ECLI:NL:RBLIM:2017:4104

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
5560825 \ CV EXPL 16-11447
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurpenningen voor warmwatertoestel na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Volta Limburg B.V. betaling van huurpenningen van de gedaagde partij, die een huurovereenkomst had afgesloten voor een warmwatertoestel. De huurovereenkomst, die op 3 oktober 2011 werd aangegaan, had een looptijd van 144 maanden. De gedaagde partij heeft echter een bedrag van € 188,18 aan huurpenningen onbetaald gelaten, wat heeft geleid tot de ontbinding van de overeenkomst per 1 juni 2016 door Volta.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld, waarbij de gedaagde partij verweer voerde tegen de vordering van Volta. De gedaagde stelde dat zij rauwelijks gedagvaard was en dat haar ex-partner verantwoordelijk was voor de huurpenningen. De kantonrechter oordeelde echter dat er voldoende bewijs was dat Volta en haar gemachtigde meerdere malen contact hadden gehad met de gedaagde partij, waardoor het verweer van rauwelijks dagvaarden niet kon slagen. Bovendien werd vastgesteld dat de gedaagde partij verplicht was de huurpenningen te voldoen, ongeacht haar argumenten over haar ex-partner.

De kantonrechter heeft de vordering van Volta tot betaling van € 237,50 toegewezen, bestaande uit de onbetaalde huurpenningen, incassokosten en vervallen rente. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die op € 259,83 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5560825 \ CV EXPL 16-11447
Vonnis van de kantonrechter van 26 april 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VOLTA LIMBURG B.V.,
gevestigd te Schinnen,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.M.R. Vlaar.
Partijen worden hierna genoemd Volta en [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende eisvermindering
  • de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 3 oktober 2011 een huurovereenkomst aangegaan voor de duur van 144 maanden met betrekking tot een (geïnstalleerd) warmwatertoestel (productie 1 bij dagvaarding).
2.2.
[gedaagde partij] heeft een bedrag van € 188,18 aan huurpenningen onbetaald gelaten.
Als gevolg van deze huurachterstand heeft Volta de overeenkomst per 1 juni 2016 ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
Volta vordert (na eiswijziging) – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 237,50, (opgebouwd uit een hoofdsom van € 188,18 + incassokosten van
€ 40,00 + vervallen rente van € 9,32), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat zij rauwelijks gedagvaard is en dat Volta om die reden niet ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering. Hiertegen heeft Volta aangevoerd dat zij en haar gemachtigde [gedaagde partij] meerdere malen hebben aangeschreven (zie producties 5 en 7 tot en met 10 van Volta) en ook eenmaal telefonisch contact hebben gehad, zodat van rauwelijks dagvaarden geen sprake kan zijn. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde partij] de hiervoor vermelde door Volta gestelde contacten tussen partijen niet heeft bestreden. Het verweer van [gedaagde partij] dient dan ook verworpen te worden. Hierbij wordt opgemerkt dat voor zover er al sprake zou zijn van rauwelijks dagvaarden dit niet leidt tot een niet ontvankelijk verklaring, zodat het verweer van [gedaagde partij] ook om die reden niet kan slagen.
4.2.
Volta vordert thans de huurpenningen over de periode december 2015 tot en met mei 2016. [gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat haar ex-partner deze huurpenningen dient te betalen. Daartoe heeft [gedaagde partij] aangevoerd dat zij in de periode waarover de huurpenningen worden gevorderd niet in de woning verbleef, dat haar ex-partner mede-eigenaar is van de woning en de lusten heeft gehad van de installatie over die periode en dat haar ex-partner zelf een nieuw contract heeft gesloten met Volta.
De kantonrechter stelt vast dat er een overeenkomst bestaat tussen partijen die per 1 juni 2016 is ontbonden. [gedaagde partij] is dan ook verplicht de huurpenningen tot deze periode te voldoen. Het feit dat zij niet meer in de woning verbleef in de periode waarover de huurpenningen worden gevorderd, maakt dit niet anders. Dit geldt ook voor haar stelling dat haar partner mede-eigenaar is van de woning waar het warmwatertoestel is geïnstalleerd.
Dat is juridisch niet relevant. Het gaat immers om de tussen partijen gesloten overeenkomst waaruit voor partijen (en niet de ex-partner) verplichtingen voortvloeien.
De gevorderde huurpenningen dienen dan ook toegewezen te worden.
Dit geldt ook voor de (vervallen) gevorderde rente.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat Volta voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Ook deze vordering ligt voor toewijzing gereed.
4.4.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.5.
Ten aanzien van het aan Volta toe te wijzen bedrag aan griffierecht merkt de kantonrechter het navolgende op.
Hoewel Volta bij dagvaarding ook installatiekosten heeft gevorderd - en deze vervolgens bij repliek niet meer vordert, omdat de ex-partner deze kennelijk aan Volta zal betalen - is daarmee niet gezegd dat dit deel van de vordering terecht is ingesteld. [gedaagde partij] heeft die vordering namelijk gemotiveerd weersproken. Weliswaar is in de tussen partijen gesloten overeenkomst opgenomen dat de installatiekosten verdisconteerd zijn in de huurprijs, echter
is gesteld noch gebleken hoe het door Volta aanvankelijk gevorderde bedrag tot stand is gekomen. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 117,00 (conform griffierecht dat verschuldigd is voor de toegewezen vordering) toewijzen aan griffierecht in plaats van het bedrag van € 471,00 dat bij Volta in rekening is gebracht.
4.6.
De kosten aan de zijde van Volta worden derhalve begroot op:
  • dagvaarding € 82,83
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 259,83
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Volta te betalen een bedrag van € 237,50, vermeerderd met de wettelijke rente over € 188,18
vanaf 25 november 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van Volta gevallen en tot op heden begroot op € 259,83
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: no
coll: