ECLI:NL:RBLIM:2017:4448

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
5945357 CV EXPL 17-3848
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning wegens overlast en psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 15 mei 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Heemwonen en een gedaagde partij. Heemwonen vorderde de ontruiming van de woning van de gedaagde, die sinds 16 april 2014 huurder is van de woning. De vordering was gebaseerd op ernstige overlast die de gedaagde veroorzaakte, waaronder geluidsoverlast, stank en verward gedrag, wat leidde tot meldingen van omwonenden en politie. De gedaagde kampt met psychische problemen, wat de situatie verergerde. Ondanks eerdere waarschuwingen en een advies tot behandeling, bleef de overlast aanhouden. De kantonrechter oordeelde dat Heemwonen spoedeisend belang had bij de gevorderde voorzieningen en dat de overlast zodanig ernstig was dat de gedaagde de woning binnen zeven dagen moest ontruimen. De rechter verwierp het verweer van de gedaagde dat zij in een noodsituatie zou komen bij ontruiming, omdat de belangen van de overige bewoners zwaarder wogen. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5945357 CV EXPL 17-3848
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 15 mei 2017
in de zaak van:
de stichting
WONINGSTICHTING HEEMWONEN,
gevestigd te Kerkrade,
eisende partij,
gemachtigde mr. C.J.P. Schellekens
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J. in ‘t Ven.
Partijen zullen hierna Heemwonen en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 mei 2017 en de 40 door Heemwonen ingediende producties
  • de conclusie van antwoord met één productie
  • de mondelinge behandeling op 11 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Heemwonen met ingang van 16 april 2014 de woning aan het adres [adres 1] te [woonplaats] . De woning is gelegen op de vierde verdieping van een appartementencomplex.
2.2.
Op 1 januari 2016 en 5 april 2016 heeft de directe onderbuurvrouw van [gedaagde] melding gemaakt van geluidsoverlast, veroorzaakt door [gedaagde] .
2.3.
Met ingang van 26 januari 2017 hebben de bewoners van de drie appartementen die zich het dichtst bij die van [gedaagde] bevinden zeer regelmatig bij de politie en Heemwonen melding gemaakt van door [gedaagde] veroorzaakte (geluids)overlast. De klachten zien met name op schreeuwen en huilen van [gedaagde] vanuit haar woning, het (hoorbaar) gooien van voorwerpen in haar woning, aankloppen op deuren van bewoners, stank vanuit haar woning en het roken van joints in het trappenhuis. Voorts heeft de onderbuurvrouw wier appartement schuin onder dat van [gedaagde] is gelegen gemeld dat [gedaagde] zonder toestemming haar woning heeft betreden waarbij [gedaagde] haar betichtte van diefstal. Ook de directe buurman van [gedaagde] is door [gedaagde] beschuldigd van diefstal. Van diverse meldingen heeft de politie zogenoemde mutatierapporten opgesteld.
2.4.
Op 1 februari 2017 heeft een ondernemer met een winkel in de buurt van het appartementencomplex waar [gedaagde] verblijft bij de politie gemeld dat regelmatig “een meid die in een psychose zit” en die woont aan de [adres 1] in haar winkel komt. Het mutatierapport dat van die melding is opgemaakt vermeldt dat het gaat om [gedaagde] .
2.5.
Blijkens een mutatierapport van de politie van 17 februari 2017 heeft de bewoonster van de woning aan het adres [adres 2] (niet gelegen in het appartementencomplex waar [gedaagde] woont) gemeld dat [gedaagde] in verwarde toestand op dit adres heeft aangebeld. Het mutatierapport vermeldt voorts (onder meer) dat de agenten met [gedaagde] naar haar appartement zijn gegaan alwaar een “gigantische puinzooi” werd aangetroffen.
2.6.
Heemwonen heeft [gedaagde] bij brieven van 20 februari, 10 maart en 28 maart 2017 erop gewezen dat omwonenden overlast van haar ondervinden en [gedaagde] verzocht de overlast te staken.
2.7.
Op 3 april 2017 heeft mr. [naam sociaal consulent] (sociaal consulent van Heemwonen; hierna: [naam sociaal consulent] ) [gedaagde] thuis bezocht en bij die gelegenheid geconstateerd dat de woning van [gedaagde] “enorm stonk en dat het er vies en rommelig was. Er waren katten in de woning en de aanwezige kattenbakken waren overvol met poep. Bovendien waren er veel vliegen in de woning.”.
2.8.
Heemwonen heeft vervolgens bij brief van 4 april 2017 [gedaagde] geadviseerd zich onder klinische behandeling te stellen van een GGZ-instelling. Heemwonen heeft haar voorts medegedeeld voornemens te zijn de huurovereenkomst op te zeggen en haar in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf op te zeggen.
2.9.
Bij een tweede bezoek van [naam sociaal consulent] op 10 april 2017 heeft [gedaagde] verklaard de huurovereenkomst niet te zullen opzeggen, waarop [naam sociaal consulent] heeft aangekondigd dat een juridische procedure zal volgen.
2.10.
Tot en met 15 april 2017 hebben diverse bewoners van het appartementencomplex en met name de bewoners van de reeds eerder genoemde drie appartementen bij Heemwonen melding gemaakt van aanhoudende (geluids)overlast die wordt veroorzaakt door [gedaagde] .
2.11.
De directe onderburen van [gedaagde] hebben Heemwonen bij e-mailbericht van 4 april 2017 medegedeeld dat zij in verband met de overlast bij familie zullen gaan verblijven en dat zij op zoek zijn naar een andere woning.
2.12.
Bij e-mailbericht van 15 april 2017 heeft de onderbuurvrouw van [gedaagde] wier woning schuin onder dat van [gedaagde] is gelegen aan Heemwonen medegedeeld dat zij een paar dagen bij haar ouders gaat slapen omdat zij thuis niet meer kan slapen. Diezelfde onderbuurvrouw heeft bij e-mailbericht van 1 mei 2017 aan Heemwonen medegedeeld dat zij is opgenomen in een instelling vanwege slaaptekort en stress, hetgeen “een randpsychose heeft getriggerd.”

3.Het geschil

3.1.
Heemwonen vordert bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
  • de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten,
  • tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de aard van de vordering volgt dat Heemwonen spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat [gedaagde] kampt met ernstige psychische problemen en dat zij (hoogstwaarschijnlijk mede als gevolg van die problemen) sinds in ieder geval eind januari 2017 ontoelaatbare overlast veroorzaakt. De overlast is zodanig dat de directe onderburen alsmede de onderbuurvrouw wier appartement schuin onder dat van [gedaagde] is gelegen (tijdelijk) elders zijn gaan wonen om zo voldoende nachtrust te krijgen.
4.3.
Namens [gedaagde] is betoogd dat zij thans hulp krijgt, dat zij “langzaam overeind krabbelt” en er geen sprake meer is van overlast. Ter zitting is evenwel door Heemwonen aangevoerd dat de directe onderburen van [gedaagde] in de nacht voor de zitting voor het eerst sinds zes weken weer thuis hebben geprobeerd te slapen. Die nacht heeft [gedaagde] volgens Heemwonen wederom overlast veroorzaakt. Heemwonen heeft ter zitting een geluidsopname afgespeeld waarop is te horen dat iemand aan het huilen is. De onderburen hebben daarbij toegelicht dat het [gedaagde] is die op de geluidsopname is te horen, dat de opname afgelopen nacht gemaakt is en dat het huilen na verloop van tijd doorgaans overgaat in geschreeuw en dat dit ook de nacht voor de zitting weer is gebeurd. Van de zijde van [gedaagde] is hier niets tegenin gebracht. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat de door [gedaagde] veroorzaakte overlast onverminderd doorgaat. Tegen de stelling dat [gedaagde] sinds kort hulp accepteert heeft Heemwonen aangevoerd dat haar daar niets van bekend is. Namens [gedaagde] is daarop verder niet toegelicht waaruit de nieuw geaccepteerde hulp dan zou bestaan. Dat de psychische gesteldheid van [gedaagde] op korte termijn zal verbeteren en de overlast zal afnemen is derhalve allerminst zeker.
4.4.
Namens [gedaagde] is voorts gewezen op het e-mailbericht van [naam] van de Stichting Katharina Kasper waarin (onder meer) het volgende staat vermeld:
“Op dinsdag 28-3 samen met crisisdienst Mondriaan (vrouwelijke pv en mannelijke psychiater) een huisbezoek bij [gedaagde] [kantonrechter: [gedaagde] ] afgelegd. Daar zijn twee duidelijke afspraken naar voren gekomen:
[gedaagde] weigert geen zorg meer van welke instantie dan ook.
[gedaagde] veroorzaakt geen overlast meer in het appartementencomplex.
Houdt [gedaagde] zich niet aan bovenstaande afspraken dan zal de desbetreffende psychiater zelf een RM schrijven/afgeven.”
Namens [gedaagde] is betoogd dat in het licht van die afspraak het onbegrijpelijk is dat Heemwonen thans ontruiming van de woning vordert. In geval van aanhoudende overlast en het niet accepteren van hulp, zou een rechterlijke machtiging verzocht moeten worden en zou een ontruiming niet nodig zijn. Namens Heemwonen is daar terecht tegen aangevoerd dat zij bij het maken van die afspraak niet betrokken is geweest. Dat er op dit moment een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging is ingediend, is voorts niet gebleken. Bovendien is het nog maar de vraag of een dergelijke machtiging zal worden verleend. Het enkele feit dat [gedaagde] overlast veroorzaakt, is daarvoor namelijk onvoldoende.
4.5.
De ernst en duur van de overlast is zodanig dat in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid de huurovereenkomst met [gedaagde] ontbonden zal worden omdat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting zich als goed huurder te gedragen.
De stelling van [gedaagde] dat deze tekortkoming haar niet verweten kan worden, doet daar verder niet aan af omdat voor ontbinding van de overeenkomst niet vereist is dat de tekortkoming aan haar toerekenbaar is. Het (gesteld) ontbreken van verwijtbaar leidt op zichzelf genomen voorts niet tot de conclusie dat de tekortkoming (in dit geval: de ernstige overlast) van bijzondere aard is. [gedaagde] beroep op de “tenzij-clausule” van art. 6:265 lid 1 BW zal in een bodemprocedure derhalve hoogstwaarschijnlijk verworpen worden.
4.6.
Het verweer van [gedaagde] dat zij in geval van ontruiming van de woning in een noodsituatie zal komen te verkeren omdat zij daarna geen onderdak zal kunnen vinden, wordt verworpen. De door [gedaagde] veroorzaakte overlast is zodanig ernstig dat daar op korte termijn een einde aan dient te komen. Het gezamenlijke belang van de overige bewoners van het appartementencomplex gaat voor het belang van [gedaagde] . Het moet ervoor gehouden dat de overlast voor deze bewoners slechts een halt kan worden toegeroepen door [gedaagde] te dwingen de woning te ontruimen en te verlaten. Pogingen van Heemwonen om de overlast op andere wijze te laten eindigen zijn immers mislukt. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat ter zitting door Heemwonen onbetwist is gesteld dat in geval van een veroordeling tot ontruiming (via bijvoorbeeld de Stichting Mondriaan) crisisopvang kan worden geregeld. Hieruit volgt dat de door [gedaagde] geschetste noodsituatie zich naar alle waarschijnlijkheid niet zal voordoen, mits [gedaagde] de aangeboden hulp dan accepteert.
4.7.
Op grond van voorgaande overwegingen zal [gedaagde] worden veroordeeld de woning binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Heemwonen tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 80,42
  • griffierecht € 117,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 797,42
4.9.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres 1] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al hetgeen van haar is en met al de personen die zijdens haar in de woning verblijven en de woning ter vrije en algehele beschikking van Heemwonen te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van dit geding aan de zijde van Heemwonen tot op heden begroot op € 797,42,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door Heemwonen volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 salaris gemachtigde en, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten daarvan,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW