ECLI:NL:RBLIM:2017:4639

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
5676963 \ CV EXPL 17-825
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vrijwaring in een civiele procedure met betrekking tot vennootschapsverhoudingen

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg op 17 mei 2017, is een verzoek tot vrijwaring behandeld. De eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Amsterdam, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde sub 1, die voorheen vennoot was van de opgeheven vennootschap onder firma [X] V.O.F. Gedaagde sub 1 heeft verzocht om gedaagde sub 2 als waarborg op te roepen, met het argument dat de rechtsverhouding tussen hen zodanig is dat gedaagde sub 2 gehouden is om gedaagde sub 1 vrij te houden van de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling in de hoofdzaak. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de stellingen van gedaagde sub 1 voldoende aannemelijk maken dat de waarborg gehouden zal zijn om gedaagde sub 1 vrij te houden van de gevolgen van een veroordeling. De kantonrechter heeft de oproeping in vrijwaring toegestaan en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 14 juni 2017 voor antwoord.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5676963 \ CV EXPL 17-825
Vonnis van de kantonrechter van 17 mei 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiser] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen:
1.
[gedaagde sub 1] , voorheen vennoot van de opgeheven vennootschap onder firma [X] V.O.F.,
wonend [adres gedaagde sub 1] ,
[woonplaats gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij, niet verschenen,

2 [gedaagde sub 2] ,wonend [adres gedaagde sub 2] , [woonplaats gedaagde sub 2] ,

gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.C.A. Reijnders.
Partijen worden verder [eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 1] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde sub 1]
de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 1] worden veroordeeld tot het voldoen van de vordering zoals die in de dagvaarding is verwoord. Voordat daartegen inhoudelijk verweer is gevoerd, heeft [gedaagde sub 1] verzocht om [gedaagde sub 1] als waarborg te mogen oproepen. [gedaagde sub 1] stelt in dit verband dat zij samen met [gedaagde sub 1] in vennootschapsverband een modezaak heeft geëxploiteerd. De vof is per 1 januari 2016 geëindigd en als eenmanszaak door [gedaagde sub 1] voortgezet. Uit artikel 14 van het vennootschapscontract volgt dat degene die de activa overneemt, ook de passiva voor zijn rekening dient te nemen. De rechtsverhouding tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 1] brengt met zich dat het [gedaagde sub 1] is die aan een veroordelend vonnis moet voldoen.
2.2.
[eiser] heeft zich tegen de incidentele vordering verweerd en geconcludeerd tot afwijzing. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 1] zijn in hoedanigheid van voormalige vennoten van de vof [X] V.O.F. in rechte betrokken. De “voortzet-clausule” van de artikel 13 tot en met 15 van de Firma-overeenkomst regardeert [eiser] niet, nu te goeder trouw zaken is gedaan met voormelde vof en (voormalige) vennoten. Deze afwikkeling is alleen van belang in het kader van een interne financiële, onderlinge afrekening of regresrecht, maar laat het uitgangsprincipe van de vennootschap onder firma dat ieder der vennoten hoofdelijk aansprakelijk is voor de gehele schuld, onverlet.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de stellingen van [gedaagde sub 1] voldoende aannemelijk maken dat de rechtsverhouding tussen haar en de waarborg ( [gedaagde sub 1] ) met zich mee kan brengen dat de waarborg gehouden zal zijn om [gedaagde sub 1] vrij te houden van de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling in deze (hoofd)zaak. Dit volgt immers uit artikel 14 van de Firma-overeenkomst.
De vertraging die door de dagvaarding in vrijwaring in deze procedure kan ontstaan, is niet van die omvang dat dit een beletsel vormt voor toewijzing van het verzoek. De oproeping in vrijwaring zal derhalve worden toegestaan.
2.4.
De vraag wie de proceskosten voor de incidentele vordering moet dragen, zal pas beantwoord worden op het moment dat in de hoofdzaak een eindbeslissing genomen zal worden.

3.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
3.1.
gelast dat
[gedaagde sub 1] ,
[adres gedaagde sub 1]
[woonplaats gedaagde sub 1]
door [gedaagde sub 2] zal worden gedagvaard om te verschijnen op de terechtzitting van de kantonrechter van woensdag 14 juni 2017 teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen,
3.2.
houdt de beslissing over de proceskosten van dit incident aan tot de eindbeslissing in de hoofdzaak,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van 14 juni 2017 voor antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: hmui