In deze zaak vorderde VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van een bedrag van € 185,93 van de gedaagde partij, die in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 verzekerd was bij VGZ. De vordering betrof een onbetaalde factuur van € 137,05 voor een ziekenhuisbehandeling, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter diende te beoordelen of de gedaagde partij nog een bedrag verschuldigd was, gezien het verplichte eigen risico van € 375,00 dat in 2015 gold.
De kantonrechter constateerde dat er een zorgverzekeringsovereenkomst had bestaan, maar dat de gedaagde partij betwistte dat hij nog iets verschuldigd was. VGZ had de declaratie en het vergoedingenoverzicht via een online portal aan de gedaagde partij bekendgemaakt, maar de automatische incasso was gestorneerd. De kantonrechter oordeelde dat VGZ onvoldoende bewijs had geleverd om de vordering inzichtelijk te maken, met name omdat de brieven die VGZ had overgelegd niet voldoende informatie bevatten.
Uiteindelijk werd de hoofdsom van € 137,05 toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 278,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.