ECLI:NL:RBLIM:2017:4012

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
5625039 cv expl 17-173
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgpremie met betrekking tot betalingsregeling

In deze zaak vordert de zorgverzekeraar Menzis Zorgverzekeraar N.V. betaling van achterstallige premie van de gedaagde partij, A.W.J. Houben, die optreedt als bewindvoerster over de goederen van [X]. De gedaagde heeft een betalingsregeling getroffen, maar deze is niet nagekomen, waardoor de vordering opeisbaar is geworden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de vordering erkent, maar zich verzet tegen de snelheid van de dagvaarding. De gedaagde heeft weliswaar betalingen verricht, maar deze zijn niet in overeenstemming met de getroffen regeling. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde aansprakelijk is voor de kosten die zijn ontstaan door het niet nakomen van de betalingsregeling. De vordering van de zorgverzekeraar wordt toegewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 146,74, vermeerderd met rente en kosten. De kosten van de procedure worden begroot op € 275,51, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5625039 \ CV EXPL 17-173
Vonnis van de kantonrechter van 3 mei 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.,
tegen:
A.W.J. Houben, h.o.d.n. In Blans 3B, in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van [X] , geboren te Geleen op [geboortedag X] 1991,
Postbus 1122,
6040 KC Roermond,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[X] is met eisende partij één of meerdere zorgverzekeringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 3 van de Zorgverzekeringwet aangegaan. [X] heeft een achterstand in de betaling van de verschuldigde premie laten ontstaan.
2.2.
Bij de deurwaarder zijn twee dossiers betreffende eisende partij en [X] bekend.
Ter zake de vordering in deze procedure hebben partijen een betalingsregeling getroffen. [X] is deze niet althans niet volledig nagekomen, waardoor deze is komen te vervallen.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat en na vermindering van eis – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 146,74, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat gedaagde partij de vordering erkend althans niet betwist. Deze staat derhalve tussen partijen vast en kan worden toegewezen.
4.2.
Het verweer van gedaagde partij komt er in de kern op neer dat eisende partij te snel tot dagvaarden is overgegaan, hetgeen onnodig kosten met zich brengt. Gedaagde partij beroept zich ter zake op artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.
Nadat [X] had geconstateerd dat zij een termijn van de betalingsregeling was vergeten, heeft zij terstond een bedrag van € 50,00 overgemaakt, zijnde de termijnen van oktober en november 2016. Bij controle van de bankafschriften bleek dat er zelfs tweemaal een bedrag van € 50,00 was overgemaakt en dat de reguliere betalingen aan eisende partij stipt waren nagekomen.
4.3.
Op basis van de stukken constateert de kantonrechter dat eisende partij en [X] een betalingsregeling hadden getroffen en dat [X] deze, om welke reden dan ook, niet stipt is nagekomen. Dit heeft tot gevolg dat deze is komen te vervallen en het restant verschuldigde ineens opeisbaar is. Ondanks het feit dat er daarna nog betalingen zijn verricht, staat geen rechtsregel er aan in de weg gedaagde partij in rechte te betrekken.
Dit leidt er vervolgens toe dat gedaagde partij aansprakelijk te houden is voor de daardoor ontstane kosten. Dat de financiële situatie van gedaagde partij, althans die van [X] , hierdoor wordt verslechterd is geen omstandigheid die ertoe moet leiden dat veroordeling in buitengerechtelijke en proceskosten achterwege moet blijven.
4.4.
Het gevoerde verweer omtrent het niet in acht nemen van artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregeling gerechtsdeurwaarders kan gedaagde partij evenmin baten. Mocht al sprake zijn van schending van voornoemd artikel dan zal gedaagde partij zich tot de Kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam dienen te wenden.
4.5.
Gelet op het voorgaande wordt de verminderde vordering aan eisende partij toegewezen. Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 98,51
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 275,51
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 146,74, vermeerderd met de wettelijke rente over € 181,50 vanaf 14 december 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 275,51,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: plg
coll: