ECLI:NL:RBLIM:2017:3912

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
04-976415-10
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie, gelet op beperkte aandeel van verdachte. De rechtbank acht wel sprake van medeplegen van witwassen.

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 5, 10 en 12 april 2017, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte onder andere het witwassen van geldbedragen, voertuigen en sieraden, en deelname aan een organisatie gericht op het witwassen van crimineel vermogen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding partieel nietig was, omdat bepaalde onderdelen te vaag waren geformuleerd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de deelname aan een criminele organisatie, maar dat er wel bewijs was voor het medeplegen van witwassen, met name met betrekking tot een geldbedrag van 120.000 euro en een geldbedrag van 10.800 euro. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 04/976415-10
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E. Gorsselink (loco mr. J.C. Oudijk), advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 5, 10 en 12 april 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn op 5 april 2017 verschenen. Op 10 en 12 april 2017 is enkel de raadsman van verdachte verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen dan wel witwassen van geldbedragen en/of voertuigen en/of sieraden;
feit 2:deel heeft genomen aan een organisatie gericht op het witwassen van geldbedragen en/of voertuigen en/of sieraden.

3.Partiële nietigheid dagvaarding

De raadsman heeft bepleit de dagvaarding partieel nietig te verklaren met betrekking tot het onderdeel ‘een of meer ander(e) voorwerp(en)’ in het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het, gelet op de omvang van het dossier, onvoldoende duidelijk is op welke voorwerpen met dit onderdeel wordt gedoeld.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de dagvaarding met betrekking tot het onder
1. primair en subsidiair ten laste gelegde partieel nietig is met betrekking tot het onderdeel ‘een of meer ander(e) voorwerp(en)’. De rechtbank overweegt dat ‘een of meer ander(e) voorwerp(en)’ een te ruime en te veelomvattende aanduiding is. In de tenlastelegging wordt een aantal waarde-goederen dat in beslag is genomen tijdens de verschillende doorzoekingen specifiek opgenomen. Voor het onderdeel ‘een of meer ander(e) voorwerp(en)’ wordt vervolgens door de officieren van justitie ter terechtzitting verwezen naar de overige waarde-goederen die tijdens de doorzoekingen in beslag zijn genomen en op de beslaglijst staan vermeld. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op het zeer omvangrijke dossier, niet kan worden volstaan met deze enkele verwijzing, hetgeen leidt tot partiële nietigheid.
De rechtbank komt voorts ambtshalve tot het oordeel dat de dagvaarding met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde eveneens partieel nietig is met betrekking tot het onderdeel ‘een geldbedrag van ongeveer 65.097 euro (contante betaling kasbons aan toonder in België in januari 2002)’. Ter zitting is de tenlastelegging op vordering van de officier van justitie gewijzigd, in die zin dat verdachte in het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde wordt verweten dat hij in de periode van periode van 22 september 2007 tot en met 7 februari 2012 witwashandelingen heeft gepleegd, welke onder andere zouden hebben bestaan uit een contante betaling van een geldbedrag in januari 2002, terwijl deze handeling buiten de ten laste gelegde periode valt. Dat is naar oordeel van de rechtbank innerlijk tegenstrijdig en daarom is de tenlastelegging in zoverre nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor wat betreft het overige deel geldig is.
4
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Inleiding
Aan verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] (zijn moeder), [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (zijn grootouders) wordt ten laste gelegd dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan het (gewoonte) witwassen van crimineel vermogen (het onder 1 ten laste gelegde) en deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk witwassen (het onder 2 ten laste gelegde).
Deze vier verdachten zijn naar voren gekomen in verschillende strafrechtelijke onderzoeken naar [persoon 1] , de vader van verdachte, de toenmalig echtgenoot van medeverdachte [medeverdachte 1] en zoon van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , betreffende overtredingen van de Opiumwet en witwassen. In deze onderzoeken zijn op 8 mei 2010, 23 mei 2011 en 7 februari 2012 doorzoekingen verricht in onder andere de woningen aan de [adres 1] te Venlo, zijnde de woning van [persoon 1] en medeverdachte [medeverdachte 1] , en aan de [adres 2] te Venlo, zijnde de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Iedere doorzoeking heeft geresulteerd in beslaglegging op geld en/of waarde-goederen.
Uit het dossier komt naar voren dat [persoon 1] in 1992 in Duitsland is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf wegens de invoer van en handel in verdovende middelen. In 2001 is hij door de toenmalige rechtbank Roermond veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf ter zake drugsdelicten gepleegd in 2000. Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in 2003 is hem, naar aanleiding van deze feiten, tevens een ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegd voor een bedrag van 650.000 euro. Vervolgens is [persoon 1] op 4 januari 2011 door de rechtbank in Hasselt (België) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar in verband met betrokkenheid bij een grootschalig amfetaminelaboratorium dat in mei 2010 werd opgerold. Voorts is de rechtbank naar aanleiding van eerdere (regie)zittingen in deze zaak bekend met het feit dat [persoon 1] daarna in Duitsland ook nog is veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf in verband met opiumwetdelicten.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat het onder 1 primair - met uitzondering van de geldbedragen en sieraden aangetroffen op de [adres 3] te Venlo en het geld aangetroffen op de [adres 4] te Deurne alsmede de contante betaling van het geldbedrag in 2002 – en het onder 2 ten laste gelegde wordt bewezenverklaard. Daartoe hebben de officieren van justitie – zoals vervat in hun schriftelijke requisitoir – het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De officieren van justitie hebben in het kader van de bewijsvoering gewezen op de volgende bewijsmiddelen:
  • het onderzoek naar de rekeningen bij de [naam bank 1] te Maaseik;
  • het aantreffen van de grote geldbedragen in geheime bergplaatsen, en van auto’s en sieraden in/bij de woningen aan de [adres 1 en 2] te Venlo op 8 mei 2010, 23 mei 2011 en 7 februari 2012;
  • de wetenschap van de verdachten dat [persoon 1] zich bezig hield met drugscriminaliteit;
  • het feit dat er ook na de aanhouding van [persoon 1] nog geldbiljetten die in de woning in een geheime bergplaats achter de koelkast zijn aangetroffen bij [naam bank 2] zijn geweest;
  • het aantreffen van dacty- en/of DNA-sporen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de verpakkingen/elastieken van de geldbiljetten;
  • op/in tassen die gevonden zijn bij de doorzoeking in [adres 1] zat grond, waarvan het NFI rapporteert dat de kans dat de grond uit de kruipruimte van [adres 2] komt veel waarschijnlijker is dan dat deze grond uit de kruipruimte van [adres 1] komt;
  • de inhoud van de OVC-gesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ;
  • de inhoud van een tapgesprek van [persoon 2] , waaruit blijkt dat hij wetenschap had van de hoogte van het aangetroffen geld in de bergruimte achter de koelkast op een moment dat het geld nog niet is geteld;
  • het OVC-gesprek tussen [persoon 2] en [persoon 3] waaruit blijkt dat verdachte wordt ingezet om geld op te halen;
  • twee telefoongesprekken van 21 januari 2011 tussen [persoon 1] en medeverdachte [medeverdachte 1] ;
  • het feit dat verdachte minstens drie keer naar de [naam bank 1] is geweest in verband met de rekeningen die op zijn naam waren geopend, namelijk op 7 november 2008 om [persoon 1] als gevolmachtigde toe te voegen, op 10 juli 2009 toen hij opdracht gaf tot verkoop en op 22 juli 2009 toen hij samen met medeverdachte [medeverdachte 2] het geld heeft opgehaald;
  • in de slaapkamer van verdachte wordt in 2010 een geldbedrag van meer dan 10.000 euro aangetroffen;
  • de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over het geld dat in hun woning is aangetroffen;
  • de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] dat zij geld in haar woning voor iemand bewaarde, waarbij zij later aangeeft dat het geld van [persoon 1] is;
  • de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] over het storten van geld afkomstig van [persoon 1] op de rekeningen van de [naam bank 1] ten behoeve van de aankoop van kasbons, dat [persoon 1] geld telde in de schuur, dat [persoon 1] het geld heeft verdiend met drugshandel/-productie en dat [persoon 1] het door hem verdiende geld naar zijn ouders bracht alwaar het werd bewaard;
  • verdachte weet van de criminele activiteiten van zijn vader en het feit dat het geld een criminele herkomst had, maar leeft er goed van, rijdt in dure auto’s en heeft in 2008 twee auto’s op naam staan.
De verdachten maakten bovendien in hun dagelijks levensonderhoud gebruik van het criminele geld, hetgeen blijkt uit het voorhanden hebben van dure auto’s en sieraden alsmede hun uitgaven patroon dat niet in verhouding stond tot de legale inkomsten.
Verder hebben de officieren erop gewezen dat alle vier de verdachten zich bewust waren van de aanwezigheid van het criminele geld, zich gezamenlijk hebben ingezet het geld te verbergen, er ook allemaal van hebben geprofiteerd en een gezamenlijk opzet hadden op het witwassen. Dit alles maakt dat zij in de ogen van de officieren van justitie ook verantwoordelijk zijn – al dan niet via voorwaardelijk opzet – voor de uitgaven/aankopen en andere feitelijke handelingen van de medeverdachten met het criminele geld. Alle vier de verdachten hebben ook een bijdrage gehad van voldoende gewicht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Uit het dossier blijkt bovendien volgens de officieren van justitie dat alle verdachten, allen familieleden van [persoon 1] , ieder voor zich en gezamenlijk een rol hebben gespeeld in het witwassen van het door [persoon 1] al dan niet samen met anderen verdiende criminele geld:
  • er is cash geld gestort op bankrekeningen in het buitenland;
  • bankrekeningen zijn op hun naam gezet, waarna verdachten gezamenlijk geld zijn gaan ophalen;
  • zij hebben gezamenlijk geld verpakt, geseald en vervolgens verstopt. Er is ook geld van de ene woning naar een verstopplaats in de andere woning gebracht door verdachten;
  • zij hebben wisselende en leugenachtige verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld;
  • ze hebben contant geld aangenomen en uitgegeven, waarvan zij wisten dat het geen legale herkomst had.
De verdachten wisten van elkaars handelen en hebben dit gezamenlijk gedaan. Dit gedurende enkele jaren en zelfs meerdere doorzoekingen alsmede verhoren als verdachten hebben hen er niet van weerhouden om door te gaan.
Uit bovengenoemde blijkt volgens de officieren van justitie het door de Hoge Raad vereiste gestructureerde en duurzame samenwerkingsverband dat noodzakelijk is om te komen tot een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie. Deze familie is volgens het openbaar ministerie een criminele organisatie daar waar zij zich gezamenlijk richten op het witwassen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld – zoals vervat in de overgelegde pleitnota – dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs met betrekking tot verdachte’s wetenschap, daderschap dan wel medeplegen. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – de volgende punten aangevoerd:
  • het geldbedrag van 65.097 euro valt buiten de -na wijziging tenlastelegging- ten laste gelegde periode;
  • de kasbonnen betreffende het geldbedrag van 120.000 euro zijn ook aangekocht buiten de ten laste gelegde periode;
  • het zijn van bewoner van de woning aan de [adres 1] te Venlo – hetgeen wordt betwist – is onvoldoende om een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het witwassen van het aangetroffen geldbedrag van 275.790 euro bewezen te verklaren;
  • het dossier bevat – ondanks uitvoerig onderzoek – geen bewijs voor verdachte’s betrokkenheid bij de in/bij de woningen aan de [adres 1 en 2] te Venlo aangetroffen geldbedragen, auto’s en sieraden. Er zijn geen sporen, geen gesprekken en geen verklaringen die in de richting van verdachte wijzen. Het enkele OVC-gesprek van 24 september 2011 en de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn bij gebrek aan steunbewijs onvoldoende;
  • met betrekking tot de rekeningen in België is het evident dat verdachte de rekeningen bij de [naam bank 1] in Maaseik (België) niet heeft geopend. Hij is zelfs niet alleen naar de bank gegaan, maar samen met en in opdracht van zijn familie. Het onder deze omstandigheden beschikbaar stellen van je rekening is dan ook niet voldoende om te spreken van medeplegen van witwassen.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie heeft de raadsman aangevoerd dat het bestaan van een familierelatie op zichzelf al een bepaald samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur met zich meebrengt. Echter, bij het bestaan van een criminele organisatie gaat het er om dat die samenwerking, duurzaamheid en structuur ziet op deelname aan een criminele organisatie en niet het zijn van een familie. Het dossier bevat echter enkel aanwijzingen dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de bankrekeningen in België, maar deze rol kan ten hoogste als katvanger worden aangemerkt. Bovendien is alleen deelname aan dit onderdeel onvoldoende om te stellen dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie gericht op het witwassen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Het toetsingskader witwassen (feit 1)
Bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit stelt de rechtbank het volgende voorop. Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel “afkomstig uit enig misdrijf ” bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kán zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Daarbij ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
Daarbij moeten de volgende stappen worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat deze een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp. Zo een verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat deze eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank zal het verwijt dat verdachte wordt gemaakt aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.
Het geldbedrag van 120.000 euro (juli 2009)
Op 6 augustus 2004 werden drie rekeningen geopend bij de [naam bank 1] te Maaseik (België) op naam van [verdachte] door zijn wettelijk vertegenwoordiger [persoon 1] , te weten:
- een beleggersrekening met het nummer [rekeningnummer 1] ; [2]
- een spaarrekening met het nummer [rekeningnummer 2] ; [3]
- een effectenrekening met het nummer [rekeningnummer 3] . [4]
Op 6 augustus 2004 wordt op de beleggersrekening een bedrag van 133.233,31 euro gestort [5] .
Uit nader onderzoek naar de herkomst van dit bedrag komt het volgende naar voren:
Op 18 juni 2001 worden door medeverdachte [medeverdachte 1] , de moeder van verdachte, bij de [naam bank 1] in Maaseik zogenaamde ‘kasbons’ aangekocht voor een bedrag van 120.000 euro. Als wijze van betaling wordt op het formulier [6] “in speciën” vermeld. Dit betekent dat het gehele bedrag contant gestort is. [7]
Het bedrag van 120.000 euro betreffende de aangekochte kasbons is gedurende de looptijd van de coupures aangegroeid tot een bedrag van 133.233,31 euro. Dit bedrag wordt direct na het einde van de looptijd van de kasbons op 6 augustus 2004 overgeboekt naar de beleggersrekening [rekeningnummer 1] . [8]
Volgens het formulier "Terugbetaling met gekapitaliseerde interesten van obligaties van
Belgische oorsprong" heeft [verdachte] op 6 augustus 2004 opdracht gegeven tot storting van een bedrag van 133.233,10 euro op de net geopende beleggersrekening [rekeningnummer 1] . [9]
Op 7 november 2008 wordt [persoon 1] door [verdachte] , als rekeninghouder
van de beleggersrekening [rekeningnummer 1] en de spaarrekening [rekeningnummer 2] toegevoegd als gevolmachtigde voor deze rekeningen. [10] Tevens wordt op deze datum [persoon 1] door verdachte toegevoegd als gevolmachtigde voor effectenrekening [rekeningnummer 3] . [11]
Op 10 juli 2009 wordt door verdachte opdracht gegeven tot terugbetaling van fondsen op de beleggersrekening [rekeningnummer 1] , welke fondsen gekoppeld waren aan de effectenrekening [rekeningnummer 3] . Deze fondsen hebben op dat moment een geschatte waarde van 120.923,40 euro. Het opdrachtformulier wordt ondertekend door [verdachte] te Maaseik. [12]
Op 22 juli 2009 wordt door verdachte aan de [naam bank 1] opdracht gegeven om de effectenrekening [rekeningnummer 3] af te sluiten. Ook dit formulier wordt ondertekend door [verdachte] . [13]
Volgens de bankafschriften wordt op 22 juli 2009 ook het resterende saldo van 121.277,76 euro van de beleggersrekening overgeboekt naar de spaarrekening [rekeningnummer 2] en van deze rekening op dezelfde datum het resterende saldo van 121.488,58 euro op de spaarrekening contant opgenomen. [14]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij destijds in 2001 en 2002 de cash bedragen heeft gestort voor de aankoop van de kasbons. De gelden voor de aankoop van de kasbons had zij gekregen van [persoon 1] . [persoon 1] heeft haar die gelden contant gegeven en zij heeft die in zijn opdracht naar de [naam bank 1] in Maaseik gebracht en gestort. Later is dat bedrag door [verdachte] , in het bijzijn van zijn opa [medeverdachte 2] , weer contant opgenomen. [15]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met verdachte naar België is gereden. Verdachte heeft zijn geld aangepakt. Hij had papieren bij zich en die heeft hij daar afgegeven. Hij heeft zijn geld daar gebeurd. Het stond op verdachte’s naam; dat zal hij wel van zijn vader hebben gekregen
. [16]
Verdachte heeft verklaard dat hij van zijn vader of opa te horen kreeg dat hij mee moest naar de bank in België. [17] Hij denkt dat zijn opa hem toen naar België heeft gereden. Hij herinnert zich dat hij bij de bank formulieren heeft moeten ondertekenen. Hij heeft bij de bank in ieder geval niet het woord gevoerd, dat zal zijn opa gedaan hebben. Hij denkt dat zijn opa het geld in ontvangst heeft genomen. [18]
Overwegingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] in opdracht van haar toenmalige echtgenoot [persoon 1] in juni 2001 met een contant geldbedrag van 120.000 euro bij de [naam bank 1] in Maaseik (België) kasbons heeft aangekocht. Dit contante geld was afkomstig van [persoon 1] . Dit bedrag werd later – met alle heffingen en rentes – gestort op de rekening op naam van verdachte en [persoon 1] en door verdachte in aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte 2] in juli 2009 opgehaald.
De rechtbank overweegt dat [persoon 1] op in 1992 en 2001 is veroordeeld tot forse gevangenisstraffen in verband met drugsdelicten, waarmee – gelet op de hoogte van de daarna nog toegewezen ontnemingsvordering – kennelijk grote geldbedragen zijn verdiend. Verdachte heeft een aantal rekeningen bij een bank in België op zijn naam staan, waarvan hij vervolgens in 2008 [persoon 1] als gevolmachtigde laat opnemen. Vervolgens geeft hij in 2009 opdracht tot sluiting van de rekening en haalt hij samen met medeverdachte [medeverdachte 2] een contant geldbedrag van ruim 120.000 euro op. Anders dan verdachte heeft verklaard stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die het geld in ontvangst heeft genomen, nu zij er vanuit gaat dat de bank enkel uitbetaalt aan de rekeninghouder, zijnde verdachte. Niet gebleken is daarbij de medeverdachte [medeverdachte 2] gemachtigd was om over deze rekeningen te beschikken.
Bovengenoemde omstandigheden rechtvaardigen naar oordeel van de rechtbank het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag.
De verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de rekeningen en de herkomst van het geld, terwijl hij handelingen heeft verricht ten aanzien van deze rekeningen en [persoon 1] heeft toegevoegd als gevolmachtigde, is naar het oordeel van de rechtbank niet een dergelijke voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring waaruit zou volgen dat de betreffende geldbedragen mogelijk op legale wijze zijn verkregen. Het vermoeden van witwassen is hierdoor onvoldoende ontzenuwd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte – mede in het licht van de veroordelingen van [persoon 1] – in ieder geval de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het geldbedrag op de rekening uit enig misdrijf afkomstig was.
Tussenconclusie 1
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het geldbedrag van 120.000 euro in juli 2009.
De geldbedragen aangetroffen in de woning aan de [adres 1] te Venlo
Op 8 mei 2010 vindt er een doorzoeking plaats van de woning aan de [adres 1] te Venlo. Hierbij wordt onder andere op de andere slaapkamer – niet zijnde de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte 1] – een geldbedrag van 10.800 euro aangetroffen en in beslag genomen. Op deze slaapkamer stond een aantal kunststof opbergboxen. In één van deze opbergboxen bevonden zich meerdere zogenaamde cd-etuis. In één van deze cd-etuis, grijskleurig, bevonden zich diverse coupures geld, naar later bleek in totaal 10.800 euro. [19]
De verdachte heeft verklaard dat hij op de [adres 5] in Straelen (Duitsland) woont en dat hij alleen in de weekenden bij zijn moeder thuis op de [adres 1] in Venlo slaapt. [20]
De rechtbank bezigt de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte tot bewijs, nu deze verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, te weten dat verdachte op de hoogte was van het feit dat op zijn slaapkamer een geldbedrag van 10.800 euro verborgen lag. De kennelijke leugenachtigheid vindt zijn grondslag in de vastgestelde feiten en omstandigheden zoals vervat in de volgende voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.
Uit nader onderzoek naar het verblijfsadres van verdachte komt naar voren dat het adres in Duitsland slechts een postadres lijkt te betreffen en verdachte sinds 1 september 2006 altijd op de [adres 1] te Venlo heeft gewoond. [21] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte bij haar op het adres aan de [adres 1] te Venlo woont. Hij staat ingeschreven op het adres in Duitsland, maar verblijft feitelijk altijd bij haar in Venlo. [22] Het adres in Duitsland was volgens de verhuurder niet eens gemeubileerd. [23]
Overwegingen
Zoals reeds eerder overwogen is [persoon 1] in 1992 en 2001 veroordeeld tot forse gevangenisstraffen in verband van drugsdelicten, waarmee – gelet op de toegewezen ontnemingsvordering – kennelijk grote geldbedragen zijn verdiend. Vervolgens wordt er – zoals de rechtbank op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vaststelt – nadat verdachte in 2009 een groot contant geldbedrag van de Belgische rekening op naam van verdachte en [persoon 1] heeft afgehaald, op 7 februari 2010 een contant geldbedrag van 10.800 euro in zijn slaapkamer wordt aangetroffen. Dit geldbedrag zit verstopt in een cd-etui.
Deze omstandigheden rechtvaardigen naar oordeel van de rechtbank het vermoeden dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat dit anders is.
Verdachte heeft echter geen verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het geld - ondanks het vermoeden van witwassen - toch een legale herkomst kent. Integendeel, verdachte heeft naar oordeel van de rechtbank een kennelijk leugenachtige verklaring afgelegd met betrekking tot zijn verblijfplaats om de waarheid te bemantelen dat hij wetenschap had van het geldbedrag dat in zijn slaapkamer verborgen lag.
Het vermoeden van witwassen is daarmee onvoldoende ontzenuwd. Dat betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van 10.800 euro – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig is.
De wijze van bewaren van het geldbedrag, namelijk op een verborgen en ongebruikelijke plaats, maakt dat er volgens de rechtbank sprake is van het verhullen of verbergen van de werkelijk aard of herkomst van het geldbedrag dan wel de rechthebbende daarop.
Tussenconclusie 2
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen ( [persoon 1] en [medeverdachte 1] ) schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het geldbedrag van 10.800 euro op 8 mei 2010.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken met betrekking tot de overige in de woning aan de [adres 1] te Venlo op 8 mei 2010 en 23 mei 2011 aangetroffen geldbedragen, nu het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze bedragen.
De voorwerpen aangetroffen op de [adres 1] te Venlo
Mercedes [kenteken 1]
Op 7 februari 2012 vindt er een doorzoeking plaats van de woning aan de [adres 1] te Venlo en daarbij wordt een Mercedes met het kenteken [kenteken 1] aangetroffen en in beslag genomen. [24]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de betreffende Mercedes door [persoon 1] was gekocht voor [persoon 8] . Vervolgens is zij samen met verdachte deze Mercedes gaan ophalen. Na enig aandringen hebben zij de sleutel gekregen en is verdachte de auto met kentekenbewijzen gaan ophalen in een parkeergarage. Medeverdachte [medeverdachte 1] is de auto vervolgens zelf gaan gebruiken. [25]
Overwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn moeder, medeverdachte [medeverdachte 1] , is meegegaan om de auto welke zijn vader [persoon 1] voor [persoon 8] had gekocht terug te halen.
Gelet op de eerdere overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de vermoedelijke criminele herkomst van het geld van [persoon 1] mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat dit anders is.
Verdachte heeft echter geen verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het geld betreffende de aankoop van de auto - ondanks het vermoeden van witwassen - toch een legale herkomst kent. Integendeel, verdachte verklaard niet alleen wisselend over de betreffende auto, maar heeft ook in tegenspraak met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ontkend dat deze Mercedes aan zijn moeder toebehoort. Het vermoeden van witwassen is daarmee onvoldoende ontzenuwd. Dat betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan zijn dan dat de betreffende Mercedes is gekocht met criminele gelden en dat verdachte zich door het terughalen daarvan samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en [persoon 1] schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze auto.
Tussenconclusie 3
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen ( [persoon 1] en [medeverdachte 1] ) schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de Mercedes op 7 februari 2012.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken met betrekking tot de overige in en bij de woning aan de [adres 1] te Venlo op 8 mei 2010, 23 mei 2011 en 7 februari 2012 aangetroffen sieraden en auto’s, nu het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen.
De geldbedragen en voorwerpen aangetroffen op de [adres 2] te Venlo
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken met betrekking tot de in en bij de woning van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 8 mei 2010, 23 mei 2011 en 7 februari 2012 aangetroffen geldbedragen en de Volkswagen Golf en de op 24 februari 2012 bij medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen Rolex, nu het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen.
De [adres 4] te Deurne en [adres 3] te Venlo
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van de verdachte bij de geldbedragen en sieraden welke in 2012 in beslag zijn genomen in de woningen aan de [adres 4] te Deurne en de [adres 3] te Venlo, niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 22 september 2007 tot en met 7 februari 2012 in Nederland en in België samen met anderen de volgende geldbedragen en auto heeft witgewassen:
  • een geldbedrag van ongeveer 120.000 euro;
  • een geldbedrag van ongeveer 10.800 euro;
  • een Mercedes [kenteken 1] .
Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van drie witwashandelingen gepleegd over een periode van drie jaar, is naar oordeel van de rechtbank geen sprake van een zodanige duur en frequentie van de handelingen dat sprake is geweest van een gewoonte, zodat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van witwassen wettig en overtuigend bewezen.
Criminele organisatie (feit 2)
Voor een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden vastgesteld dat er sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen, waarbij het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven.
Een persoon is deelnemer aan de organisatie indien hij of zij behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, dan wel indien hij of zij dergelijke gedragingen ondersteunt.
Hoewel de rechtbank het met de verdediging eens is dat het enkele bestaan van een familierelatie tussen de verschillende verdachten niet meteen met zich meebrengt dat er sprake is van een criminele organisatie, is de rechtbank van oordeel dat er van een dergelijke organisatie wel sprake is geweest. Uit het dossier blijkt namelijk dat [persoon 1] zijn, middels drugsdelicten verdiende, gelden met hulp zijn van familieleden heeft bewaard met als doel deze uit het zicht te houden. De verdachten hebben daarbij gedurende langere tijd samengewerkt om de door [persoon 1] verdiende gelden in hun woningen te verbergen en de herkomst daarvan te verhullen. Ook hebben de verdachten met deze gelden aangeschafte auto’s en/of sieraden voorhanden gehad. Uit het dossier blijkt ook dat er daarbij ook sprake is geweest van een bepaalde rolverdeling.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet, is of verdachte ook tot deze organisatie behoort. Die vraag wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord.
De rechtbank heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van witwassen verdachte’s betrokkenheid vastgesteld bij het geldbedrag van 120.000 euro in juli 2009, het geldbedrag van 10.800 euro op 8 mei 2010 en de Mercedes op 7 februari 2012.
Met betrekking tot de overige ten laste gelegde geldbedragen en voorwerpen is verdachte vrijgesproken. De rechtbank acht deze bijdrage te gering om te oordelen dat verdachte daarmee tot deze organisatie heeft behoord en voldoende aandeel heeft gehad in de gedragingen die strekken tot de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten het verbergen van de door [persoon 1] verdiende criminele gelden en het verhullen van de herkomst daarvan.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. subsidiair
in de periode van 1 juli 2009 tot en met 7 februari 2012 in Nederland en in België tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, van voorwerpen, namelijk geldbedragen en een voertuig, te weten
- een geldbedrag van ongeveer 120.000 euro (opbrengst verkoop effecten in België in juli 2009) en
- een geldbedrag van ongeveer 10.800 euro (doorzoeking [adres 1] Venlo op 8 mei 2010) en
- een Mercedes [kenteken 1] (doorzoeking [adres 1] Venlo op 7 februari
2012),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, verborgen en verhuld en verhuld wie rechthebbenden op deze voorwerpen zijn en deze voorwerpen voorhanden heeft gehad, terwijl zij wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en hebben zij, verdachte en zijn mededaders, bovenomschreven voorwerpen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl zij wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1 subsidiair:medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben op grond van hetgeen zij bewezen hebben geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 105 dagen, met daarnaast een voorwaardelijk deel voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaar alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. Bij de strafeis is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de proceshouding van verdachte, waarbij hij geen openheid van zaken heeft willen geven, het strafblad van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat gewezen op huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn, de beperkte rol welke verdachte ten opzichte van de medeverdachten heeft vervuld en de omstandigheden waarin verdachte is opgegroeid. Gelet op deze omstandigheden heeft de raadsman verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en voor het overige de strafeis van de officier van justitie te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen in een periode van drie jaar schuldig gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft in deze periode tot drie maal toe een aandeel gehad in de witwashandelingen betreffende een geldbedrag van in totaal 130.800 euro en een Mercedes.
Dit is een ernstig feit. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
In de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) uit 2012 wordt in geval van witwassen bij een benadelings-bedrag van 125.000 euro tot 250.000 euro een gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden als oriëntatiepunt genoemd. Gelet op het benadelingsbedrag van ruim 130.000 euro zal de rechtbank een gevangenisstraf van 9 maanden als uitgangspunt hanteren.
De rechtbank heeft vervolgens gekeken of er reden is van dit uitgangspunt af te wijken.
Daarbij houdt de rechtbank allereerst rekening met de proceshouding van verdachte, waarbij hij op geen enkel manier openheid van zaken en inzicht in zijn handelen heeft willen geven.
Tevens heeft de rechtbank gekeken naar de rol van verdachte. In tegenstelling tot de medeverdachten heeft verdachte slechts een beperkt aandeel gehad in het witwassen en is hij geen onderdeel geweest van de criminele organisatie. Voorts heeft verdachte nooit een ander leven gekend. De rechtbank zal dit in het voordeel van verdachte meewegen.
De rechtbank houdt bij haar overwegingen ten aanzien van de op te leggen straf eveneens ten voordele van verdachte rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten, alsmede de overschrijding van de redelijke termijn. Tussen de aanhouding van verdachte op 7 februari 2012 en het wijzen van het onderhavige vonnis op 26 april 2017 is immers een periode van meer dan twee jaren verstreken, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding van ruim drie jaar, rechtvaardigen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsrapportage d.d. 30 november 2015, waaruit blijkt dat verdachte zijn leven weer op orde heeft en beschikt over een vaste baan en huisvesting. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte deze positieve ontwikkeling heeft kunnen voortzetten.
Gelet op dit alles, en met name gelet op de beperkte rol van verdachte, acht de rechtbank het niet meer opportuun om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur dan de tijd welke verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op te leggen.
Alles overwegend acht de rechtbank dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 75 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar, in combinatie met een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officieren van justitie is gevorderd, nu zij tot een mindere bewezenverklaring komt dan aan de eis van de officieren van justitie ten grondslag lag.

7.Het beslag

7.1
Verbeurdverklaring
7.2
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden verbeurdverklaard:
Onderzoek Torenvalk, 2010
1. Geldbedrag € 274.890,-
3. Fiat Abarth, chassisnummer * [nummer 1]
4. Porsche 911, chassisnummer [nummer 2]
5. 9 gouden ringen
Onderzoek Condor, 2011
1. Geldbedrag € 4.350.025,-
2. A1-008: gouden hanger aan lederen koord
3. Al-010: horloge Cartier
4. A1-012 rood doosje Cartier
11. Al-028 doosje Compact Condor met inhoud/sleutel
12. Al-029 sporttas Enrico Benetti kleur zwart/grijs (verpakking geld)
13. Al-l-1-1 monster grind uit kruipruimte
14. Al-0-1-1-1 grijze vuilniszak met daarin meerdere zakken/enveloppen (verpakking geld)
15. A1-0-1-1-11 bankpas Fortis nr. 0406 2665 5702 000
16. A1-0-1-2 blauwe sporttas Arena (verpakking geld)
17. A1-0-1-3 3 vuilniszakken met AH-tas daarin (verpakking geld)
18. A1-0-1-4 grijze weekendtas Enrico Benetti (verpakking geld)
19. A1-0-105 zwarte weekendtas in een blauwe plastic zak (verpakking geld
20. A1-0-1-6 zwarte tas Armani (verpakking geld)
Onderzoek Visarend, 2012
1. Mercedes, kenteken [kenteken 1]
5. A2-005 kentekenbewijs, APK-rapport, groene klaart en sleutels Mercedes-Benz
6. A2-016 diverse sleutels, w.o. Porsche Mercedes Craft Abus Edge en zonder merk.
Deze voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien die voorwerpen aan verdachte toebehoren en deze door middel van het strafbare feit is verkregen dan wel met betrekking tot die voorwerpen het feit is begaan.
7.3
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de volgende inbeslaggenomen goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer:
Onderzoek Torenvalk:
2. Valse bankbiljetten twv € 900,-
[adres 5] Straelen (BRD)
2. zakje met plantenresten (pv p. 10157)
Deze voorwerpen behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door haar begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.
7.4
Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voorts de volgende voorwerpen in beslag zijn genomen:
Onderzoek Condor, 2011
5. Al-019-1 loonstrookje 0110
6. Al-019-2 loonstrookje 0210
7. A1-019-3 loonstrookje 0310
8. Al-019-4 t/m Al-0l9-8 provisie-overzichten
9. A1-022-1 en Al-022-2 scheldkaarten
10. A1-027 diverse losse bescheiden
Garagebox Genbroekstraat
1. H1-001 metertje
2. H1-002 nippel
3. H1-003 koperkleurig blikje
4. H1-004 notitieblaadje
5. H1-005 handschoentjes
6. H1-006 vuilniszak uit grond
Onderzoek Visarend, 2012
2. A2-004-01 factuur [naam]
3. A2-004-02 factuur [naam]
4. A2-004-3 DVD
[adres 5] Straelen (BRD)
1. brieven
(pv p. 10157)
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze te worden teruggegeven aan verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 63, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
  • verklaart de dagvaarding partieel nietig met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde onderdeel ‘een of meer ander(e) voorwerp(en)’;
  • verklaart de dagvaarding partieel nietig met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde onderdeel ‘een geldbedrag van ongeveer 65.097 euro (contante betaling kasbons aan toonder in België in januari 2002)’.

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van de
onder 1 primair en het onder 2ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt de verdachte voor het onder
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Beslag
-
verklaart verbeurdde volgende in beslag genomen voorwerpen:

Onderzoek Torenvalk, 2010

1. Geldbedrag € 274.890,-
3. Fiat Abarth, chassisnummer * [nummer 1]
4. Porsche 911, chassisnummer [nummer 2]
5. 9 gouden ringen

Onderzoek Condor, 2011

1. Geldbedrag € 4.350.025,-
2. A1-008: gouden hanger aan lederen koord
3. Al-010: horloge Cartier
4. A1-012 rood doosje Cartier
11. Al-028 doosje Compact Condor met inhoud/sleutel
12. Al-029 sporttas Enrico Benetti kleur zwart/grijs (verpakking geld)
13. Al-l-1-1 monster grind uit kruipruimte
14. Al-0-1-1-1 grijze vuilniszak met daarin meerdere zakken/enveloppen (verpakking geld)
15. A1-0-1-1-11 bankpas Fortis nr. 0406 2665 5702 000
16. A1-0-1-2 blauwe sporttas Arena (verpakking geld)
17. A1-0-1-3 3 vuilniszakken met AH-tas daarin (verpakking geld)
18. A1-0-1-4 grijze weekendtas Enrico Benetti (verpakking geld)
19. A1-0-105 zwarte weekendtas in een blauwe plastic zak (verpakking geld
20. A1-0-1-6 zwarte tas Armani (verpakking geld)

Onderzoek Visarend, 2012

1. Mercedes, kenteken [kenteken 1]
5. A2-005 kentekenbewijs, APK-rapport, groene klaart en sleutels Mercedes-Benz
6. A2-016 diverse sleutels, w.o. Porsche Mercedes Craft Abus Edge en zonder merk
-
onttrekt aan het verkeerde volgende in beslag genomen voorwerpen:

Onderzoek Torenvalk:

2. Valse bankbiljetten twv € 900,-

[adres 5] Straelen (BRD)

2. zakje met plantenresten (pv p. 10157)
- gelast de
teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte:

Onderzoek Condor, 2011

5. Al-019-1; loonstrookje 0110
6. Al-019-2 loonstrookje 0210
7. A1-019-3 loonstrookje 0310
8. Al-019-4 t/m Al-0l9-8 provisie-overzichten
9. A1-022-1 en Al-022-2 scheldkaarten
10. A1-027 diverse losse bescheiden

Garagebox Genbroekstraat

1. H1-001 metertje
2. H1-002 nippel
3. H1-003 koperkleurig blikje
4. H1-004 notitieblaadje
5. H1-005 handschoentjes
6. H1-006 vuilniszak uit grond

Onderzoek Visarend, 2012

2. A2-004-01 factuur [naam]
3. A2-004-02 factuur [naam]
4. A2-004-3 DVD

[adres 5] Straelen (BRD)

1. brieven(pv p. 10157)
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. A. K. Kleine en mr. P. van Blaricum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2017.
Mr. A.K. Kleine en P. van Blaricum zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na vordering wijziging tenlastelegging – ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2007 tot en met 7 februari 2012 te Venlo, althans in Nederland, en/of in België en/of op een of meer plaatsen elders in Europa, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), van (een) voorwerp(en), namelijk (een) geldbedrag(en) en/of (een) voertuig(en) en/of (een) siera(a)d(en), te weten
- een geldbedrag van ongeveer 65.097 euro (contante betaling kasbons aan toonder in België in januari 2002) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 120.000 euro (opbrengst verkoop effecten in België in juli 2009) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 275.790 euro en/of een Fiat 500 Abarth en/of een Porsche 911 Carrera en/of negen, althans een aantal gouden ringen (doorzoeking [adres 1] Venlo op 8 mei 2010)
en/of een geldbedrag van ongeveer 60.250 euro (doorzoeking [adres 2] te Venlo op 8 mei 2010) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 4.350.000 euro (doorzoeking [adres 1] Venlo op 23 mei 2011) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 61.450 euro (doorzoeking [adres 2] Venlo op 23 mei 2011) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 350.000 euro (doorzoekingen [adres 4] te Deurne op 2 februari 2012) en/of
- een Mercedes [kenteken 1] (doorzoeking [adres 1] Venlo op 7 februari
2012) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 840.000 euro en/of een Volkswagen Golf [kenteken 2] (doorzoeking [adres 2] Venlo op 7 februari 2012) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 70.000 euro en/of een hoeveelheid sieraden (doorzoekingen [adres 3] te Venlo op 7 februari 2012) en/of
- een horloge van het merk Rolex en/of
- een of meer ander(e) voorwerp(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verhuld wie rechthebbende(n) op dit/deze voorwerp(en) is/zijn en/of dit/deze voorwerp(en) voorhanden heeft gehad,terwijl hij/zij wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of heeft/hebben hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), bovenomschreven voorwerp(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij/zij wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middelijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
althans indien ter zake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2007 tot en met 7 februari 2012 te Venlo, althans in Nederland, en/of op een of meer plaatsen elders in Europa, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, van voorwerpen, namelijk (een) geldbedrag(en) en/of een voertuig en/of (een)siera(a)d(en), te weten
- een geldbedrag van ongeveer 65.097 euro (contante betaling kasbons aan toonder in België in januari 2002) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 120.000 euro (opbrengst verkoop effecten in België in juli 2009) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 275.790 euro en/of een Fiat 500 Abarth en/of een Porsche 911 Carrera en/of negen, althans een aantal gouden ringen
(doorzoeking [adres 1] Venlo op 8 mei 2010) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 60.250 euro (doorzoeking [adres 2] te Venlo op 8 mei 2010) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 4.350.000 euro (doorzoeking [adres 1] op 23 mei 2011) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 61.450 euro (doorzoeking [adres 2] Venlo op 23 mei 2011) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 350.000 euro (doorzoekingen [adres 4] te Deurne op 2 februari 2012) en/of
- een Mercedes [kenteken 1] (doorzoeking [adres 1] Venlo op 7 februari
2012) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 840.000 euro en/of een Volkswagen Golf [kenteken 2] (doorzoeking [adres 2] Venlo op 7 februari 2012) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 70.000 euro en/of een hoeveelheid sieraden (doorzoekingen [adres 3] te Venlo op 7 februari 2012) en/of
- een horloge van het merk Rolex en/of
- een of meer andere voorwerp(en),
(telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of (tekens) verhuld wie rechthebbende(n) op dit/deze voorwerp(en) is/zijn en/of (telkens) dit/deze voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) wist (en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of heeft/hebben hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), bovenomschreven voorwerp(en) (telkens) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij/zij (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2007 tot en met 7 februari 2012 te Venlo, althans in Nederland en/of in België en/of op een of meer plaatsen elders in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, mede bestaande uit
- [persoon 1] ,
- [medeverdachte 1] ,
- [medeverdachte 2] ,
- [medeverdachte 3] ,
- [persoon 8] en/of
-een of meer ander(en)
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het witwassen van geldbedragen en/of voertuigen en/of sieraden;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD Zuidoost, kantoor Eindhoven, proces-verbaalnummer 46081, gesloten d.d. 29 oktober 2012, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 11622.
2.D0033, pagina 10558.
3.D0034, pagina 10559.
4.Proces-verbaal van bevindingen AH0281 d.d. 23 april 2012, pagina 6236-6239.
5.D0043, pagina 10574.
6.D0039, pagina 10568-10569.
7.Proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen [naam bank 1] Maaseik d.d. 15 april 2012, pagina 6236-6257.
8.Proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen [naam bank 1] Maaseik d.d. 15 april 2012, pagina 6236-6257.
9.D0041, pagina 10572.
10.D0035, pagina 10560-10561, en D036, pagina 10562-10563.
11.D0037, pagina 10564-10565.
12.D0032, pagina 10555-10556.
13.D0038, pagina 10566.
14.D0043, pagina 10576, en D044, pagina 10580.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] V02-02 d.d. 8 februari 2012, pagina 467.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] V03-07 d.d. 16 februari 2012, pagina 650-651.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] V07-10 d.d. 8 maart 2012, pagina 959.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] V07-07 d.d. 15 februari 2012, pagina 941.
19.Proces-verbaal AH0010(T) d.d. 21 juli 2010, pagina 6602, en kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 juli 2010, pagina 6588-6589.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] V05-01(T) d.d. 14 december 2010, pagina 875.
21.Proces-verbaal AH0250 d.d. 15 augustus 2012, pagina 6462-6468.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] V02-02 d.d. 8 februari 2012, pagina 461-462.
23.Geschrift zijnde een Duits proces-verbaal van verhoor van [persoon 9] RHV045-006 d.d. 7 februari 2012, pagina 10159-10161.
24.Proces-verbaal van doorzoeking AH0191 d.d. 17 februari 2012, pagina 6106-6110, met bijbehorende lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 6111-6113.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] V02-006 d.d. 8 maart 2012, pagina 520.