In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg op 17 mei 2017, staat de vraag centraal of er sprake is van een aanneemsom op regiebasis of een vaste aanneemsom in het kader van een aannemingsovereenkomst. De eiser, een interieur- en timmerbouwbedrijf, heeft op 2 juni 2014 een offerte uitgebracht voor schilderwerkzaamheden aan de woning van de gedaagden. De offerte vermeldt een totaalbedrag van € 3.471,50 exclusief btw, gebaseerd op een indicatie van 50 arbeidsuren. De gedaagden hebben een deel van de facturen betaald, maar hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de facturen en vorderen een terugbetaling van het teveel betaalde bedrag.
De rechtbank oordeelt dat de offerte door de gedaagden is aanvaard en dat de werkzaamheden duidelijk zijn omschreven. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een aanneemsom op regiebasis, maar van een richtprijs. De eiser heeft niet aangetoond dat de kosten de richtprijs overschrijden en heeft gedaagden niet tijdig gewaarschuwd voor een mogelijke prijsoverschrijding. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en oordeelt dat gedaagden recht hebben op terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 21.061,08, vermeerderd met rente.
Daarnaast wordt de eiser veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 2.043,00. De rechtbank wijst ook de vordering van de gedaagden tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten toe, die zijn vastgesteld op € 1.192,59 inclusief btw. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in aannemingsovereenkomsten en de noodzaak voor aannemers om tijdig te communiceren over prijsverhogingen.