ECLI:NL:RBLIM:2017:432

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
5618926 / CV EXPL. 17-1
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming huurwoning en huurschuld

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de Rechtbank Limburg op 16 januari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Beurskens Modestoffen Maastricht B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, heeft een verbod gevorderd tegen de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 10 februari 2014, waarin hij was veroordeeld tot ontruiming van zijn huurwoning wegens een huurschuld van € 3.200,-. De eiser heeft echter nagelaten om de lopende huur tijdig te betalen en heeft een huurschuld opgebouwd van € 3.181,20, exclusief rente en kosten. Beurskens heeft de ontruiming aangekondigd voor 19 januari 2017, wat de eiser heeft doen besluiten om een kort geding aan te spannen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurschuld nog niet volledig is voldaan en dat er geen sprake is van verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis. De rechtbank oordeelt dat er geen feiten zijn aangevoerd die erop wijzen dat Beurskens misbruik maakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, terwijl in reconventie de rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser moet betalen aan Beurskens een totaalbedrag van € 6.830,54, inclusief kosten van verwarming. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer/rolnummer: 5618926 / CV EXPL 17-1
Vonnis in kort geding van 16 januari 2017
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonend te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. R.G.P. Voragen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beurskens Modestoffen Maastricht B.V.,
Gevestigd te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
vertegenwoordigd door haar directeur J.P.G. Lacroix.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Beurskens worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 januari 2017
  • de brief van mr. Voragen van 4 januari 2017 met bijlagen
  • de brief van Beurskens van 4 januari 2017 met bijlagen
  • de e-mail van mr. Voragen van 6 januari 2017 met bijlagen
  • de e-mail van mr. Voragen van 8 januari 2017
  • de mondelingen behandeling op 9 januari 2017
  • de pleitnota van Beurskens, met een bijlage
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] huurt met ingang van 1 september 2012 de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De huurprijs, inclusief een voorschot voor leveringen en diensten, bedraagt thans € 471,61 per maand.
2.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op enig moment een huurschuld laten ontstaan tot een bedrag van
€ 3,181,20, exclusief rente en kosten, tot betaling waarvan Beurskens hem heeft gedagvaard voor de kantonrechter. Ten overstaan van de kantonrechter hebben partijen op 10 februari 2014 een regeling getroffen. Bij vonnis van gelijke datum heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad, tot ontruiming van de woning en tot betaling van € 3.200,- aan huurschuld en vervallen rente en € 550,- aan proceskosten. De kantonrechter heeft daarbij bepaald, kort gezegd, dat Beurskens geen rechten aan de ontbinding van de huurovereenkomst kan ontlenen en niet tot ontruiming van de woning kan overgaan, zo lang [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vanaf maart 2014 de huurprijs telkens tijdig voldoet en het daarboven verschuldigde bedrag van
€ 3.750,- aflost in maandelijkse termijnen van € 100,-.
2.3.
Bij exploot van 21 december 2016 heeft Beurskens aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangezegd dat bij niet-tijdige betaling van € 3.893,11, alsmede € 471,61 per maand vanaf 1 december 2016 de ontruiming van de woning zal plaatsvinden op 19 januari 2017.

3.De vordering en het geschil

Conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat Beurskens wordt verboden de tenuitvoerlegging van het vonnis van 10 februari 2014 voort te zetten, met veroordeling van Beurskens in de proceskosten.
3.2.
Beurskens heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.
Reconventie
3.3.
Beurskens vordert dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag dat is vermeld in productie VI bij haar brief van 4 januari 2017.
3.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

Conventie
4.1.
De zaak is spoedeisend omdat Beurskens de ontruiming van de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft laten aanzeggen en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] die ontruiming wenst te voorkomen.
4.2.
Voor een verbod of schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is slechts plaats indien de tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Daarvan kan met name sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag of indien ná het vonnis feiten zijn voorgevallen of aan het licht gekomen die meebrengen dat de tenuitvoerlegging zou leiden tot een noodtoestand voor degene te wiens laste het vonnis wordt ten uitvoer gelegd.
4.3.
Ter zitting is vastgesteld dat het overzicht dat Beurskens heeft overgelegd als productie VI bij zijn brief van 4 januari 2017 correct is. Alleen het daarin opgenomen bedrag aan verwarmingskosten (€ 2.681,-) is ter discussie gesteld. Uit het overzicht blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de huurschuld tot betaling waarvan hij bij het vonnis van 10 februari 2014 is veroordeeld, nog niet volledig heeft betaald en dat hij nalatig is om de lopende huur tijdig te betalen.
4.4.
Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is het vonnis van 10 februari 2014 te oud om nu nog ten uitvoer te leggen. De kantonrechter verwerpt dat betoog. De huurschuld tot betaling waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij dat vonnis is veroordeeld, is nog niet volledig betaald. Van verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis is geen sprake. Er is verder ook niets aangevoerd dat de conclusie kan rechtvaardigen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] er redelijkerwijs op heeft mogen vertrouwen dat Beurskens het vonnis niet meer ten uitvoer zou leggen.
4.5.
Ook voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of aannemelijk geworden die tot het oordeel kunnen leiden dat Beurskens misbruik maakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 10 februari 2014. De vorderingen in conventie moeten daarom worden afgewezen.
Reconventie
4.6.
Beurskens heeft betaling gevorderd van het bedrag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volgens het onder 4.3 bedoelde overzicht aan haar is verschuldigd. Alleen het bedrag van de kosten van verwarming staat ter discussie.
4.7.
Het bedrag van de kosten van verwarming is voldoende toegelicht en met een gespecificeerde afrekening gestaafd. De afrekening geeft weer wat het verbruik is geweest per radiator in de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft onvoldoende concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat het geregistreerde verbruik onjuist is of dat de afrekening op een ander punt niet correct is.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering toewijsbaar is. In de vordering is begrepen de oorspronkelijke huurschuld tot betaling waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij het vonnis van 10 februari 2014 is veroordeeld (€ 3.200,-). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] behoort niet tweemaal tot betaling daarvan te worden veroordeeld. Uit het overzicht blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vanaf 1 maart 2014 geen huur heeft betaald over de periode maart tot en met augustus 2015 (€ 2.742,56), februari 2016
(€ 463,76) en december 2016 tot en met januari 2017 (€ 943,22). De kantonrechter zal deze bedragen toewijzen, vermeerderd met de kosten van verwarming (€ 2.681,-), dus in totaal een bedrag van € 6.830,54. De kantonrechter gaat er daarbij van uit dat de aflossingen die in het overzicht zijn vermeld, betrekking hebben op de oude huurschuld (met rente en kosten) tot betaling waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij het vonnis van 10 februari 2014 is veroordeeld.
Proceskosten
4.9.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De proceskosten in conventie aan de zijde van Beurskens begroot de kantonrechter tot de datum van dit vonnis op € 50,- voor gemaakte kosten. Voor de reconventie wordt geen afzonderlijke proceskostenvergoeding toegekend.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Beurskens tot de datum van dit vonnis begroot op € 50,-.
in reconventie
5.3.
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om tegen bewijs van kwijting
€ 6.830,54 aan Beurskens te betalen,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en is in het openbaar uitgesproken.
Coll. WL