In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de Rechtbank Limburg op 16 januari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Beurskens Modestoffen Maastricht B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, heeft een verbod gevorderd tegen de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 10 februari 2014, waarin hij was veroordeeld tot ontruiming van zijn huurwoning wegens een huurschuld van € 3.200,-. De eiser heeft echter nagelaten om de lopende huur tijdig te betalen en heeft een huurschuld opgebouwd van € 3.181,20, exclusief rente en kosten. Beurskens heeft de ontruiming aangekondigd voor 19 januari 2017, wat de eiser heeft doen besluiten om een kort geding aan te spannen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurschuld nog niet volledig is voldaan en dat er geen sprake is van verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis. De rechtbank oordeelt dat er geen feiten zijn aangevoerd die erop wijzen dat Beurskens misbruik maakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, terwijl in reconventie de rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser moet betalen aan Beurskens een totaalbedrag van € 6.830,54, inclusief kosten van verwarming. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.