In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 17 mei 2017, is de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, in een civiele procedure tegen de gedaagde partij, Dexia Bank Nederland N.V., vertegenwoordigd door mr. T.R. van Ginkel. De procedure betreft een geschil over een aantal overeenkomsten van effectenlease die tussen partijen zijn gesloten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de inleidende dagvaarding niet ondertekend was door de deurwaarder, wat in principe zou leiden tot nietigheid. Echter, de kantonrechter heeft geoordeeld dat deze nietigheid gedekt kan worden verklaard, omdat er geen benadeling van de gedaagde partij is aangetoond.
De kantonrechter heeft verder opgemerkt dat de overgelegde producties niet overeenkomen met de stellingen in de dagvaarding. De eisende partij heeft de mogelijkheid gekregen om deze gebreken te herstellen door de juiste producties in te dienen. De gedaagde partij heeft geen opmerkingen gemaakt over de onjuiste producties, waardoor de kantonrechter ervan uitgaat dat Dexia beschikt over de juiste documentatie. De zaak is verwezen naar de rol van 31 mei 2017 voor overlegging van de in de dagvaarding vermelde producties, waarna de zaak op vonnis zal worden gesteld.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de eisende partij in de gelegenheid wordt gesteld om de benodigde producties te overleggen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter.