In deze zaak vordert de Stichting Bewindvoering Zuid-Nederland, in haar hoedanigheid als opvolgend bewindvoerder over de goederen van mevrouw [X], betaling van een bedrag van € 2.523,85 van de ontslagen bewindvoerder, [gedaagde partij]. De vordering is gebaseerd op het feit dat [gedaagde partij] in de periode van 2008 tot en met 2012 te veel aan bewindvoerdersvergoedingen in rekening heeft gebracht en geen rekening en verantwoording heeft afgelegd voor de jaren 2011 en 2012. De Stichting heeft [gedaagde partij] verzocht om het teveel betaalde bedrag over te maken, maar deze heeft dat nagelaten.
De procedure omvatte een dagvaarding, een wrakingsverzoek van [gedaagde partij], en verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde partij] geen bewijs heeft geleverd dat hij recht had op de in rekening gebrachte vergoedingen voor de jaren 2010 en 2011. De vordering van de Stichting is toegewezen, waarbij de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde partij] te veel vergoedingen heeft gevraagd en dat hij de bedragen aan mevrouw [X] dient terug te betalen.
De kantonrechter heeft [gedaagde partij] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.980,49, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hem in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 10 mei 2017.