6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft meerdere gegevensdragers met een groot aantal bestanden inhoudende foto’s en video’s met kinderpornografisch materiaal in bezit gehad. Dit materiaal werd bovendien uitgewisseld via bepaalde internetsites. Hij ontving deze bestanden via zijn emailadres en heeft deze via Bullchat geüpload en opgeslagen. De filmpjes ontving hij via Skype. Hij bekeek het materiaal en stuurde sommige bestanden door.
Het via internet verzamelen van kinderpornografisch materiaal is moreel verwerpelijk en maatschappelijk ongewenst. Door het in bezit hebben van de afbeeldingen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de markt voor kinderpornografie en is hij indirect medeverantwoordelijk voor het feit dat met misbruik en de uitbuiting van (hele jonge) kinderen dat materiaal wordt vervaardigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen hierdoor behalve lichamelijk schade, ook ernstige psychische schade oplopen. Daar komt nog bij dat het kinderpornografisch materiaal op internet circuleert, hetgeen betekent dat de hierbij betrokken kinderen tot in lengte van jaren slachtoffer blijven van dit misbruik. De verdachte heeft bij de gevolgen van dit seksuele misbruik kennelijk niet stilgestaan, integendeel zelfs, uit de chatberichten tussen hem en “ [bijnaam] ” van februari 2013 is af te leiden dat hij kindermisbruik niet veroordeelde en zelfs aangaf mee te willen doen aan een ‘gangbang’ met twee meisjes van vijf en zeven jaar.
Daarnaast heeft de verdachte kleding gestolen bij Vroom & Dreesmann . Winkeldiefstal brengt de getroffen winkeliers veel overlast en schade toe. De rechtbank rekent de verdachte ook dit feit ernstig aan.
De psycholoog A. Ernest heeft in eerdergenoemd rapport vermeld –zakelijk weergegeven-
Van belang voor de kans op recidive zijn voornamelijk de beperkte intellectuele capaciteiten en de verslaving aan middelen.
Andere factoren zijn de omgevingsfactoren.
Wanneer de onderzochte zijn dagstructuur en een goed steunsysteem ontbreekt, zal de kans groter zijn dat de onderzochte zich verliest in problematisch gedrag.
Een ambulant behandeltraject zoals reeds gestart bij De Horst, of een vergelijkbare hulpverlenersinstantie, lijkt voldoende te zijn. Een behandeling als bijzondere voorwaarde lijkt het meest passend. De bijzondere voorwaarden zouden ervoor kunnen zorgen dat de onderzochte minder snel geneigd is de behandeling te staken.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met het feit dat zij de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar acht voor zijn handelen met betrekking tot het onder 1. bewezenverklaarde.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als het onder 1. tenlastegelegde en hij gedurende de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld wegens het plegen van winkeldiefstal.
De verdachte heeft verklaard dat hij na zijn aanhouding door de politie hulp heeft gezocht door zich onder behandeling te stellen bij Mondriaan Zorggroep en vervolgens bij FPA De Horst. Het reclasseringsrapport bevestigt dit en geeft aan dat hij gemotiveerd is om te veranderen. De behandelingen waren voornamelijk gericht op zijn verslaving aan zowel verdovende middelen als aan kinderpornografie. Op dit moment heeft de verdachte individuele gesprekken bij De Horst. De reclassering adviseert een meldplicht op te leggen en de verplichting om de behandeling bij de FPK De Horst voort te zetten. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is vanuit reclasseringsoogpunt onwenselijk, want de verdachte is sinds zijn aanhouding hard aan het werk zijn leven te beteren en op het gebied van huisvesting, dagbestedingen en financiën is er een stabiele situatie.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het tijdverloop sinds de datum van de inbeslagneming van het kinderpornografisch materiaal, de inhoud van het reclasseringsrapport en met het feit dat de verdachte onmiddellijk na de inbeslagname hulp voor zijn verslavingen heeft gezocht. Ten slotte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte ter terechtzitting inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten.
Alles overwegende acht de rechtbank het niet passend om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Wel acht zij het passend om aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet blijven melden bij Reclassering Nederland, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht en dat hij wordt verplicht de ambulante behandeling voort te zetten.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 100 uren.
De rechtbank zal, hoewel het onder 1. bewezenverklaarde een zeer ernstig feit bevat, in weerwil van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat zij de verwachting heeft dat de verdachte, met name gezien het feit dat hij op vrijwillige basis hulp heeft gezocht voor zijn verslavingen, inziet dat hij de norm aanmerkelijk heeft overschreden en inmiddels een vaste baan heeft waarin hij veertig uren per week werkzaam is, onder toezicht van de reclassering in staat is de discipline op te brengen een taakstraf te voldoen binnen de daarvoor gestelde periode én dat hij zich niet meer zal schuldig maken aan overtreding van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat met haar beslissing recht wordt gedaan aan de omstandigheden van dit concrete geval en daarmee te handelen naar het oogmerk van de wetgever, dat op de eerste plaats is gericht op het bewerkstelligen van een verandering van het gedrag van de veroordeelde en diens resocialisatie.
Ten slotte heeft de rechtbank bij de strafoplegging toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen dat opnieuw strafbare feiten worden gepleegd.