ECLI:NL:RBLIM:2017:4422

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
5884514 AZ VERZ 17-50
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en wedertewerkstelling in geval van disfunctioneren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Phidec Vastgoed Beheer B.V. en [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken]. Phidec had toestemming van het UWV gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] te beëindigen op basis van bedrijfseconomische redenen. Het UWV weigerde echter deze toestemming, omdat het niet aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van een noodzakelijke reorganisatie. De kantonrechter oordeelde dat de werkelijke reden voor het ontslagverzoek niet de bedrijfseconomische redenen waren, maar het disfunctioneren van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken]. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, omdat er geen valse grond voor ontslag was en de werknemer niet de kans had gekregen om haar functioneren te verbeteren. Tevens werd het verzoek tot wedertewerkstelling toegewezen, waarbij Phidec verplicht werd om [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] binnen 48 uur na betekening van de beschikking toe te laten tot de werkplek. Daarnaast werd Phidec veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 389,68 aan teveel ingehouden werknemersbijdrage voor de leaseauto en de proceskosten aan de zijde van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5884514 AZ VERZ 17-50
Beschikking van de kantonrechter van 12 mei 2017
MD
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
phidec vastgoed beheer b.v.,
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij, tevens verwerende partij in de tegenverzoeken,
gemachtigde mr. drs. A.L. van den Bergh,
tegen:
[verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken],
wonend aan de [adres] ,
[woonplaats] ,
verwerende partij, tevens verzoekende partij in de tegenverzoeken,
gemachtigde mr. A. Ombre.
Partijen zullen hierna Phidec en [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een op 10 april 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
- een op 24 april 2017 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties;
- de aanvullende producties 1 tot en met 11 van de zijde van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] , waarbij zij tevens zelfstandige tegenverzoeken heeft gedaan;
- de aanvullende producties 11 tot en met 19 van de zijde van Phidec, tevens vermeerdering van verzoek;
- de mondelinge behandeling d.d. 2 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Phidec verleent (administratieve) diensten op het gebied van huur- en verhuur van registergoederen. Dhr. [naam directeur verzoekster, verweester in de tegenverzoeken] (hierna: [naam directeur verzoekster, verweester in de tegenverzoeken] ) is directeur van Phidec.
2.2.
[verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] , geboren op [geboortedatum] en de zus van [naam directeur verzoekster, verweester in de tegenverzoeken] , is op 11 mei 2015 krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Phidec in dienst getreden als receptioniste/kantoormanager tegen een maandloon van laatstelijk € 1.380,00 bruto, exclusief 8% vakantiebijslag.
2.3.
In afwijking van hetgeen in de arbeidsovereenkomst is bepaald (‘leaseprijs van maximaal € 300,00 per maand’), staat vast dat partijen nader zijn overeengekomen dat door Phidec aan [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] een leaseauto ter beschikking wordt gesteld met een leaseprijs van maximaal € 600,00 per maand, zulks met een maximum van 20.000 km op jaarbasis.
2.4.
Voor 1 augustus 2016 reed [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] in een door Phidec aan haar ter beschikking gestelde leaseauto: een Audi A4. Vanaf 1 augustus 2016 heeft [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] de beschikking gehad over een door Phidec ter beschikking gestelde Peugeot 3008 als leaseauto. De leaseprijs van deze Peugeot bedroeg € 766,58 per maand. Deze Peugeot werd als voorloopauto geleased totdat een VW Tiguan, met een leaseprijs van € 864,00 per maand, voor [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] beschikbaar zou zijn. Phidec heeft deze laatste leaseauto uiteindelijk geannuleerd, waardoor [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] nimmer in die VW Tiguan heeft gereden. Tot de datum van de mondelinge behandeling heeft zij de beschikking over de Peugeot gehouden.
2.5.
Op 30 december 2016 heeft [naam directeur verzoekster, verweester in de tegenverzoeken] het navolgende e-mailbericht aan [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] gestuurd:
“(…)
Het spijt me te lezen dat je het ontslag als een overval hebt ervaren. We hebben hier voor het eerst uitgebreid over gesproken bij mij thuis op 20 oktober jl., waarbij je me hebt gevraagd voor een tweede kans om verbetering en waarbij je me beterschap hebt beloofd. Ondanks herhaaldelijke waarschuwingen en confronteringen van fouten tijdens de kantooruren is geen enkele verbetering gekomen. De dinsdag 20 december jl. is het hele verhaal nogmaals doorgesproken met je man [naam man] , waarbij ik sterk de indruk kreeg dat deze van de hele situatie niet op de hoogte was. In hetzelfde gesprek met [naam man] is ook inhoudelijk gesproken over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, welke een gevolg heeft gekregen op 23 december.
(…)”.
2.6.
Vanaf 2 januari 2017 is [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] , met behoud van loon, door Phidec vrijgesteld van werkzaamheden.
2.7.
Partijen zijn er niet in geslaagd om een minnelijke regeling over het einde van de arbeidsovereenkomst te bereiken.
2.8.
Op 30 januari 2017 heeft Phidec voor [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend wegens bedrijfseconomische redenen (organisatorische of technologische veranderingen). Nadat het UWV diverse aanvullende vragen heeft gesteld die door Phidec zijn beantwoord, heeft [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] in die procedure verweer gevoerd. Op 20 maart 2017 heeft het UWV – na twee rondes van hoor en wederhoor – aan Phidec toestemming geweigerd om de arbeidsverhouding met Passsage op te zeggen. Het UWV heeft in zijn beslissing overwogen:
“(…)
Gelet op het voorgaande kunnen wij werknemer volgen in haar verweer ten aanzien van het niet vervallen van haar werkzaamheden en de onderbouwing van de reorganisatie. Wij zijn dan ook van mening dat u er niet in geslaagd bent om aannemelijk te maken dat de reorganisatie noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering en dat deze de efficiency binnen uw onderneming verhoogd. Het onthouden van een vergunning ligt daarom in de rede.
(…)”.
2.9.
Ook bemiddelingspogingen van de vader van [naam directeur verzoekster, verweester in de tegenverzoeken] en [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] – nadat de UWV-procedure was afgerond – hebben niet tot een minnelijke regeling geleid.

3.Het verzoek, het verweer en de tegenverzoeken

3.1.
Phidec verzoekt om de arbeidsovereenkomst met [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] te ontbinden, kosten rechtens.
3.2.
Phidec legt aan haar verzoek ten grondslag dat het UWV ten onrechte toestemming heeft geweigerd om de arbeidsverhouding met [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] op te zeggen. Volgens Phidec is er wel degelijk sprake van een redelijke grond als bedoeld in art. 7:671b lid 1, onderdeel b, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel a, BW (kort gezegd: bedrijfseconomische redenen), zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen kan worden ontbonden. Voor de verdere uitwerking daarvan wordt verwezen naar het verzoekschrift, de pleitnota en de ter zitting gegeven toelichting.
3.3.
Na aanvulling van haar verzoek vraagt Phidec tevens veroordeling van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] tot betaling aan haar van een bedrag van € 1.896,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
a. a) overschrijding leasebudget met € 166,58 per maand (Peugeot). Van 1 augustus 2016 tot en met april 2017 levert dit een vordering op van 9 maanden x € 166,58 per maand =
€ 1.499,22 [bruto];
b) meerkosten benzine over periode augustus 2016 tot en met maart 2016 ad € 397,62 [bruto].
3.4.
[verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] voert verweer en verzoekt:
I. primair het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen en Phidec te veroordelen om [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] toegang te verlenen tot de werkplek en haar in staat te stellen haar gebruikelijke werkzaamheden te verrichten binnen 48 uur na betekening van deze beschikking, op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag;
II. subsidiair, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, Phidec te veroordelen tot betaling aan haar van:
a. a) een transitievergoeding ten bedrage van € 994,00 bruto;
b) een billijke vergoeding ten bedrage van € 2.000,00 bruto;
c) de wettelijke rente over de onder a) en b) genoemde bedragen vanaf de datum waarop de arbeidsovereenkomst is ontbonden tot aan de dag der algehele voldoening;
III. in alle gevallen Phidec te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.5.
Bij tegenverzoek heeft [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] verzocht om:
- Phidec te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 264,00 per maand, met ingang van 13 januari 2017 tot de dag van de in dezen te wijzen beschikking, dan wel met ingang van een in goede justitie te bepalen datum;
- te verklaren voor recht dat het leasebedrag van € 264,00 [per maand] per de datum van de beschikking niet door [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] is verschuldigd en Phidec dit bedrag niet ten laste kan brengen van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] .
[verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] legt aan haar tegenverzoek ten grondslag dat de VW Tiguan nimmer aan haar ter beschikking is gesteld door Phidec, terwijl hiervoor wel maandelijks € 264,00 aan werknemersbijdrage op haar loon wordt ingehouden.
3.6.
Phidec voert verweer tegen de tegenverzoeken van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] .
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tijdigheid verzoek Phidec

4.1.
Vooropgesteld wordt dat het onderhavige verzoek op grond van het bepaalde in art. 7:686a lid 4, onderdeel d, BW tijdig is ingediend, nu het verzoek is ingediend binnen twee maanden na de dag waarop de toestemming door het UWV is geweigerd.
Opzegverbod
4.2.
Er gelden geen bijzondere opzegverboden als bedoeld in art. 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift.
A-grond?
4.3.
Phidec verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] op grond van art. 7:671b lid 1, onderdeel b, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel a, BW. Deze a-grond is vervuld indien het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering. Bij een ontslagaanvraag op grond van bedrijfseconomische redenen moet komen vast te staan dat:
1) er structureel arbeidsplaatsen vervallen door bedrijfsbeëindiging of door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
2) de juiste volgorde voor ontslag is vastgesteld (afspiegelingsbeginsel);
3) er geen mogelijkheden zijn om de werknemer binnen een redelijke termijn (al dan niet met scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming of groep.
4.4.
Uit het verweer van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] is evenwel genoegzaam komen vast te staan dat de daadwerkelijke reden voor de ontslagaanvraag bij het UWV (en dit ontbindingsverzoek) is gelegen in beweerd onvoldoende functioneren van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] . Daartoe wordt verwezen naar het hiervoor in rechtsoverweging 2.5. weergegeven e-mailbericht van [naam directeur verzoekster, verweester in de tegenverzoeken] aan [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] . De inhoud van dit e-mailbericht is helder en maar voor één uitleg vatbaar: er waren opmerkingen over het functioneren van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] . De bij herhaling door Phidec geponeerde stelling dat het functioneren van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] enkel een rol speelde bij het naar voren halen van het tijdstip van de reorganisatie vindt geen steun in de inhoud van dit e-mailbericht. In dit e-mailbericht wordt immers met geen woord gerept over een reorganisatie. Ook anderszins vindt het naar voren halen van het tijdstip van de reorganisatie geen enkele steun in de overgelegde producties voor zover die door Phidec zijn toegelicht. Sterker nog: met deze stelling geeft Phidec blijk dat beweerd disfunctioneren van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] wel degelijk een rol heeft gespeeld bij de keuze om een ontslagaanvraag voor haar op de a-grond bij het UWV in te dienen. Ook uit het verzoekschrift blijkt dat de (volgens Phidec) onvoldoende capaciteiten van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] daarbij een rol hebben gespeeld. Phidec stelt daarover op pagina 6 van haar verzoekschrift namelijk: “(…) Alle inkomende telefoontjes, sleutelafgiften, stukkenstroom, website etc. worden in 9 van de 10 gevallen terug doorgeleid naar de betreffende inhoudelijke medewerker,
vanwege het niet zelfstandig kunnen afhandelen door [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken][onderstreping kantonrechter] vanwege de inhoudelijke link van vragen naar dossierkennis, waardoor de klant twee keer z’n verhaal moet doen en de backoffice alsnog belast wordt met taken die bedoeld waren voor [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] ”.
4.5.
Op grond van het vorenstaande moet geconcludeerd worden dat beweerd disfunctioneren van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] (kort gezegd de d-grond als bedoeld in ar. 7:669 lid 3 BW), en niet bedrijfseconomische redenen, de ware grond voor de ontslagaanvraag bij het UWV en dit ontbindingsverzoek is. Nog daargelaten dat de ongeschiktheid van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] tot het verrichten van de bedongen arbeid op geen enkele wijze is komen vast te staan nu daarvan iedere schriftelijke onderbouwing ontbreekt, is zij hiervan ook niet tijdig door de werkgever van in kennis gesteld en heeft zij –voor zover haar functioneren al verbetering behoefde – geen gelegenheid gekregen om dat functioneren te verbeteren. Dit leidt ertoe dat het onderhavige verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen, aangezien er sprake is van een valse grond. Aan een inhoudelijke beoordeling van die
a-grond aan de hand van het in rechtsoverweging 4.3. weergegeven toetsingskader wordt daardoor niet meer toegekomen. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen en aan de beoordeling van de subsidiaire verzoeken van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken]
– voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden – wordt niet meer toegekomen. De verzochte wedertewerkstelling zal op hierna te bepalen wijze worden toegewezen, met maximering van de te verbeuren dwangsommen op hierna te bepalen wijze indien Phidec daaraan geen gehoor geeft.
4.6.
Ten slotte moet worden vastgesteld dat Phidec haar verzoek in deze procedure niet heeft aangevuld met een andere redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld de verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW). Die niet aangevoerde g-grond kan mitsdien ook niet leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, alhoewel de kantonrechter ter zitting aan partijen heeft meegegeven dat hij weinig heil ziet in een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Het desalniettemin ambtshalve ontbinden van de arbeidsovereenkomst op de g-grond zou niet alleen leiden tot een verrassingsbeslissing, maar tevens de arbeidsrechtelijke bescherming die een (disfunctionerende?) werknemer toekomt illusoir maken. Gelet hierop kan in dit geschil niet tot ambtshalve aanvulling van rechtsgrond worden overgegaan.
Leaseauto
4.7.
De aanvulling van verzoek van Phidec en het tegenverzoek van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] zijn zo nauw met elkaar verweven dat zij zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
4.8.
Uit de overgelegde loonstrook van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] van april 2017 (productie 12 van Phidec) blijkt dat door Phidec een werknemersbijdrage auto van € 264,00 bruto op het loon is ingehouden. De aanvulling van het verzoek kan, voor wat betreft de overschrijding van het leasebudget met € 166,58 per maand, geen stand houden. Er wordt immers al maandelijks een werknemersbijdrage auto op het loon ingehouden, zodat toewijzing van dit verzoek dubbelop zou zijn. Voor wat betreft de meerkosten benzine is niet komen vast te staan dat [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] de jaarlijkse maximale kilometrage van 20.000 heeft overschreden, ook niet uit de door Phidec overgelegde producties. De aanvulling van verzoek van Phidec mist derhalve
een grondslag en wordt afgewezen.
4.9.
[verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] miskent met haar tegenverzoek dat zij, ook nadat zij was vrijgesteld van werk, de beschikking heeft gehouden over de Peugeot. Weliswaar was de door Phidec ingehouden werknemersbijdrage van € 264,00 per maand niet juist (dat bedrag zag immers op de VW Tiguan), maar Phidec was uiteraard wel gerechtigd om maandelijks € 166,58 op haar loon in te houden vanwege die aan haar beschikking gestelde Peugeot (waarin zij ook nadat zij was vrijgesteld van werkzaamheden kon blijven rijden). Dat is weliswaar niet de door haar gewenste VW Tiguan, maar gelet op de arbeidsrechtelijke perikelen tussen partijen en de vrijstelling van werk was het niet verwonderlijk dat die VW Tiguan niet aan haar ter beschikking werd gesteld. Uit de overgelegde producties begrijpt de kantonrechter dat voorzien was dat de VW Tiguan in januari 2017 zou worden geleverd en dat vanaf januari 2017 tot en met april 2017 € 264,00 maandelijks door Phidec als werknemersbijdrage op het loon van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] is ingehouden, terwijl dit slechts € 166,58 had behoren te zijn. Dit brengt mee dat [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] nog recht heeft op een bedrag van 4 maanden x € 97,42 per maand =
€ 389,68 bruto aan teveel ingehouden bijdrage leaseauto. Dit bedrag zal hierna worden toegewezen. Uiteraard gaat de kantonrechter ervan uit dat vanaf mei 2017 door Phidec slechts het bedrag van € 166,58 zal worden ingehouden op het loon, natuurlijk zolang de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt en [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] de beschikking heeft over de Peugeot als leaseauto. De kantonrechter ziet niet in welk belang [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] heeft bij een afzonderlijke verklaring voor recht hieromtrent, zodat dat tegenverzoek wordt afgewezen.
Proceskosten
4.10.
Phidec dient als de overwegend in het ongelijk gestelde partij – zowel in het verzoek als in de tegenverzoeken – te worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] tot op heden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde. In een zaak als deze behoeft niet automatisch tot compensatie van proceskosten te worden overgegaan, zoals Phidec heeft bepleit.
Nakosten
4.11.
De nakosten worden op hierna te bepalen wijze toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het verzoek en de tegenverzoeken
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen af;
5.2.
veroordeelt Phidec om [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] binnen 48 uur na betekening van deze beschikking toe te laten tot de werkplek en haar weder te werk te stellen in de functie van receptioniste/kantoormanager, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 250,00 per werkdag dat Phidec niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum verbeurte van € 25.000,00;
5.3.
veroordeelt Phidec tot betaling aan [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] van een bedrag van € 389,68 bruto aan teveel ingehouden werknemersbijdrage leaseauto;
5.4.
veroordeelt Phidec tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] gerezen en tot op heden begroot op € 400,00;
5.5.
veroordeelt Phidec, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] volledig aan deze beschikking voldoet, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien Phidec niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [verweeerster, verzoekster in de tegenverzoeken] aan deze beschikking heeft voldaan en vervolgens betekening van deze beschikking heeft
plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.