Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
verwerende partij in het verzoek.
1.De procedure
2.De feiten
alle punten te bespreken en de lucht volledig te klaren”. [werkgever] verzoekt [werknemer] uiterlijk maandag om 17.00 uur te laten weten of hij een mediator bij het gesprek wil.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bij deskundigenbericht van het UWV d.d. 12 januari 2017 is geoordeeld is dat de aangeboden werkzaamheden niet passend waren vanwege het gebruik van een oortje. [werknemer] kon op dat moment derhalve menen dat hij terecht weigerde de aangeboden werkzaamheden op de vloer te verrichten. Bij deskundigenoordeel van 21 februari 2017 is evenwel geoordeeld dat het gebruik van een oortje niet vereist is en dat er verder geen medische gronden zijn om de werkzaamheden niet te hervatten, zij het volgens een opbouwschema. [werknemer] is vervolgens door [werkgever] op 22 februari 2017 opgeroepen om op de 23e om 11.00 uur in Helmond te verschijnen, waarbij uitvoerig melding wordt gemaakt van het daags daarvoor uitgebrachte deskundigenbericht en hetgeen daarin is geoordeeld. [werknemer] is op 23 februari 2017 zonder bericht niet verschenen. Vervolgens is [werknemer] bij e-mail van 23 februari 2017 11.47 uur opgeroepen om op 24 februari 2017 om 9.00 uur in Helmond zijn re-integratie te hervatten, zulks onder vermelding van de mogelijkheid van een ontslag op staande voet indien hij hieraan niet zou voldoen. [werknemer] is op 24 februari 2017 evenmin verschenen. Dat de gemachtigde van [werknemer] bij e-mail van 23 februari 2017 om 14.03 uur heeft verzocht om toezending van het deskundigenbericht, staat er niet aan de weg dat [werknemer] op de 24e had moeten verschijnen om zijn re-integratie aan te vangen. Dit laatste klemt te meer nu hem uit de mail van 22 februari 2017 van [werkgever] bekend was wat er door de arbeidsdeskundige was geoordeeld. Dit had voor [werknemer] een reden moeten zijn om zich wel op het aangegeven tijdstip in Helmond te melden. Ook indien hij bedenkingen zou hebben tegen de wijze van totstandkoming van dit rapport had [werknemer] dit bespreekbaar kunnen en moeten maken. Ten aanzien van de totstandkoming van dit rapport wijst de kantonrechter erop dat [werknemer] twee keer is uitgenodigd om met de arbeidsdeskundige te spreken, in Den Bosch en in Helmond, doch dat hij dit twee keer geweigerd heeft omdat de arbeidsdeskundige in zijn beleving naar Roermond diende te komen. Het is echter niet aan [werknemer] om dit soort voorwaarden te stellen. De kantonrechter acht het verwijtbaar dat [werknemer] bij herhaling zonder geldige reden heeft nagelaten aan de oproepen van [werkgever] gevolg te geven en kwalificeert dit als werkweigering, hetgeen een dringende reden voor ontslag op staande voet kan zijn. Hierbij overweegt de kantonrechter nog dat ook een reeds bestaande loonopschorting [werknemer] niet op andere gedachten heeft kunnen brengen. Dit betekent dat de tekortkoming van [werknemer] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, waar het hier met name gaat over het voortvarend oppakken en uitvoeren van re-integratiewerkzaamheden, naar het oordeel van de kantonrechter dermate ernstig is dat deze de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW rechtvaardigt.