebalans over 2014 is een regel weggevallen. Deze regel heeft betrekking op de post agioreserve. Doordat de regel met de post agioreserve ten bedrage van € 290.000,- niet zichtbaar is, maar wel in de subtelling is opgenomen, is de publicatiebalans niet juist.
2.3.
De publicatiebalans over 2014 is op 30 maart 2015 door [eiseres] gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.
2.4.
Medio oktober 2015 heeft [gedaagde] een gecorrigeerde publicatiebalans opgemaakt. Deze is op 22 oktober 2015 bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd.
2.5.
Door [eiseres] is een klacht tegen [gedaagde] ingediend bij de Accountantskamer. Op 5 december 2016 heeft de Accountantskamer een beslissing genomen op de door [eiseres] ingediende klacht. In deze beslissing van de Accountantskamer is voor zover van belang het volgende opgenomen:
4.4.1
De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene heeft erkend dat hij verantwoordelijk is voor het opstellen van de publicatiebalans en dat in de door betrokkene aan klaagster ter deponering gezonden publicatiebalansen over de jaren 2010 tot en met 2014 telkens een regel met de post agioreserve is weggevallen. Ondanks het feit dat op klaagster een eigen verantwoordelijkheid rust voor de juistheid van de door haar bij de KvK gedeponeerde stukken, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat betrokkene, door het ontbreken van de post agioreserve in de publicatiebalansen niet op te merken, onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van deze balansen. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC en het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Aan dit oordeel doet niet af dat, zoals betrokkene heeft aangevoerd, de fout in de standaardjaarrekening die tot en met het jaar 2013 jaarlijks door de KVK werden opgemaakt en in het handelsregister werden opgenomen, niet zichtbaar was.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – voor recht te verklaren dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Daarnaast vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke handelsrente en onder veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van de procedure, vermeerderd met rente.
3.2.
[eiseres] voert ter onderbouwing van haar vordering het volgende aan. Door [gedaagde] is een fout gemaakt bij het opstellen van de publicatiebalans over het jaar 2014. Omdat de post agioreserve ten onrechte niet in het eigen vermogen is opgenomen, lijkt het eigen vermogen veel lager te zijn dan dat het daadwerkelijk is. Deze fout heeft tevens tot gevolg dat het balanstotaal onjuist is. De solvabiliteits- en liquiditeitspositie lijkt hierdoor (veel) lager te zijn dan zij daadwerkelijk is. Bovendien lijkt er daardoor een negatieve tendens in het eigen vermogen te bestaan.
[eiseres] stelt zich voorts op het standpunt als gevolg hiervan schade te hebben geleden. Deze schade bestaat onder meer uit het afhaken van een potentiële klant [klant A] , het verliezen van klant [klant B] dan wel het gedwongen korting moeten verlenen aan [klant B] , het ziek worden van een werknemer en de toekomstige daling van de winst/stijging van de kosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en voert – samengevat en onder meer – het volgende aan. [gedaagde] betwist dat er door haar handelen schade is ontstaan. De regel agioreserve ontbrak al sinds 2010 in de publicatiebalans. Er zijn diverse tussenschakels die hebben nagelaten actie te ondernemen. Voor zover er schade zou zijn ontstaan dan is de oorzaak gelegen in enerzijds het niet uitgaan van de originele publicatiebalansen door (potentiële) klanten en de kredietbeoordelaar en anderzijds in het niet opmerken van de fout door opvolgers in de keten zoals het Kadaster. Voorts is er sprake van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] , nu zij verantwoordelijk is voor het indienen van de publicatiestukken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toerekenbare tekortkoming

4.1.
De vraag die allereerst voorligt is of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht. Ingevolge art. 7:401 (van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. Dit betekent dat [gedaagde] de zorgvuldigheid in acht dient te nemen die van een redelijk bekwame en redelijk handelende accountant in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
4.2.
Door [gedaagde] is in de onderhavige procedure erkend dat zij een fout heeft gemaakt, bestaande uit het (niet opmerken van het) wegvallen van een regel in de publicatiebalans. De Accountskamer heeft dit handelen van [gedaagde] in haar beslissing van 5 december 2016 aangemerkt als onzorgvuldig handelen. De rechtbank stelt voorop dat bij een tuchtrechtelijke procedure andere maatstaven worden gehanteerd dan bij de beoordeling van de civielrechtelijke aansprakelijkheid. Dit neemt niet weg dat de rechtbank aan het oordeel van de Accountantskamer wel betekenis kan toekennen in het kader van de beoordeling van de tekortkoming van de beroepsoefenaar.
4.3.
De rechtbank neemt de onder 2.5. opgenomen overwegingen van de Accountantskamer over. Hieruit blijkt dat de beroepsgroep van accountants van oordeel is dat [gedaagde] , zoals in de onder 2.5. geciteerde overweging is beschreven, heeft gehandeld in strijd met binnen de beroepsgroep geldende normen van deskundigheid, zorgvuldigheid en vakbekwaamheid.
4.4.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwame en redelijk handelende accountant in de onderhavige omstandigheden mocht worden verwacht. Daarmee staat vast dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank is voorts, met de Accountantskamer, van oordeel dat het feit dat de fout reeds vanaf 2010 werd gemaakt maar niet eerder zichtbaar was, niets verandert aan het oordeel dat er sprake is van toerekenbare tekortkoming. Voorts overweegt de rechtbank dat het feit dat er, zoals door [gedaagde] wordt aangevoerd, door de Accountantskamer geen tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, eveneens niet afdoet aan de conclusie dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming.
4.5.
Nu [gedaagde] aansprakelijk is jegens [eiseres] op grond van wanprestatie zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen.
Schade
4.6.
Nu [eiseres] vordert te verwijzen naar de schadestaatprocedure, dient beoordeeld te worden of de mogelijkheid van schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming aannemelijk is. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
4.7.
[gedaagde] heeft verkeerde dan wel onvolledige publicatiecijfers opgesteld. Deze zijn vervolgens gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Het doel van publicatie is het verschaffen van informatie aan derden. [eiseres] voert aan dat derden zich op deze (foutieve) informatie hebben gebaseerd en hieruit de conclusie hebben getrokken dat [eiseres] zwak kredietwaardig is. Dit heeft tot schade voor [eiseres] geleid.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat potentiële klant [klant A] (op advies van haar kredietbeoordelaar) haar beslissing om niet met [eiseres] in zee te gaan op de verkeerde dan wel onvolledige publicatiecijfers heeft gebaseerd. De rechtbank concludeert dat reeds hierom de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Of de conclusie van de kredietbeoordelaar terecht was en of deze te weinig onderzoek heeft verricht dan wel te snel conclusies heeft getrokken, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant voor de vraag of de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Daarbij komt dat [eiseres] volgens de rechtbank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [klant B] gedeeltelijk is afgehaakt en mogelijk korting zal bedingen, waar zij dat anders niet zou hebben gedaan. Ook is naar het oordeel van de rechtbank door [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij mogelijk rente en kortingen is misgelopen doordat haar toeleveranciers aanbetalingen hebben bedongen.
4.9.
De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is.
Causaal verband
4.10.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of er een causaal verband (in de zin van conditio sine qua non) bestaat tussen de mogelijke schade en de tekortkoming. De rechtbank stelt vast dat zonder de door [gedaagde] gemaakte fout er geen verkeerde dan wel onvolledige gegevens zouden zijn gepubliceerd. Het conditio sine qua non verband is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. Dat er nadien ook anderen niet oplettend zijn geweest, maakt dit niet anders. Immers indien de fout niet zou zijn gemaakt, dan zou er ook geen sprake zijn geweest van onoplettendheid van anderen. De rechtbank verwerpt dan ook het betoog van [gedaagde] dat er geen oorzakelijk (conditio
sine qua non) verband bestaat tussen haar handelen en de schade die [eiseres] heeft geleden ten gevolge van de gemaakte fout.
4.11.
Nu het causaal verband in de zin van conditio sine qua non vaststaat, kan de discussie over het al dan niet schenden van een verkeers- en/of veiligheidsnorm en de toepasselijkheid van de omkeringsregel in deze procedure achterwege blijven.
De verdere discussie omtrent het causaal verband met betrekking tot de specifieke schadeposten, de concrete hoogte van de schade en de redelijke toerekening kan aan de orde worden gesteld in de schadestaatprocedure.
4.12.
Door [gedaagde] is nog aangevoerd dat [eiseres] eigen schuld treft omdat het de verantwoordelijkheid van [eiseres] was om de publicatiestukken bij de Kamer van Koophandel te deponeren en om de stukken alvorens ze te deponeren te controleren. Slechts voor zover de rechtbank reeds nu van oordeel zou zijn dat de vergoedingsplicht van [gedaagde] op grond van eigen schuld van [eiseres] tot nihil verminderd zou moeten worden, kan dit leiden tot de conclusie dat de vordering om naar de schadestaatprocedure te verwijzen moet worden afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat er in verband met eigen schuld aan de zijde van [eiseres] sprake zou zijn van vermindering van de vergoedingsplicht van [gedaagde] tot nihil. De rechtbank volgt het betoog van [gedaagde] derhalve niet. De verdere discussie omtrent de eigen schuld kan, voor zover deze betrekking heeft op de concrete schadeposten, plaatsvinden in de schadestaatprocedure.
4.13.
De vordering aangaande de verwijzing naar de schadestaatprocedure is, gelet op het vorenoverwogene, in beginsel toewijsbaar. De verwijzing naar de schadestaatprocedure dient echter achterwege te blijven indien de rechtbank de schade reeds nu zelf kan begroten. De rechtbank ziet daarvoor evenwel onvoldoende aanknopingspunten, zodat het onder 2 gevorderde zal worden toegewezen. Nu de omvang van de geleden schade thans nog niet vast staat, zal de onder 2 gevorderde wettelijke rente over de bij schadestaat op te maken schade thans worden afgewezen.
4.14.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] B.V. worden begroot op:
- dagvaarding € 77,75
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
904,00(2 punten × tarief € 452,00)
totaal € 1.600,75
4.15.
De gevorderde rente over de (na)kosten zal vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis worden toegewezen en niet vanaf 30 maart 2015. Toegewezen zal worden de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW en niet de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, nu dit laatste artikel hiervoor geen grondslag biedt.
4.16.
De vordering tot veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Nu het zogenaamde liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven voorziet in een forfaitair tarief voor die kosten en de rechtbank dat tarief pleegt te volgen, zijn die kosten nu al te begroten. De rechtbank zal de nakosten en de daarover gevorderde rente toewijzen, zoals nader in het dictum wordt bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] , door onzorgvuldig te handelen bij het opstellen van de publicatiebalans over het jaar 2014 met betrekking tot de onderneming van [eiseres] , toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres] B.V. in de zin van artikel 6:74 BW,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] B.V. tot op heden begroot op € 1.600,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf twee weken na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak en tevens te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Alink-Steinberg en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2017. [1]

Voetnoten

1.type: KB