ECLI:NL:RBLIM:2017:4189

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
5329957 CV EXPL 16-8411
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van opvolgend bewindvoerder op ontslagen bewindvoerder ter zake ten onrechte in rekening gebracht bewindvoerdersloon en ten onrechte in rekening gebrachte onkosten

In deze zaak vordert de Stichting Bewindvoering Zuid-Nederland, in haar hoedanigheid als opvolgend bewindvoerder over de goederen van mevrouw [X], betaling van een bedrag van € 2.523,85 van de ontslagen bewindvoerder, [gedaagde partij]. De vordering is gebaseerd op het feit dat [gedaagde partij] in de periode van 2008 tot en met 2012 te veel aan bewindvoerdersvergoedingen in rekening heeft gebracht en geen rekening en verantwoording heeft afgelegd voor de jaren 2011 en 2012. De Stichting heeft [gedaagde partij] verzocht om het teveel betaalde bedrag over te maken, maar deze heeft dat nagelaten.

De procedure omvatte een dagvaarding, een wrakingsverzoek van [gedaagde partij], en verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde partij] geen bewijs heeft geleverd dat hij recht had op de in rekening gebrachte vergoedingen voor de jaren 2010 en 2011. De vordering van de Stichting is toegewezen, waarbij de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde partij] te veel vergoedingen heeft gevraagd en dat hij de bedragen aan mevrouw [X] dient terug te betalen.

De kantonrechter heeft [gedaagde partij] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.980,49, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hem in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 10 mei 2017.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5329957 \ CV EXPL 16-8411
Vonnis van de kantonrechter van 10 mei 2017
in de zaak van:
STICHTING BEWINDVOERING ZUID-NEDERLAND in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van mevrouw [X],
Gevestigd te Sittard,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.G.T. Paulus,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna De Stichting en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • het wrakingsverzoek van [gedaagde partij] ;
  • de beslissing van de wrakingskamer van deze rechtbank d.d. 10 januari 2017;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] is gedurende de periode van 18 september 2008 tot en met 30 november 2012 bewindvoerder geweest over de gelden en goederen van mevrouw [X] .
2.2.
Bij beslissing d.d. 28 november 2012 van de kantonrechter van de locatie Maastricht van deze rechtbank is [gedaagde partij] met ingang van 1 december 2012 ontslagen als bewindvoerder en is met ingang van 1 december 2012 De Stichting benoemd als bewindvoerder over de gelden en goederen van mevrouw [X] .
2.3.
Bij brief van 24 april 2014 heeft De Stichting aan [gedaagde partij] verzocht om een bedrag van € 2.523,85 over te maken op de bankrekening van mevrouw [X] op grond van door [gedaagde partij] te veel in rekening gebrachte vergoedingen voor de bewindvoering.

3.Het geschil

3.1.
De Stichting vordert thans – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 2.523,85 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2012 tot de dag der voldoening en betaling van een bedrag van € 456,64 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
19 augustus 2016 tot de dag der voldoening, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
3.2.
De Stichting stelt daartoe – zakelijk weergegeven – dat [gedaagde partij] in de jaren 2008 tot en met 2010 te veel aan bewindvoerdersvergoedingen in rekening heeft gebracht en dat [gedaagde partij] in de jaren 2011 en 2012 ten onrechte bewindvoerdersvergoedingen in rekening heeft gebracht omdat hij die jaren geen rekening en verantwoording heeft opgemaakt en ingediend. De Stichting is van mening dat [gedaagde partij] die bedragen aan mevrouw [X] dient terug te betalen.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer. Volgens [gedaagde partij] heeft hij wel degelijk rekening en verantwoording opgemaakt en ingediend en heeft hij derhalve recht op de door hem in rekening gebrachte vergoedingen. Met betrekking tot de door hem doorberekende kosten van de stichting Pergamijn stelt [gedaagde partij] dat ook deze kosten terecht in rekening zijn gebracht. [gedaagde partij] is daarom van mening dat de vordering van De Stichting moet worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet van belang is het antwoord op de vraag of [gedaagde partij] over de jaren 2010 en 2011 rekening en verantwoording heeft afgelegd over het door hem gevoerde bewind, maar wel het antwoord op de vragen of door de kantonrechter over die jaren aan [gedaagde partij] een vergoeding is toegekend voor het door hem gevoerde bewind en wat de hoogte is van die vergoeding. [gedaagde partij] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat aan hem over de jaren 2010 en 2011 een vergoeding voor het door hem gevoerde bewind is toegekend. Het verweer van [gedaagde partij] , dat hij over die jaren recht heeft op een vergoeding dient derhalve te worden verworpen. De vordering van De Stichting die betrekking heeft op de vergoeding over de jaren 2010 en 2011 dient derhalve aan De Stichting te worden toegewezen.
4.2.
[gedaagde partij] heeft het standpunt van De Stichting, dat hij over de periode vanaf de aanvang van zijn bewind tot aan de datum dat hij is ontslagen als bewindvoerder, te veel aan bewindvoerdervergoedingen in rekening heeft gebracht, niet betwist, zodat het door [gedaagde partij] over die periode te veel in rekening gebrachte aan De Stichting kan worden toegewezen.
4.3.
Tegen de vordering ter zake van betaalde vergoedingen aan de Stichting Beheer Cliëntgelden Pergamijn, heeft [gedaagde partij] aanvankelijk als verweer aangevoerd dat De Stichting die vergoedingen van de Stichting Beheer Cliëntgelden Pergamijn als onverschuldigd betaald zou dienen terug te vorderen en vervolgens heeft [gedaagde partij] als verweer aangevoerd dat De Stichting geen bewijsstukken heeft overgelegd dat die vergoedingen betaald zijn. Met het verweer van [gedaagde partij] dat De Stichting de betaalde vergoedingen van de Stichting Beheer Cliëntgelden Pergamijn als onverschuldigd betaald zou dienen terug te vorderen geeft [gedaagde partij] echter impliciet te kennen dat die vergoedingen ook daadwerkelijk zijn betaald, terwijl het verweer van [gedaagde partij] dat De Stichting geen bewijsstukken dienaangaande heeft overgelegd, te laat is aangevoerd. De Stichting heeft daarop immers niet kunnen reageren en dat is in strijd met een goede procesorde. Dit verweer dient daarom te worden verworpen. Van belang is verder dat [gedaagde partij] niet heeft betwist dat de betaalde vergoedingen aan de Stichting Beheer Cliëntgelden Pergamijn voor rekening van [gedaagde partij] komen omdat de door die stichting verrichte werkzaamheden door [gedaagde partij] zelf verricht hadden moeten. Dit deel van de vordering zal derhalve eveneens aan De Stichting worden toegewezen.
4.4.
De Stichting heeft niet onderbouwd op grond waarvan [gedaagde partij] over de gevorderde hoofdsom wettelijke rente vanaf 1 december 2012 verschuldigd is, zodat die rente zal worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
4.5.
De Stichting heeft voldoende gesteld ter zake van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en heeft genoegzaam aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de artikelen 237 en verder van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te houden. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen derhalve eveneens worden toegewezen, alsook de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
4.6.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van De Stichting worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,75
  • griffierecht 79,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 526,75.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan De Stichting te betalen een bedrag van € 2.980,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2016 tot de dag der voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van De Stichting gevallen en tot op heden begroot op € 526,75;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: FL
coll: