ECLI:NL:RBLIM:2017:4721

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
04 5671437/CV 17-748
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake stilzwijgende verlenging van een overeenkomst met betrekking tot een vakantiewoning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en Narvik Homeparc Heelderpeel B.V. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M.I. van Laake, vorderde betaling van achterstallige jaartermijnen en buitengerechtelijke incassokosten van Narvik. De eisende partij had in 2003 een vakantiewoning gekocht van Narvik, waarbij was afgesproken dat Narvik de woning vijf jaar mocht verhuren en jaarlijks een bedrag van € 4.800,00 zou vergoeden. De overeenkomst was stilzwijgend verlengd tot en met 30 juni 2014. De eisende partij stelde dat Narvik de jaartermijnen over de jaren 2014/2015 en 2015/2016 niet had voldaan, ondanks aanmaning. Narvik voerde aan dat de overeenkomst was verlengd tot 30 juni 2014 en dat zij in 2015 had voorgesteld de jaartermijn te verlagen naar € 2.000,00, wat door de eisende partij niet was geaccepteerd.

De kantonrechter oordeelde dat Narvik voor het jaar 2014/2015 een jaartermijn van € 4.800,00 aan de eisende partij verschuldigd was, omdat er geen nieuwe afspraken waren gemaakt. Voor het jaar 2015/2016 werd de vordering afgewezen, omdat er wel een nieuw voorstel was gedaan door Narvik. Daarnaast werd Narvik veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 605,00 en de proceskosten van € 826,10. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5671437 \ CV EXPL 17-748
Vonnis van de kantonrechter van 24 mei 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.A.J.M.I. van Laake,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NARVIK HOMEPARC HEELDERPEEL B.V.,
gevestigd te Heel, gemeente Maasgouw,
gedaagde partij,
procederende in persoon (M. Gieschen).
Partijen worden verder aangeduid als “ [eisende partij] ” en “Narvik”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met één productie;
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft van Narvik in 2003 een vakantiewoning gekocht op een recreatiepark. Partijen zijn toen overeengekomen dat Narvik de woning vijf jaar mocht verhuren aan derden, dat de opbrengsten daarvan aan Narvik zouden toekomen en dat Narvik in ruil daarvoor het onderhoud zou verzorgen en aan [eisende partij] jaarlijks een bedrag van € 4.800,00 zou vergoeden.
2.2.
De betreffende overeenkomst is nadien telkens met een jaar, ingaande 1 juli, verlengd, in ieder geval tot en met 30 juni 2014.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert bij dagvaarding – samengevat – veroordeling van Narvik tot betaling van € 9.600,00 aan achterstallige jaartermijnen en een bedrag van € 929,28 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
[eisende partij] stelt daartoe - samengevat en voor zover van belang - dat Narvik de jaartermijnen over de jaren 2014/2015 en 2015/2016, ad telkens € 4.800,00, ondanks aanmaning, niet heeft voldaan. Volgens [eisende partij] is de overeenkomst na ommekomst van de initieel overeengekomen termijn van vijf jaren jaarlijks (al dan niet stilzwijgend) verlengd en is Narvik het chalet tot op heden blijven verhuren.
[eisende partij] heeft bij conclusie van repliek zijn eis vermeerderd. Hij vordert - samengevat - te bepalen dat Narvik geen beroep kan doen op bepalingen die zien op een verbod van zelfstandige verhuur en zelfstandige verkoop van het chalet van [eisende partij] .
3.2.
Narvik voert - samengevat en voor zover van belang - het volgende verweer.
De overeenkomst is verlengd tot en met 30 juni 2014 en de jaarlijks verschuldigde jaarbedragen van € 4.800,00 zijn tot dan toe voldaan. Bij e-mail van 4 februari 2015 heeft Narvik aan [eisende partij] echter aangegeven dat een jaartermijn van € 4.800,00 niet langer haalbaar was en dat zij in plaats daarvan bereid was jaarlijks een bedrag van € 2.000,00 te voldoen. Narvik stelt dat zij na 30 juni 2014 de verhuur heeft voorgezet, omdat zij er van uit ging dat zij met [eisende partij] tot overeenstemming zou komen over de voorgestelde verlaging.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als deels door Narvik erkend en deels als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat er over de jaren 2014/2015 en 2015/2016 nog door Narvik verhuurd is. Dit blijkt ook uit de door Narvik bij conclusie van antwoord overgelegde financiële overzichten.
Vervolgens is de vraag aan de orde welke vergoeding partijen daarvoor zijn overeengekomen. Volgens [eisende partij] is de overeenkomst onder de oude voorwaarden voortgezet, uit het verweer van Narvik volgt dat zij van mening is dat er op 4 februari 2015 nieuwe afspraken zijn gemaakt.
4.2.
Ten aanzien van de jaartermijn over 2014/2015 blijkt naar het oordeel van de kantonrechter nergens uit dat uitdrukkelijk nieuwe afspraken zijn gemaakt, terwijl evenmin kan worden geoordeeld dat, zoals Narvik stelt, [eisende partij] het gewijzigde voorstel van Narvik stilzwijgend heeft aanvaard door daarop niet te reageren.
Uit productie 5 bij de conclusie van antwoord blijkt dat Narvik vanaf 1 juli 2014 (ingangsdatum van de verlengde overeenkomst) het chalet al verhuurde. Dat is ruim vóór de e-mail van 4 februari 2015. Nu Narvik de overeenkomst heeft voortgezet voordat zij met een nieuw voorstel voor de jaartermijn kwam, mocht [eisende partij] er van uitgaan dat Narvik de overeenkomst voor het jaar 2014/2015 ongewijzigd wilde voortzetten. Dit betekent dat Narvik voor het jaar 2014/2015 een jaartermijn van € 4.800,00 aan [eisende partij] is verschuldigd, welk bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd, nu daartegen onvoldoende gemotiveerd verweer is gevoerd.
4.3.
Ten aanzien van de jaartermijn over 2015/2016 blijkt naar het oordeel van de kantonrechter eveneens nergens uit dat uitdrukkelijk nieuwe afspraken zijn gemaakt.
Voor deze jaartermijn, ingaande 1 juli 2015, is het door Narvik (bij e-mail van 4 februari 2015) gedane aanbod, om te verhuren voor een vergoeding van € 2.000,00, wel tijdig gedaan. Daarmee is een stilzwijgende voortzetting van de overeenkomst op basis van een eerder overeengekomen jaartermijn van € 4.800,00, zoals door [eisende partij] gesteld, uiteraard niet mogelijk, omdat wilsovereenstemming op dit punt ontbreekt. Dat Narvik de verhuur vanaf 1 juli 2015 heeft voortgezet maakt dat in dit geval niet anders. [eisende partij] heeft in dat verband onvoldoende onderbouwd gesteld. Een en ander heeft tot gevolg dat de gevorderde jaartermijn over 2015/2016 ad € 4.800,00 moet worden afgewezen.
4.4.
[eisende partij] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim ten aanzien van de toe te wijzen jaartermijn op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Voor de toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten is voldoende dat, zoals hier, is komen vast te staan dat de gestelde werkzaamheden zijn verricht. Dat Narvik ook moeite heeft gedaan om tot een regeling te komen, maakt niet dat zij de kosten niet verschuldigd is aan [eisende partij] . Evenmin is van belang of [eisende partij] de kosten daadwerkelijk aan zijn gemachtigde heeft voldaan. Gelet op de toe te wijzen hoofdsom acht de kantonrechter gelet op het staffeltarief dat is neergelegd in het Besluit een bedrag van € 605,00 (inclusief btw) toewijsbaar.
De rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, zijnde 6 januari 2017, nu [eisende partij] niet heeft gesteld dat hij de buitengerechtelijke kosten op een eerder tijdstip daadwerkelijk heeft voldaan.
4.5.
Narvik heeft verweer gevoerd tegen de bij repliek geformuleerde eis. De kantonrechter is van oordeel dat de eis, daargelaten wat van de formulering zij, onvoldoende is onderbouwd, zodat de vordering moet worden afgewezen.
4.6.
Voor zover Narvik heeft beoogd bij conclusie van dupliek een tegeneis in te stellen, gaat de kantonrechter daaraan voorbij, nu Narvik dit reeds bij conclusie van antwoord had moeten doen en daarmee dus te laat is.
4.7.
Narvik zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,10
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 826,10

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Narvik om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 4.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2016 tot aan de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt Narvik om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 605,00 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2017 tot aan de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 826,10,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: