In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg zich gebogen over een kort geding waarin eisers, bestaande uit een echtpaar dat een onderneming drijft, vorderingen hebben ingesteld tegen gedaagde, die eveneens een onderneming heeft. Eisers vorderden onder andere een straat- en contactverbod tegen gedaagde, omdat zij zich onrechtmatig jegens hen zou gedragen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen voldoende bewijs is dat gedaagde zich onrechtmatig heeft gedragen. Hoewel gedaagde zich ongepast heeft uitgelaten en herhaaldelijk bij eisers aan de deur is geweest om betaling van een factuur te eisen, heeft hij toegezegd dit gedrag niet meer te herhalen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen reële dreiging bestaat van toekomstig onrechtmatig handelen van gedaagde, waardoor de vorderingen van eisers worden afgewezen. Tevens zijn eisers veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.103,00.