ECLI:NL:RBLIM:2017:4505

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
02 5664903 cv expl 17-648
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van asbestonderzoekskosten en afwijzing van reconventionele vordering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap HMB en een gedaagde partij, die in reconventie ook eiser was. De zaak betreft een vordering van HMB tot betaling van kosten voor een asbestinventarisatie die zij heeft uitgevoerd in opdracht van de gedaagde. De gedaagde had zijn woning moeten sluiten op basis van een bestuursdwangaanzegging van de gemeente Horst aan de Maas, die het vermoeden had dat er asbesthoudend materiaal aanwezig was. HMB heeft de asbestinventarisatie uitgevoerd en een factuur van € 6.501,95 gestuurd, welke door de gedaagde onbetaald is gelaten. HMB vorderde in conventie betaling van een totaalbedrag van € 7.302,16, inclusief rente en kosten.

De kantonrechter oordeelde dat HMB haar werkzaamheden conform de opdracht had uitgevoerd en dat de kosten redelijk waren. De gedaagde voerde aan dat HMB onterecht hoge kosten in rekening had gebracht en dat andere bedrijven dezelfde diensten voor een lagere prijs aanboden. De kantonrechter oordeelde echter dat HMB een normaal uurtarief hanteerde en dat de gedaagde niet had aangetoond dat de werkzaamheden onnodig uitgebreid waren. De vordering in conventie werd toegewezen, terwijl de reconventionele vordering van de gedaagde werd afgewezen, omdat deze zijn eerdere vordering had ingetrokken en er geen schade was vastgesteld. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van HMB, die op € 1.178,47 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5664903 \ CV EXPL 17-648
Vonnis van de kantonrechter van 17 mei 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap HMB,
gevestigd te Maasbree,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonend [adres gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
[woonplaats gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
procederende in persoon.

1.De procedure

Partijen zullen hierna HMB en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van partijen van 18 april 2017
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft op 7 maart 2016 een opening in het dakbeschot van de zolder van zijn woning gezaagd. Op 8 maart 2016 is de woning van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] door de gemeente Horst aan de Maas door middel van bestuursdwangaanzegging gesloten. Aan deze sluiting heeft de gemeente het vermoeden ten grondslag gelegd dat de woning een asbesthoudend dakbeschot had. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was gehouden een asbestinventarisatierapport over te leggen.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft voor het opstellen van deze asbestinventarisatierapportage HMB uitgekozen. HMB heeft vervolgens in opdracht en voor rekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een asbestinventarisatie verricht.
3.3.
Op 10 maart 2016 heeft HMB aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gemeld dat er geen besmetting van asbest is aangetroffen en dat er geen bezwaar bestaat om de woning te gebruiken, zulks met uitzondering van de zolder. Op 15 maart 2016 heeft HMB de door haar uitgebrachte rapportage aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verzonden. Op 16 maart 2016 heeft HMB aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bedrag van € 6.501,95 gefactureerd. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft deze factuur onbetaald gelaten.

4.Het geschil in conventie en in reconventie

4.1.
HMB vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van een bedrag van € 7.302,16, terzake hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten en voert verweer tegen de vordering in reconventie.
4.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert aanvankelijk – samengevat – vernietiging van de tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en HMB gesloten overeenkomst, nietig verklaring van de aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gerichte factuur en de daaropvolgende incasso’s alsmede veroordeling van HMB tot betaling van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geleden directe schade ter hoogte van € 1.269,80. Daarnaast vordert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de verklaring dat de explootkosten voor rekening van HMB blijven en dat HMB wordt veroordeeld vanwege valsheid in geschrifte. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert voorts verweer tegen de vordering in conventie.
4.3.
Ter zitting van 18 april 2017 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de vordering ten aanzien van de vernietiging van de overeenkomst en de veroordeling vanwege valsheid in geschrifte ingetrokken.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

in conventie
5.1.
HMB vordert in deze kwestie integrale betaling van haar factuur van 16 maart 2016. HMB stelt daartoe dat zij conform opdracht werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft uitgevoerd. Aangezien [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gebaat was bij een uitvoering van het onderzoek op korte termijn – [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] had immers onder bestuursdwang zijn woning moeten verlaten – heeft HMB per omgaande onderzoek verricht en daarbij een spoedtoeslag bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in rekening gebracht. HMB heeft overeenkomstig het verzoek van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een asbestinventarisatie type A uitgevoerd, bij welk onderzoek een zogeheten NEN 2991 onderzoek hoort.
5.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert tegen de vordering van HMB aan dat zij het bereik van de opdracht ver te buiten is gegaan en dat zij onnodig uitgebreid onderzoek heeft verricht. Andere onderzoeksbureaus offreren dezelfde werkzaamheden voor een bedrag van circa
€ 800,00. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat er sprake is van wanprestatie aan de kant van HMB.
5.3.
De kantonrechter komt – gezien de processtukken en gehoord partijen ter zitting van 18 april 2017 – tot de navolgende overwegingen.
5.4.
Tussen partijen is niet in debat dat de tussen hen gesloten overeenkomst te duiden is als een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 lid 1 BW.
5.5.
Partijen houdt echter wel verdeeld de vraag of er voorafgaand aan het verstrekken van de opdracht aan HMB prijsafspraken zijn gemaakt. HMB stelt zich op het standpunt dat haar uurtarief als ook de kosten van het afnemen van monsters zijn genoemd.
5.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daarentegen betwist dat er prijsafspraken zijn gemaakt. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft voor aanvang van de werkzaamheden een oriënterend gesprek gehad met de heer [X] van HMB en in dat gesprek zijn geen tarieven genoemd.
5.7.
De kantonrechter stelt vast dat partijen op dit punt tegenover elkaar blijven staan. Nu niet komt vast te staan of partijen al dan niet prijsafspraken hebben gemaakt dienen de bepalingen van artikel 7:405 lid 2 BW te gelden:
“Indien loon is verschuldigd doch de hoogte niet door partijen is bepaald, is de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd”.
5.8.
Nu dus contractueel geen loon is vastgesteld en evenmin duidelijk is wat een gebruikelijk loon is, dient [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] naar het oordeel van de kantonrechter een redelijk loon aan HMB te voldoen. Wat in concreto redelijk is, hangt onder meer af van de omvang van de te verrichten werkzaamheden en het gebruik in de branche.
5.9.
HMB heeft de werkzaamheden uitgevoerd op basis van een uurtarief van € 80,00 exclusief btw. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit een normaal geldend uurtarief. Ter zitting is door HMB aangevoerd dat zij 13 uren heeft besteed aan de totstandkoming van de rapportage en 10 uur aan een visuele inspectie. Daarnaast heeft HMB aan- en afrijkosten in rekening gebracht en heeft zij kleef- en materiaalmonsters genomen. Gelet op de spoedeisendheid van het onderzoek heeft HMB een spoedtoeslag in rekening gebracht.
5.10.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2008 (3span/Recreatiebeheer, NJ 2011/4) overweegt de kantonrechter dat aan de bepaling van een redelijk loon geen nauwkeurige berekening ten grondslag kan worden gelegd. HMB heeft naar het oordeel van de kantonrechter haar vordering op adequate wijze onderbouwd. HMB heeft – gelet op het belang van de zaak – gedegen onderzoek uitgevoerd en in dat kader ook het nemen van kleef- en materiaalmonsters noodzakelijk geacht.
5.11.
Aan het standpunt van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat het allemaal veel goedkoper had gekund, nu onder meer dat achteraf is gebleken dat het afnemen van monsters onnodig was, gaat de kantonrechter voorbij. De stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat andere bedrijven dezelfde werkzaamheden voor circa € 800,00 hebben geoffreerd wordt verder niet onderbouwd. Evenmin heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aangetoond dat die andere bedrijven exact hetzelfde onderzoek en met identieke onderzoeksmethoden zouden uitvoeren. HMB heeft in dat verband gesteld dat zij de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verstrekte opdracht niet ruimer heeft kunnen interpreteren. HMB heeft onderzoek verricht op basis van de daarvoor geldende normen en zij heeft daarbij de uiteindelijke conclusies niet vooraf kunnen bepalen. Daarbij komt dat HMB het onderzoek onder tijdsdruk heeft moeten uitvoeren en dat zij terstond menskracht heeft moeten vrijmaken om de opdracht uit te voeren. Dat daarvoor extra kosten in rekening worden gebracht acht de kantonrechter alleszins redelijk.
5.12.
Dat achteraf volstaan had kunnen worden met een minder omvangrijk onderzoek
– wat daarvan ook zij – betekent niet dat HMB haar prijs dan maar moet aanpassen.
Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] schermt met lagere prijsaanbiedingen had het op zijn weg gelegen om met HMB te onderhandelen over de prijs. Blijkens zijn eigen stellingen heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in het geheel niet met HMB over de kosten van het asbestonderzoek gesproken. De nadelige gevolgen die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daarvan thans meent te ondervinden, dienen geheel voor zijn risico te blijven.
5.13.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering in conventie aan HMB moet worden toegewezen.
in reconventie
5.14.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft ter zitting van 18 april 2017 de eerder in reconventie gevorderde vernietiging van de tussen partijen gesloten overeenkomst ingetrokken. Nu derhalve de eerder gestelde toerekenbare tekortkoming die tot vernietiging zou moeten leiden niet komt vast te staan, is er evenmin ruimte voor toewijzing van enig bedrag aan schadevergoeding, nu er immers geen schade is. Dat betekent dat de resterende reconventionele vordering zal worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
5.15.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toe te laten tot nadere bewijslevering.
5.16.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van HMB worden begroot op:
  • dagvaarding € 83,47
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.178,47
5.17.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

6.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan HMB te betalen een bedrag van € 7.302,16, vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.501,95 vanaf 5 januari 2017 tot aan de voldoening,
6.2.
wijst – voor zoveel nodig – het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
6.3.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie
6.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van HMB gevallen en tot op heden begroot op € 1.178,47,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: