In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisende partijen, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], en gedaagde partij, de stichting STICHTING WONEN LIMBURG. De eisende partijen vorderden betaling van een bedrag van € 1.395,68, vermeerderd met rente en kosten, op grond van de stelling dat dit bedrag onverschuldigd was betaald en dat gedaagde partij ongerechtvaardigd was verrijkt. De achtergrond van het geschil ligt in de huur van een woning, waarbij de huurovereenkomst eerder was ontbonden en eisende partijen waren veroordeeld tot ontruiming. Gedaagde partij had herstelkosten in rekening gebracht, die door eisende partijen middels een betalingsregeling werden voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking, omdat er een rechtsgrond voor de betalingen aanwezig was. De vordering van eisende partijen werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde partij. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.