Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats 1], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, wonende te [woonplaats 2], met als doel de ongedaanmaking van een afsluiting van perceel [perceelnummer 4] en een verbod op het ontoegankelijk maken van dit perceel. De procedure is gestart na een reeks van correspondentie tussen partijen, waarin eiser zijn bezorgdheid uitte over de afsluiting van de strook grond die hij nodig heeft om zijn woning en garage te bereiken. Eiser stelt dat hij geen alternatieve toegang heeft tot de openbare weg en dat de afsluiting door gedaagden misbruik van recht inhoudt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang aanwezig is, omdat eiser feitelijk geen toegang meer heeft tot zijn perceel. De rechter heeft echter ook opgemerkt dat eiser niet expliciet heeft gesteld dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring. De voorzieningenrechter concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht heeft op een erfdienstbaarheid en dat gedaagden rechtmatig gebruik maken van hun eigendom.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt het belang van eigendomsrechten en de voorwaarden waaronder erfdienstbaarheden kunnen ontstaan.