Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
d.
25 april 2017
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
aanmerkelijkeschuld in de zin van de Wegenverkeerswet. Uitgangspunt voor de juridische beoordeling is dat gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Die moeten een
aanmerkelijke matevan verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid meebrengen om een verdachte te kunnen veroordelen voor het misdrijf van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Vaste rechtspraak is dat de ernst van de gevolgen daarbij niet de bepalende factor is.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
een taakstraf voor de duur van 150 uren;
- veroordeelt de verdachte tot
- bepaalt dat de rij-ontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter de tenuitvoerlegging gelast omdat de verdachte zich voor het einde van de