ECLI:NL:RBLIM:2017:4739

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
04 5422099/CV 16-9644
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van gedaagde voor schadevergoeding aan gemeente na mishandeling van ambtenaar

In deze civiele procedure vordert de Gemeente Weert schadevergoeding van [gedaagde partij] naar aanleiding van een mishandeling van een ambtenaar op 18 maart 2015. De gedaagde partij is eerder strafrechtelijk veroordeeld voor deze mishandeling, wat dwingend bewijs oplevert in deze civiele zaak. De ambtenaar was gedurende verschillende periodes arbeidsongeschikt als gevolg van de mishandeling, en de Gemeente Weert heeft gedurende deze periodes loondoorbetaling aan de ambtenaar gedaan. De Gemeente stelt dat zij op grond van de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (VOA) de gedaagde partij aansprakelijk kan stellen voor de geleden schade. De gedaagde partij heeft de aansprakelijkheid afgewezen en betwist dat er een causaal verband bestaat tussen de mishandeling en de ziekte van de ambtenaar.

De kantonrechter oordeelt dat de Gemeente Weert recht heeft op vergoeding van de loonkosten die zij heeft gemaakt voor de ambtenaar, aangezien de gedaagde partij door de strafrechter is veroordeeld voor de mishandeling. Dit levert dwingend bewijs op dat de gedaagde partij aansprakelijk is voor de schade. De kantonrechter wijst de vordering van de Gemeente Weert toe en veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 16.040,59, alsmede € 9.511,99 voor de loondoorbetaling aan de ambtenaar, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5422099 \ CV EXPL 16-9644
Vonnis van de kantonrechter van 24 mei 2017
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE WEERT,
gevestigd te Weert ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R. Dijkema,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. C.M.G.M. Raafs.
Partijen zullen hierna Gemeente Weert en [gedaagde partij] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens akte vermeerdering van eis
  • de conclusie van dupliek tevens antwoordakte vermeerdering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 18 maart 2015 heeft [gedaagde partij] mw. [de ambtenaar] in haar hoedanigheid van Buitengewoon Opsporingsambtenaar van de Gemeente Weert (hierna te noemen: de ambtenaar) mishandeld.
2.2.
Bij vonnis van de politierechter van 18 mei 2015 is [gedaagde partij] veroordeeld voor deze mishandeling. Het vonnis is onherroepelijk geworden.
2.3.
De ambtenaar is hierna in diverse periodes (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geweest, te weten:
  • 25 maart t/m 29 maart 2015 (50% arbeidsongeschikt)
  • 30 maart t/m 5 juli 2015 (100% arbeidsongeschikt)
  • 6 juli t/m 2 augustus 2015 (75% arbeidsongeschikt)
  • 3 augustus t/m 31 augustus 2015 (53% arbeidsongeschikt)
2.4.
Daarnaast is de ambtenaar in de maanden september 2015 tot en met februari 2016 ook nog (deels) arbeidsongeschikt geweest, zoals weergegeven in de producties 18 tot en met 23 bij conclusie van repliek.
2.5.
De Gemeente Weert heeft aan de ambtenaar op grond van haar rechtspositie gedurende voormelde periodes dat zij niet in staat was te werken bezoldiging betaald.
2.6.
Op grond van de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (hierna: VOA) heeft de Gemeente Weert [gedaagde partij] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade die het gevolg zou zijn van de mishandeling van de ambtenaar op 18 maart 2015.
2.7.
[gedaagde partij] heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente Weert vordert – samengevat en na vermeerdering van eis– veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 16.040,59 (zijnde € 14.777,31 aan hoofdsom,
€ 198,49 aan wettelijke rente vanaf 30 dagen na factuurdatum tot 25 mei 2016 en € 1.064,79 een buitengerechtelijke incassokosten) en een bedrag van € 9.511,99 (zijnde uitbetaalde bezoldiging aan de ambtenaar tijdens ziekte), telkens vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooraleerst heeft [gedaagde partij] bezwaar gemaakt tegen de door de Gemeente Weert bij conclusie van repliek gedane vermeerdering van eis. Volgens [gedaagde partij] beschikte de Gemeente Weert al voor het aanbrengen van de dagvaarding over de gegevens die zij thans bij vermeerdering van eis heeft overgelegd. Het is volgens [gedaagde partij] in strijd met de goede procesorde dat de Gemeente Weert deze stukken en de bijbehorende eisvermeerdering niet gelijk bij dagvaarding heeft vervat.
De kantonrechter is het met [gedaagde partij] eens dat nu de eisvermeerdering ziet op de betaalde bezoldiging over de maanden september 2015 tot en met februari 2016, het voor de hand had gelegen dat de Gemeente Weert deze bedragen gelijk in haar dagvaarding – welke is uitgebracht op 15 september 2016 – had verwerkt. Wat hier ook van zij, thans valt echter niet in te zien dat hierdoor de verdediging onredelijk is bemoeilijkt dan wel dat het geding hierdoor een onredelijke vertraging heeft opgelopen. Het handelen van de Gemeente Weert kan naar het oordeel van de kantonrechter daarom niet als strijdig met de goede procesorde worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van de stelling van [gedaagde partij] dat de eisvermeerdering een geheel andere grondslag heeft dan de oorspronkelijke eis overweegt de kantonrechter het volgende.
In de conclusie van repliek tevens vermeerdering van eis heeft de Gemeente Weert op pagina 11 ten aanzien van de eisvermeerdering gesteld:
“(…)Gedurende genoemde perioden is in totaal een bedrag van € 9.511,99 doorbetaald, zijnde het totaal van de facturen van 27 oktober 2015, 19 januari 2016, 29 maart 2016 (producties 18 tot en met 23). [de ambtenaar] is hiervoor aansprakelijk.(…)
Naar het oordeel van de kantonrechter is het gelet op de inhoud van de processtukken evident dat er hier sprake is van een verschrijving aan de zijde van de Gemeente Weert en dat overduidelijk bedoeld is om niet [de ambtenaar] , maar [gedaagde partij] aansprakelijk te stellen voor de schade. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat zowel de oorspronkelijke hoofdsom als de vermeerdering van eis op dezelfde grondslag, namelijk de aansprakelijkheid van [gedaagde partij] op grond van de VOA, zijn gestoeld en hieruit geen verdere procesrechtelijke consequenties voortvloeien.
4.2.
Voorts heeft [gedaagde partij] erop gewezen dat Gemeente Weert niet aan de substantiëringsplicht zou hebben voldaan als gevolg waarvan zij de proceskosten van deze procedure zou dienen te dragen. De kantonrechter merkt te dien aanzien op dat wat er ook zij van dit verweer van [gedaagde partij] hij daardoor op geen enkele wijze in zijn belangen wordt geschaad. Immers heeft [gedaagde partij] voldoende gelegenheid gekregen om – voor zover er al sprake zou zijn van door de Gemeente Weert ‘achtergehouden’ relevante informatie - deze informatie aan te vullen. Daarnaast heeft de wetgever geen sanctie verbonden aan het niet voldoen aan de substantiëringsplicht, zodat de kantonrechter aan dit punt voorbij zal gaan.
4.3.
De Gemeente Weert vordert op grond van de VOA terugbetaling van de door haar aan de ambtenaar betaalde bezoldiging gedurende de periode dat zij ziek was als gevolg van de mishandeling door [gedaagde partij] . De Gemeente Weert heeft [gedaagde partij] hiervoor schriftelijk aansprakelijk gesteld, maar [gedaagde partij] heeft deze aansprakelijkheid afgewezen. Hiertoe stelt [gedaagde partij] dat er geen sprake is van een arbeidsongeval en dat de Gemeente Weert onvoldoende heeft weergegeven dat het handelen van [gedaagde partij] , aan de hand van de in een civielrechtelijke procedure geldende criteria, onrechtmatig zou zijn. Het enkele feit dat [gedaagde partij] strafrechtelijk veroordeeld is voor mishandeling is volgens hem onvoldoende. Daarnaast heeft de Gemeente Weert geen causaal verband aangetoond tussen de mishandeling en de ziekte van de ambtenaar. [gedaagde partij] wil inzicht in de medische gegevens van de ambtenaar om zo vast te kunnen stellen of de ziekte daadwerkelijk het gevolg is van de mishandeling.
4.4.
Op grond van artikel 6:107a BW in samenhang bezien met artikel 2 van de VOA oordeelt de kantonrechter dat de Gemeente Weert als werkgever het recht heeft het loon gedurende arbeidsongeschiktheid te verhalen op degene die die arbeidsongeschiktheid heeft veroorzaakt. Aangezien [gedaagde partij] door de strafrechter is veroordeeld wegens mishandeling van de ambtenaar, levert dat conform artikel 161 Rv dwingend bewijs op van de mishandeling in een civiele procedure. Daarbij komt dat [gedaagde partij] de bedreiging en mishandeling niet heeft betwist, maar enkel omstandigheden heeft geschetst die de situatie waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden zou kleuren. Daarmee is en blijft de mishandeling een feit en wordt daarmee de onrechtmatigheid daarvan aangenomen.
Uit de verzuimrapportages en probleemanalyse van de ARBO-arts (productie 8 bij dagvaarding) blijkt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam dat de ziekte van de ambtenaar direct verband houdt met de mishandeling door [gedaagde partij] . Voor een eventuele inzage door [gedaagde partij] in het medisch dossier van de ambtenaar ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding. [gedaagde partij] heeft voorts onvoldoende aanknopingspunten geboden waaruit zou blijken dat er geen sprake zou kunnen zijn van een causaal verband tussen de mishandeling en de ziekte. Of de ambtenaar onduidelijke aanwijzingen zou hebben gegeven waardoor de mishandeling zou hebben kunnen plaatsvinden, is volgens de kantonrechter niet relevant. Zelfs al zou dat het geval zijn geweest dan is dat nog geen reden om de schade niet aan [gedaagde partij] toe te rekenen, omdat de handelswijze van [gedaagde partij] in dat geval volstrekt disproportioneel was.
Al met al komt de kantonrechter dan ook tot de conclusie dat voldoende is gebleken dat de ambtenaar als gevolg van de mishandeling ziek is geworden en [gedaagde partij] aansprakelijk is voor de schade die de Gemeente Weert als gevolg hiervan heeft geleden, zodat de vordering dient te worden toegewezen.
4.5.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten stelt de kantonrechter vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De Gemeente Weert heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat ook deze voor toewijzing gereed liggen.
4.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van de Gemeente Weert worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,73
  • griffierecht 941,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.638,73
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Gemeente Weert te betalen een bedrag van € 16.040,59 (zijnde € 14.777,31 aan hoofdsom, € 198,49 aan wettelijke rente vanaf 30 dagen na factuurdatum tot 25 mei 2016 en € 1.064,79 een buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 14.777,31 vanaf 25 mei 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Gemeente Weert te betalen een bedrag van € 9.511,99, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2017 tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente Weert gevallen en tot op heden begroot op € 1.638,73,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: JA
coll: