ECLI:NL:RBLIM:2017:4190

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
5563209 CV EXPL 16-11521
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van reparatiekosten voor bestelbus met onvoldoende onderbouwing

In deze zaak vordert de vennootschap onder firma ATC-AUTOSERVICE VOF betaling van reparatiekosten van € 1.704,78 van de gedaagde partij, RTS REVISIE. De eisende partij stelt dat zij in opdracht van de gedaagde partij herstelwerkzaamheden heeft verricht aan een bestelbus, maar de kantonrechter oordeelt dat de dagvaarding onvoldoende feitelijke en juridische onderbouwing biedt. De eisende partij heeft niet voldaan aan de stelplicht, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de feiten de vordering kunnen dragen. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt de eisende partij in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 300,00. De kantonrechter benadrukt dat de dagvaarding niet duidelijk maakt op basis van welke feiten en juridische argumenten de vordering is gebaseerd, en dat er geen bewijs is geleverd van een overeenkomst tussen partijen. De uitspraak is gedaan op 10 mei 2017 in Roermond.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5563209 \ CV EXPL 16-11521
Vonnis van de kantonrechter van 10 mei 2017
in de zaak van:
de vennootschap onder firma ATC-AUTOSERVICE VOF,
gevestigd te Beringe,
eisende partij,
gemachtigde mr. H.H.M. Meijroos,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. RTS REVISIE,
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. L.J.M.G. Kunzeler.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van partijen
  • de daaraan voorafgaand door eisende partij in het geding gebrachte producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [X] van ABC Herstoffering heeft zijn bestelbus ter reparatie aan eisende partij aangeboden. [X] heeft zich vervolgens tot gedaagde partij gewend en gedaagde partij heeft, na het uitbrengen van een offerte, een deelreparatie aan het onderblok en de cilinderkop uitgevoerd. De kosten van deze reparatie zijn bij factuur van 25 mei 2015 aan [X] in rekening gebracht en deze zijn ook, hoewel te laat, betaald.
2.2.
Het onderblok en de cilinderkop zijn door eisende partij ingebouwd en gemonteerd. Vervolgens hebben zich met de bestelbus in december 2015 wederom problemen voorgedaan. De bestelbus was warm gelopen en is enige tijd later “op hol geslagen”.
2.3.
De cilinderkop is vervolgens weer ter reparatie aan gedaagde partij aangeboden. De kosten van reparatie zijn contant door eisende partij aan gedaagde partij betaald.
Eisende partij heeft daarna de cilinderkop weer ingebouwd en geconstateerd dat er bij het warmlopen witte rook vrijkwam.
2.4.
Bij factuur van 29 januari 2016 heeft eisende partij een bedrag van € 1.390,69 inclusief btw in rekening gebracht. Aan deze factuur was een duplicaat factuur gehecht met daarop een bedrag van € 1.636,10 vermeld. Verder was een factuur aan ABC Stoffering gehecht, welke factuur eveneens een bedrag van € 1.636,10 vermeldde.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.704,78 (bestaande uit € 1.390,69 aan hoofdsom, € 208,60 aan buitengerechtelijke kosten en € 105,49 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het tweede lid van artikel 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat vermeld wat, naast de gegevens van artikel 45 Rv, in het exploot vermeld moet worden. In d van artikel 111, lid 2 Rv staat vermeld dat het exploot de eis (petitum) en de gronden (fundamentum petendi) dient te vermelden. De eis ziet op hetgeen eisende partij vordert en de gronden zien op de feitelijke onderbouwing daarvan. Het verdient daarbij aanbeveling ook een juridische onderbouwing te geven. Het petitum moet als vanzelfsprekend naadloos aansluiten op het fundamentum petendi. Na lezing daarvan moet het de rechter aanstonds duidelijk zijn op grond van welke feiten en juridische argumenten eisende partij recht heeft op hetgeen hij van gedaagde partij vordert. Het kan immers het enige schriftelijke en inhoudelijke stuk zijn waarin eisende partij zijn standpunt kan verwoorden.
4.2.
In de dagvaarding stelt eisende partij dat zij in opdracht en voor rekening van gedaagde partij werkzaamheden heeft verricht aan de bestelbus van ABS Stoffering. De grondslag voor de vordering tot betaling van de factuur is dan ook nakoming van de verplichting voortvloeiend uit die overeenkomst.
4.3.
Ter gelegenheid van de comparitie kan uit de verklaring van eisende partij worden afgeleid dat zij zich op het standpunt stelt dat gedaagde partij de overeenkomst niet goed heeft uitgevoerd waardoor herstel nodig was. Op grond daarvan houdt eisende partij gedaagde partij aansprakelijk voor de ontstane extra kosten. Dit komt neer op een vordering tot betaling van schade uit hoofde van een tekortkoming in de nakoming.
Daarnaast stelt eisende partij dat gedaagde partij, nadat laatstgenoemde op de hoogte was gesteld van het door eisende partij gestelde gebrek aan de cilinderkop, aan eisende partij opdracht heeft gegeven om de cilinderkop weer te demonteren en na reparatie door een derde weer te monteren.
4.4.
Gelet op voorgaande weergave is de kantonrechter van oordeel dat uit de dagvaarding niet aanstonds kan worden afgeleid op grond van welke feiten en welke juridische argumenten de vordering is gebaseerd. Met name de feiten ontbreken grotendeels in de dagvaarding. Eisende partij heeft hiermee niet voldaan aan de stelplicht en derhalve kan niet worden vastgesteld dat de feiten de vordering kunnen dragen. Daar komt nog eens bij dat eisende partij niet heeft aangetoond of (een begin van) bewijs heeft geleverd dat zij met gedaagde partij een overeenkomst is aangegaan zoals gesteld.
4.5.
Daarnaast blijkt uit de conclusie van antwoord en hetgeen door gedaagde partij ter zitting is aangevoerd dat gedaagde al voor het uitbrengen van de dagvaarding gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de vordering. Ter comparitie is dat niet door eisende partij weersproken. In de dagvaarding wordt echter gesteld dat geen rechtens relevant verweer zou zijn gevoerd. Ook daarom geeft de dagvaarding geen getrouw beeld van het geschil dat werkelijk tussen partijen bestaat.
4.5.
De vordering wordt daarom bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van de vordering en voorlichting van de rechter afgewezen. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op € 300,00 (2 x tarief € 150,00) als salaris voor de gemachtigde.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt eisende partij onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door gedaagde partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 75,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: